Bewijsoverweging ten aanzien van het ten laste gelegde feit 1
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[aangever] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld op 11 januari 2020. Hierbij is zijn Patek Phillipe Aquanaut Rose Gold horloge met een aankoopwaarde van € 30.000,- weggenomen. Vanaf 19:00 uur heeft [aangever] met zijn gezin (echtgenote en baby van zes maanden oud) gegeten bij restaurant [naam 3] dat is gevestigd op de [adres] . Omstreeks 21:20 uur verlaten zij het restaurant en lopen via de Cornelis Krusemanstraat in de richting van het Concertgebouwplein. Omstreeks 21:40 uur loopt het gezin op de De Lairessestraat ter hoogte van nummer [perceelnummer 1] als een motorscooter naast hen op het fietspad stopt. De bijrijder stapt af, loopt op [aangever] af en zegt op een dreigende toon: “Give me the money, give me the watch”. Hierbij richt de bijrijder een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [aangever] , komt op [aangever] af en slaat met het voorwerp op zijn hoofd. [aangever] zakt in elkaar op de grond en voelt dat de bijrijder zijn linkerhand vastpakt en zijn horloge losrukt. Hierna springt de bijrijder achterop de motorscooter die met grote snelheid wegrijdt. De bestuurder van de motorscooter heeft de hele tijd met een draaiende motor gewacht.
Op basis van de verklaring van [aangever] staat vast dat de ten laste gelegde diefstal met geweld is gepleegd door twee daders. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte een van die daders is en, zo ja, wat zijn rol was bij de straatroof. Voor het beantwoorden van deze vragen is het volgende van belang.
Eerder op de avond, omstreeks 20:20 uur, treffen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] twee mannen in een portiek bij de Cornelis Krusemanstraat [perceelnummer 2] . Nadat zij de mannen hebben aangesproken en hen verzocht hebben weg te gaan, zien zij dat de mannen weglopen in de richting van het Haarlemmermeercircuit. Verbalisanten vertrouwen de situatie niet helemaal en vragen via de portofoon of er politie in burger in de buurt is om de mannen in de gaten te houden.
Verbalisant [verbalisant 3] ontvangt de melding en ziet als hij ter plaatse komt de mannen rondhangen bij een bankje op het Valeriusplein. Hij ziet dat zij zich nerveus gedragen, veel om zich heen kijken en ijsberen. De mannen lopen meermalen in de richting van de Cornelis Krusemanstraat en kijken bij het [naam 3] op nummer [perceelnummer 3] naar binnen. Tegelijkertijd heeft ook verbalisant [verbalisant 4] zicht op de mannen bij het bankje en ziet ook hij dat zij met interesse kijken naar twee restaurants die zijn gevestigd op de Cornelis Krusemanstraat. [verbalisant 4] ziet daarbij dat beide mannen op enig moment met elkaar overleggen.
Omstreeks 21:40 uur ziet [verbalisant 3] dat de mannen opnieuw richting de Cornelis Krusemanstraat lopen. [verbalisant 4] ziet dat de mannen naar een motorscooter met kenteken [kenteken] lopen, opstappen en met gedoofde lichten de De Lairessestraat inrijden. [verbalisant 3] ziet de mannen langsrijden, waarbij NN1 zijn helm had opgezet en de scooter bestuurde, en ziet dat de motorscooter stopt ter hoogte van de De Lairessestraat [perceelnummer 1] . De bijrijder, NN2 met zijn grijze capuchon op, stapt gehaast af en rent tussen de geparkeerde auto’s door het trottoir op. [verbalisant 3] draait zich om om zijn fiets te pakken, waarna hij via de portofoon hoort dat er iets is voorgevallen, dat de bijrijder weer op de motorscooter is gesprongen en dat zij met hoge snelheid wegrijden. [verbalisant 4] ziet de motorscooter met hoge snelheid vanaf de De Lairessestraat via de Lassusstraat de Johannes Verhulststraat inrijden.
Mannen uit het portiek zijn de daders
[verbalisant 2] en [verbalisant 1] sturen de twee mannen omstreeks 20:20 uur uit het portiek weg. Zij beschrijven NN1 onder meer als een lichtgetinte man met een zwarte jas van vermoedelijk Canada Goose, een groene trainingsbroek en een zwarte helm in zijn hand van het merk Roof Boxer. NN2 is een lichtgetinte man met een donkergroene jas van vermoedelijk het merk Canada Goose, een grijze capuchon en een donkere trainingsbroek.
