Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te Amsterdam, [eiseres]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen [eiseres], die sinds 2015 dakloos is, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. [eiseres] had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, die door het college op 17 december 2018 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [eiseres] ongegrond in een besluit van 5 april 2019. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 januari 2020, waarbij [eiseres] werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. T.A. Vetter.
De rechtbank overwoog dat het college beoordelings- en beleidsvrijheid heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen, vooral gezien het tekort aan sociale huurwoningen in Amsterdam. Het college had de aanvraag van [eiseres] afgewezen omdat zij niet voldeed aan de urgentiecategorieën zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016. [eiseres] voerde aan dat de beleidsregels in strijd waren met deze verordening en dat zij vanwege medische redenen in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelde echter dat de beleidsregels niet in strijd waren met de Huisvestingsverordening en dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen.
De rechtbank concludeerde dat [eiseres] niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring, omdat haar situatie niet zodanig schrijnend of uitzonderlijk was dat deze het verlenen van een urgentieverklaring zou rechtvaardigen. Het beroep van [eiseres] op het Europees Sociaal Handvest werd eveneens afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de normen van het ESH niet direct toepasbaar zijn zonder nationale wet- en regelgeving. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiseres] ongegrond.