8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verbale en fysieke bedreiging, vernieling en winkeldiefstal. Verdachte heeft, waarschijnlijk als gevolg van zijn psychiatrische problematiek en middelengebruik, gezorgd voor overlast en financiële schade bij anderen. Ook heeft hij met zijn agressieve gedrag angstgevoelens veroorzaakt bij de slachtoffers van zijn bedreigingen en bij verschillende omstanders in de publieke ruimte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils van 2 oktober 2020, opgemaakt door J. Versteeg en M. Eelman. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“
Criminogene factoren betreffen de aanwezigheid van psychiatrische problematiek, het middelgebruik en de zorgmijdende houding van betrokkene. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie, zwakbegaafdheid en multi-middelengebruik. Betrokkene zou vanuit zijn stoornis agressief gedrag kunnen vertonen en er bestaat een gevaar voor zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang (NIFP Consult Rechtspleging d.d. 27-8-2019). Het ontbreekt de heer [verdachte] tevens aan stabiele huisvesting, een structurele dagbesteding en er is sprake van een schuldenlast. Betrokkene heeft niet eerder een ambulant hulpverleningstraject gehad daar hij altijd zijn medewerking heeft geweigerd.
Gelet op de bovengenoemde factoren, achten wij een ambulant hulpverleningstraject in het kader van een voorwaardelijke veroordeling momenteel niet toereikend voor het bewerkstelligen van gedragsverandering, stabiliteit in de leefomstandigheden en daarmee een vermindering van recidive.
(…) bij de in het verleden ingezette Rechterlijke Machtiging (nu Zorgmachtiging) is geprobeerd om betrokkene te stabiliseren maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Ook een klinische behandeling binnen een regulier reclasseringstoezicht is niet mogelijk.
De ISD-maatregel is ons inziens bedoeld voor stelselmatige daders, die door het plegen van reeksen delicten veel criminaliteit en onveiligheid veroorzaken in onze samenleving. Ons inziens is deze maatregel ook bedoeld om de veelplegers adequate hulp te bieden. Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Binnen de ISD-maatregel kan structuur en zorg geboden worden waarbinnen betrokkene begeleid kan worden in de opbouw van een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan, rekening houdend met de aanwezigheid van de chronische psychiatrische problematiek bij de heer [verdachte] .”
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 oktober 2020 reclasseringswerker J. Versteeg, verbonden aan het Leger des Heils te Amsterdam als deskundige gehoord.
Hij heeft het rapport nader toegelicht en blijft bij het advies. Het kader van een zorgmachtiging acht Versteeg ontoereikend.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 18 september 2020 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. De rechtbank heeft oog voor de problematiek van verdachte en voor zijn psychische kwetsbaarheid. Uit voornoemde rapportage blijkt echter dat een lichter middel, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, geen realistisch alternatief is. Daarin speelt de afwerende houding van verdachte tegenover de geboden hulpverlening een rol. De rechtbank zal daarom de officier van justitie in de de vordering volgen. Het laten onderzoeken van de mogelijkheden voor een zorgmachtiging acht de rechtbank binnen deze strafzaak niet passend en niet aan de orde.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw, geen aanleiding om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds te toetsen, nu de verdediging daarvoor geen argumenten naar voren heeft gebracht en ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die daartoe nopen.