ECLI:NL:RBAMS:2020:5879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
13/016759-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof, meerdere inbraken en voorhanden hebben van een boksbeugel met gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, inbraken en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2020 samen met een mededader een horloge heeft gestolen van een slachtoffer in Amsterdam, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft ook meerdere inbraken gepleegd in een kantoor en een auto, waarbij diverse goederen zijn weggenomen. Tijdens de zitting op 19 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, de vordering gedaan en is de verdediging vertegenwoordigd door mr. C. Crince le Roy. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie als overtuigend beoordeeld, met inbegrip van getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte hebben herkend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft beslag gelegd op de in beslag genomen goederen. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding heeft vastgesteld op basis van de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/016759-20
Datum uitspraak: 3 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
thans verblijvende in [verblijfadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince le Roy, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en van wat mr. M.F.E. Sprenkels namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 19 juni 2020 – samengevat – van beschuldigd dat hij:
op 11 januari 2020 te Amsterdam met een ander of anderen met geweld een horloge heeft gestolen van [aangever] . Subsidiair is de medeplichtigheid hieraan ten laste gelegd;
op 1 maart 2020 te Amsterdam met een ander of anderen heeft ingebroken in een kantoor van parkeergarage [parkeergarage] en daarbij een computer heeft weggenomen;
op 27 april 2019 te Amsterdam met een ander of anderen heeft ingebroken in de auto van [naam 1] en daarbij een aantal goederen heeft weggenomen;
in de periode van 6 tot en met 7 maart 2020 te Amsterdam heeft ingebroken in de auto van [benadeelde partij 2] en daarbij een aantal goederen heeft weggenomen;
op 11 maart 2020 te Amsterdam twee boksbeugels voorhanden heeft gehad;
in de periode van juni 2019 tot en met september 2019 € 3.367,25 heeft witgewassen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
De herkenning door verbalisant [verbalisant 1] is betrouwbaar. Hij heeft deze duidelijk toegelicht in verschillende processen-verbaal en is hierover door de rechter-commissaris gehoord. [verbalisant 1] is niet beïnvloed door het feit dat de scooter die bij de straatroof is gebruikt op naam van [neef van verdachte] , de neef van verdachte, stond, omdat hij deze informatie pas later kreeg.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 1, 3 en 6 bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] onvoldoende betrouwbaar is om te kunnen stellen dat verdachte in het portiek is gezien, zodat niet kan worden aangekomen dat verdachte de bewuste avond in de omgeving van de plaats delict is geweest. Bovendien blijkt uit het dossier onvoldoende dat de jongens die in het portiek worden gezien dezelfde jongens zijn als de jongens die de burgereenheden hebben gezien. Overige bevindingen, zoals het tapgesprek van 12 maart 2020 tussen de neef van verdachte en een onbekend gebleven persoon, duiden niet op betrokkenheid van verdachte.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de foto’s die door een omstander zijn genomen van onvoldoende kwaliteit zijn om te komen tot een herkenning.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat uit niets de beschikkingsmacht van verdachte ten aanzien van eventuele geldbedragen kan worden afgeleid. Ook valt geen enkele handeling vast te stellen en valt niets te zeggen over een eventuele criminele herkomst van de geldbedragen.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 2, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 3 en 6
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder feiten 3 en 6 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat op basis van de foto’s in het dossier geen betrouwbare herkenning van de bijrijder van de scooter mogelijk is, nu slechts een klein deel van het gelaat van deze persoon zichtbaar is. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het feit dat verdachte door verbalisanten is herkend op deze foto. De officier van justitie heeft nog wel gesteld dat de verbalisanten beschikken over de originele foto’s en dat deze doorgaans beter van kwaliteit zijn, maar de rechtbank beschikt alleen over de foto’s in het dossier die niet van hoge kwaliteit zijn. De rechtbank beschikt niet over duidelijker foto’s en deze zijn ook ter terechtzitting niet getoond.
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank dat op 11 maart 2020 diverse bonnetjes van geldwisselkantoor [naam 2] op de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen. Uit de bonnetjes blijkt dat op diverse data buitenlandse valuta zijn omgewisseld voor in totaal € 3.367,25. De rechtbank is van oordeel dat uit het enkele aantreffen van deze bonnetjes niet kan worden afgeleid dat verdachte de op de bonnetjes genoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad of dat hij ten aanzien hiervan handelingen heeft verricht, zoals het omzetten van de geldbedragen.