[verbalisant 3] , die de portofonische oproep van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ontvangt, verbaliseert dat de mannen die hij bij een bankje op het Valeriusplein ziet rondhangen beiden een donkere jas dragen met een donkere trainingsbroek. NN2 heeft een grijze capuchon en NN1 heeft een zwarte motorhelm in zijn hand. [verbalisant 4] beschrijft NN1 als een lichtgetinte man met een zwarte jas van mogelijk het merk Canada Goose en een zwarte helm in zijn hand. NN2 is een lichtgetinte man met een donkerkleurige jas en een lichtkleurige hoodie over zijn hoofd.
De rechtbank constateert dat de door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] gegeven signalementen van de mannen grotendeels overeenkomen met de door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gegeven signalementen. Daarnaast noemen alle verbalisanten een specifiek element, namelijk dat NN1 een zwarte motorhelm in zijn hand heeft. De conclusie dat [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de mannen hebben geobserveerd die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] uit het portiek hebben weggestuurd, is dan ook gerechtvaardigd, mede gelet op het korte tijdsbestek tussen het wegsturen van de mannen uit de portiek en het begin van de observaties door de agenten in burger. Dat deze mannen ook de straatroof hebben gepleegd, volgt uit de bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in samenhang met de verklaring van [aangever] .
Herkenning verdachte door verbalisant [verbalisant 1]
heeft in meerdere processen-verbaal geverbaliseerd dat hij NN1 in het portiek heeft herkend als verdachte. Hij heeft hierover nadere processen-verbaal opgesteld en is door de rechter-commissaris bevraagd.
De rechtbank acht de herkenning door [verbalisant 1] betrouwbaar. Hij heeft meerdere processen-verbaal opgesteld en is uitvoerig door de rechter-commissaris bevraagd. Hoewel [verbalisant 1] een jonge verbalisant is en bij de rechter-commissaris wat onzeker overkomt, blijft de kern van zijn verklaring hetzelfde: hij herkent verdachte vanwege eerdere contacten met hem op het cellencomplex. [verbalisant 1] legt ook uit waarom verdachte hem is bijgebleven, namelijk omdat hij een lastige arrestant was, die aanwijzingen vaak niet opvolgde en rebels verdrag vertoonde. Hij herkent hem onder meer aan zijn postuur, manier van praten, wenkbrauwen en baard. Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 1] verklaard dat hij voor 80 à 90% zeker was van zijn herkenning van verdachte, maar dat hij zekerheid wilde. Hierop heeft [verbalisant 1] een eigen onderzoek uitgevoerd in de politiesystemen. De rechtbank vindt dat dit iets zegt over de integriteit van [verbalisant 1] en zijn herkenning. Op dat moment was het kenteken van de bij de straatroof gebruikte scooter hem niet bekend. Dat deze scooter op naam van [neef van verdachte] (de neef van verdachte, hierna: [neef van verdachte] ) stond, is dus niet van invloed geweest op de herkenning van verdachte.
Overige belastende omstandigheden
Op 11 maart 2020 wordt verdachte in zijn woning aangehouden. De woning wordt doorzocht en daarbij worden een helm van het merk Roof Boxer en een zwarte Canada Goose jas aangetroffen. Deze passen bij het signalement van NN1 die door verbalisanten wordt geobserveerd en die tijdens de straatroof de scooter bestuurde.
Een dag na de aanhouding van verdachte vindt het volgende telefoongesprek plaats tussen [neef van verdachte] en een onbekend gebleven persoon:
NN: waar is je niffo?[neef van verdachte] : dinges manNN: gecheet (fonn)[neef van verdachte] : ja manNN: voor wat?[neef van verdachte] : voor die eneNN: he?[neef van verdachte] : voor die, je weet toch?NN: AT?[neef van verdachte] : ja man, die ansjo (fon)NN: rustig.
De rechtbank begrijpt dat met ‘niffo’ neef wordt bedoeld en met ‘ansjo’ horloge. In dat licht bezien begrijpt de rechtbank het gesprek zo dat de onbekend gebleven persoon aan [neef van verdachte] vraagt waar verdachte is. [neef van verdachte] koppelt dit aan ‘die ene’, ‘die ansjo’, oftewel dat ene horloge.
Tot slot staat de bij de straatroof gebruikte scooter met het kenteken [kenteken] op naam van [neef van verdachte] . [neef van verdachte] heeft verklaard dat alleen hij en verdachte op de scooter rijden.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van de twee daders van de straatroof is geweest. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van verdachte aan de straatroof is van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, en dus van medeplegen. Verdachte en de mededader hebben gedurende langere tijd het restaurant waar [aangever] met zijn gezin dineerde geobserveerd. Zij lijken, gelet op de doelgerichtheid en korte duur van de overval zelf, geweten te hebben van het dure horloge dat [aangever] bij zich droeg. Het was verdachte die de scooter bestuurde en tijdens de straatroof met draaiende motor bleef wachten, zodat hij en zijn mededader na de straatroof op de scooter konden vluchten.
De rechtbank acht het primair tenlastelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.