4.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van het ten laste gelegde feit 1
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[aangever] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld op 11 januari 2020. Hierbij is zijn Patek Phillipe Aquanaut Rose Gold horloge met een aankoopwaarde van € 30.000,- weggenomen. Vanaf 19:00 uur heeft [aangever] met zijn gezin (echtgenote en baby van zes maanden oud) gegeten bij restaurant [naam 3] dat is gevestigd op de [adres] . Omstreeks 21:20 uur verlaten zij het restaurant en lopen via de Cornelis Krusemanstraat in de richting van het Concertgebouwplein. Omstreeks 21:40 uur loopt het gezin op de De Lairessestraat ter hoogte van nummer [perceelnummer 1] als een motorscooter naast hen op het fietspad stopt. De bijrijder stapt af, loopt op [aangever] af en zegt op een dreigende toon: “Give me the money, give me the watch”. Hierbij richt de bijrijder een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [aangever] , komt op [aangever] af en slaat met het voorwerp op zijn hoofd. [aangever] zakt in elkaar op de grond en voelt dat de bijrijder zijn linkerhand vastpakt en zijn horloge losrukt. Hierna springt de bijrijder achterop de motorscooter die met grote snelheid wegrijdt. De bestuurder van de motorscooter heeft de hele tijd met een draaiende motor gewacht.
Op basis van de verklaring van [aangever] staat vast dat de ten laste gelegde diefstal met geweld is gepleegd door twee daders. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte een van die daders is en, zo ja, wat zijn rol was bij de straatroof. Voor het beantwoorden van deze vragen is het volgende van belang.
Eerder op de avond, omstreeks 20:20 uur, treffen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] twee mannen in een portiek bij de Cornelis Krusemanstraat [perceelnummer 2] . Nadat zij de mannen hebben aangesproken en hen verzocht hebben weg te gaan, zien zij dat de mannen weglopen in de richting van het Haarlemmermeercircuit. Verbalisanten vertrouwen de situatie niet helemaal en vragen via de portofoon of er politie in burger in de buurt is om de mannen in de gaten te houden.
Verbalisant [verbalisant 3] ontvangt de melding en ziet als hij ter plaatse komt de mannen rondhangen bij een bankje op het Valeriusplein. Hij ziet dat zij zich nerveus gedragen, veel om zich heen kijken en ijsberen. De mannen lopen meermalen in de richting van de Cornelis Krusemanstraat en kijken bij het [naam 3] op nummer [perceelnummer 3] naar binnen. Tegelijkertijd heeft ook verbalisant [verbalisant 4] zicht op de mannen bij het bankje en ziet ook hij dat zij met interesse kijken naar twee restaurants die zijn gevestigd op de Cornelis Krusemanstraat. [verbalisant 4] ziet daarbij dat beide mannen op enig moment met elkaar overleggen.
Omstreeks 21:40 uur ziet [verbalisant 3] dat de mannen opnieuw richting de Cornelis Krusemanstraat lopen. [verbalisant 4] ziet dat de mannen naar een motorscooter met kenteken [kenteken] lopen, opstappen en met gedoofde lichten de De Lairessestraat inrijden. [verbalisant 3] ziet de mannen langsrijden, waarbij NN1 zijn helm had opgezet en de scooter bestuurde, en ziet dat de motorscooter stopt ter hoogte van de De Lairessestraat [perceelnummer 1] . De bijrijder, NN2 met zijn grijze capuchon op, stapt gehaast af en rent tussen de geparkeerde auto’s door het trottoir op. [verbalisant 3] draait zich om om zijn fiets te pakken, waarna hij via de portofoon hoort dat er iets is voorgevallen, dat de bijrijder weer op de motorscooter is gesprongen en dat zij met hoge snelheid wegrijden. [verbalisant 4] ziet de motorscooter met hoge snelheid vanaf de De Lairessestraat via de Lassusstraat de Johannes Verhulststraat inrijden.
Mannen uit het portiek zijn de daders
[verbalisant 2] en [verbalisant 1] sturen de twee mannen omstreeks 20:20 uur uit het portiek weg. Zij beschrijven NN1 onder meer als een lichtgetinte man met een zwarte jas van vermoedelijk Canada Goose, een groene trainingsbroek en een zwarte helm in zijn hand van het merk Roof Boxer. NN2 is een lichtgetinte man met een donkergroene jas van vermoedelijk het merk Canada Goose, een grijze capuchon en een donkere trainingsbroek.
[verbalisant 3] , die de portofonische oproep van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ontvangt, verbaliseert dat de mannen die hij bij een bankje op het Valeriusplein ziet rondhangen beiden een donkere jas dragen met een donkere trainingsbroek. NN2 heeft een grijze capuchon en NN1 heeft een zwarte motorhelm in zijn hand. [verbalisant 4] beschrijft NN1 als een lichtgetinte man met een zwarte jas van mogelijk het merk Canada Goose en een zwarte helm in zijn hand. NN2 is een lichtgetinte man met een donkerkleurige jas en een lichtkleurige hoodie over zijn hoofd.
De rechtbank constateert dat de door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] gegeven signalementen van de mannen grotendeels overeenkomen met de door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gegeven signalementen. Daarnaast noemen alle verbalisanten een specifiek element, namelijk dat NN1 een zwarte motorhelm in zijn hand heeft. De conclusie dat [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de mannen hebben geobserveerd die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] uit het portiek hebben weggestuurd, is dan ook gerechtvaardigd, mede gelet op het korte tijdsbestek tussen het wegsturen van de mannen uit de portiek en het begin van de observaties door de agenten in burger. Dat deze mannen ook de straatroof hebben gepleegd, volgt uit de bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in samenhang met de verklaring van [aangever] .
Herkenning verdachte door verbalisant [verbalisant 1]
heeft in meerdere processen-verbaal geverbaliseerd dat hij NN1 in het portiek heeft herkend als verdachte. Hij heeft hierover nadere processen-verbaal opgesteld en is door de rechter-commissaris bevraagd.
De rechtbank acht de herkenning door [verbalisant 1] betrouwbaar. Hij heeft meerdere processen-verbaal opgesteld en is uitvoerig door de rechter-commissaris bevraagd. Hoewel [verbalisant 1] een jonge verbalisant is en bij de rechter-commissaris wat onzeker overkomt, blijft de kern van zijn verklaring hetzelfde: hij herkent verdachte vanwege eerdere contacten met hem op het cellencomplex. [verbalisant 1] legt ook uit waarom verdachte hem is bijgebleven, namelijk omdat hij een lastige arrestant was, die aanwijzingen vaak niet opvolgde en rebels verdrag vertoonde. Hij herkent hem onder meer aan zijn postuur, manier van praten, wenkbrauwen en baard. Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 1] verklaard dat hij voor 80 à 90% zeker was van zijn herkenning van verdachte, maar dat hij zekerheid wilde. Hierop heeft [verbalisant 1] een eigen onderzoek uitgevoerd in de politiesystemen. De rechtbank vindt dat dit iets zegt over de integriteit van [verbalisant 1] en zijn herkenning. Op dat moment was het kenteken van de bij de straatroof gebruikte scooter hem niet bekend. Dat deze scooter op naam van [neef van verdachte] (de neef van verdachte, hierna: [neef van verdachte] ) stond, is dus niet van invloed geweest op de herkenning van verdachte.
Overige belastende omstandigheden
Op 11 maart 2020 wordt verdachte in zijn woning aangehouden. De woning wordt doorzocht en daarbij worden een helm van het merk Roof Boxer en een zwarte Canada Goose jas aangetroffen. Deze passen bij het signalement van NN1 die door verbalisanten wordt geobserveerd en die tijdens de straatroof de scooter bestuurde.
Een dag na de aanhouding van verdachte vindt het volgende telefoongesprek plaats tussen [neef van verdachte] en een onbekend gebleven persoon:
NN: waar is je niffo?[neef van verdachte] : dinges manNN: gecheet (fonn)[neef van verdachte] : ja manNN: voor wat?[neef van verdachte] : voor die eneNN: he?[neef van verdachte] : voor die, je weet toch?NN: AT?[neef van verdachte] : ja man, die ansjo (fon)NN: rustig.
De rechtbank begrijpt dat met ‘niffo’ neef wordt bedoeld en met ‘ansjo’ horloge. In dat licht bezien begrijpt de rechtbank het gesprek zo dat de onbekend gebleven persoon aan [neef van verdachte] vraagt waar verdachte is. [neef van verdachte] koppelt dit aan ‘die ene’, ‘die ansjo’, oftewel dat ene horloge.
Tot slot staat de bij de straatroof gebruikte scooter met het kenteken [kenteken] op naam van [neef van verdachte] . [neef van verdachte] heeft verklaard dat alleen hij en verdachte op de scooter rijden.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van de twee daders van de straatroof is geweest. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van verdachte aan de straatroof is van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, en dus van medeplegen. Verdachte en de mededader hebben gedurende langere tijd het restaurant waar [aangever] met zijn gezin dineerde geobserveerd. Zij lijken, gelet op de doelgerichtheid en korte duur van de overval zelf, geweten te hebben van het dure horloge dat [aangever] bij zich droeg. Het was verdachte die de scooter bestuurde en tijdens de straatroof met draaiende motor bleef wachten, zodat hij en zijn mededader na de straatroof op de scooter konden vluchten.
De rechtbank acht het primair tenlastelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 2, 4 en 5
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten 2, 4 en 5 heeft begaan. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit geldt dat verdachte slechts heeft erkend dat hij de schoenen uit de auto heeft gestolen, maar de rechtbank heeft geen reden om eraan te twijfelen dat verdachte ook de andere in de aangifte genoemde goederen heeft weggenomen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 11 januari 2020 te Amsterdam in de Lairessestraat tezamen en in vereniging met een ander, een horloge merk Patek Phillipe Aquanuat, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
- door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever] te richten en
- door die [aangever] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen zijn hoofd te slaan en
- door tegen die [aangever] te zeggen; “give me the money, give me the watch”, en
- door de hand van [aangever] vast te pakken en
- door vervolgens het horloge van de arm van die [aangever] te rukken;
Feit 2
op 1 maart 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, vanuit een kantoor van een parkeergarage [parkeergarage] , een computer, merk Apple Imac, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen computer onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een deur van dat kantoor;
Feit 4
in de periode van 6 tot 7 maart 2020 te Amsterdam uit een personenauto, merk Mercedes, meerdere paar schoenen, merk Louboutin en Philip Plein, en een laptop, merk Apple, en Airpods en parfums, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak op een ruit van die personenauto;
Feit 5
op 11 maart 2020 te Amsterdam
- Een boksbeugel, een wapen van categorie I onder 3°, en
- een boksbeugel voorzien van een stiletto, een wapen van categorie I onder 1,
voorhanden heeft gehad;

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest bepleit.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
6.3.1
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij hij met zijn mededader een duur Patek Philippe horloge heeft weggenomen. Verdachte en zijn mededader bevonden zich al enige tijd voor de straatroof in de omgeving van het restaurant waar [aangever] en zijn gezin aan het eten waren. Uit de bevindingen van verbalisanten blijkt dat zij meerdere malen bij het restaurant naar binnen keken. Het lijkt er dan ook op dat zij hun slachtoffer hebben uitgekozen in verband met het dure horloge dat [aangever] droeg.
De straatroof is een ernstig feit. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde straatroof een traumatische ervaring moet zijn geweest voor [aangever] en zijn echtgenote. Daarnaast is het buitengewoon ernstig dat de aanwezigheid van een baby van zes maanden oud verdachte en zijn mededader er niet van hebben weerhouden [aangever] met een op vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen en hem daarmee te slaan. Uit een foto van [aangever] bij zijn aangifte en een letselverklaring blijkt dat hij daaraan een fikse snee in zijn voorhoofd heeft overgehouden, die op de spoedeisende hulp gelijmd diende te worden. De rechtbank neemt het verdachte en zijn mededader zeer kwalijk dat zij alleen oog hebben gehad voor hun eigen gewin, zonder stil te staan bij de gevolgen voor [aangever] en zijn gezin.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een kantoor en een auto-inbraak. Dit zijn vervelende feiten die de eigenaren van het kantoor en de auto overlast, schade en ergernis hebben bezorgd. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom en was schijnbaar slechts uit op eigen financieel gewin. Zelfs het feit dat hij vanwege een blessure aan zijn voet op krukken liep, weerhield verdachte er niet van om voor financieel gewin deze inbraken te plegen. Tot slot heeft verdachte twee boksbeugels voorhanden gehad, waarvan één voorzien was van een stiletto.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de indruk gekregen dat verdachte een berekenende houding heeft aangenomen. Hij heeft geen daadwerkelijke verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Weliswaar heeft hij ten aanzien van de feiten, waar hij op de krukken op beelden te herkennen is en ten aanzien van spullen die in zijn slaapkamer zijn gevonden, een bekennende verklaring afgelegd, maar geen inzicht in zijn beweegredenen gegeven, ondanks het feit dat hij hierover op zitting uitvoerig is ondervraagd. Dit baart de rechtbank zorgen, nu hij in staat is gebleken ernstige feiten als een straatroof te plegen. De spijtbetuiging van verdachte is op de rechtbank niet geheel oprecht overgekomen.
6.3.2
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft twee gesprekken met een psycholoog gehad. Uit het daarover opgemaakt Pro Justitia rapport (gedateerd 3 juni 2020) blijkt – samengevat – dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het vaststellen van een psychische stoornis. Er is vanuit gedragsdeskundig oogpunt dan ook geen reden om een behandeling in een strafrechtelijk kader te adviseren. Wel zijn er sterke aanwijzingen voor problemen in zijn morele ontwikkeling en kan worden gesproken van antisociale trekken in zijn persoonlijkheid, hoewel er te weinig aanknopingspunten zijn om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een evidente antisociale ontwikkeling in de persoonlijkheid van verdachte.
Ook Reclassering Nederland beschrijft in haar rapport (gedateerd 10 juni 2020) dat er sterke aanwijzingen zijn voor problemen in de morele ontwikkeling. Het is volgens de reclassering geïndiceerd dat verdachte leert om zich assertief op te stellen, tijdig situaties leert herkennen die dreigen te escaleren en probleemoplossende vaardigheden ontwikkelt. Reclassering Nederland adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden, een contactverbod en meewerken aan dagbesteding.
Uit het strafblad van verdachte (gedateerd 12 mei 2020) blijkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar dat deze veroordelingen nog niet onherroepelijk zijn. Verdachte is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor geweldsdelicten. Het strafblad van verdachte heeft dan ook geen invloed op het bepalen van de strafmaat.
6.3.3
Straf
Gelet op de ernst van de feiten, in het bijzonder de gewelddadige straatroof met enig letsel als gevolg, is de rechtbank van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en ter afschrikking van de samenleving en van verdachte in het bijzonder slechts kan worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Hoewel de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie ziet zij, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.

7.Beslag

Onder verdachte zijn een brommer en een helm in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard. Deze zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen verklaarde feit 1 is begaan.

8.Vorderingen tot schadevergoeding

8.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 2.509,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is als volgt samengesteld:
IMac computer € 1.849,-
Uren nodig voor herinstallatie computer € 500,-
Betaalde hulp bij herinstallatie computer € 50,-
Nieuw deurslot € 30,-
Opruimen garage, reparatie en montage slot € 80,-
Totaal € 2.509,-
8.1.1
De iMac-computer
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voor de computer inmiddels € 1.400,- van de verzekeraar heeft ontvangen. Dit betekent dat sprake is van subrogatie ex artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek: door betaling gaat de vordering van de benadeelde partij over naar de verzekeraar die de schade heeft betaald. Hierdoor krijgt de verzekeraar als ‘derde’ een vordering op de veroorzaker van de schade, in casu verdachte. De benadeelde partij heeft dan ook geen recht meer op het bedrag van € 1.400,- en daarom wordt dit gedeelte van de vordering afgewezen.
Voor het restende bedrag van € 449,- geldt dat geen sprake is van subrogatie, omdat de verzekeraar slechts de rechten verkrijgt tot het bedrag dat hij aan de verzekerde, in casu de benadeelde partij, heeft betaald. De rechtbank kan echter niet vaststellen of en zo ja in hoeverre nog een resterend deel aan schadevergoeding toewijsbaar is. Met betrekking tot de computer, die ruim vier jaar geleden is aangekocht, is immers sprake van afschrijving door ouderdom. Zonder nadere bewijsvoering, die in dit geval naar het oordeel van de rechtbank een onredelijke belasting van het strafproces zou opleveren, is niet vast te stellen wat de omvang van die afschrijving is. De rechtbank acht het aannemelijk dat de afschrijving meer dan € 449,- bedraagt. Ten aanzien van dit gedeelte van de vordering zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Hij kan dit gedeelte van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.1.2
Herinstallatie computer en opruimen garage
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde kosten voor de herinstallatie van de computer, de betaalde hulp hierbij, het opruimen van de garage en de reparatie en montage van het nieuwe slot (in totaal € 630,-) niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft deze kosten niet met stukken onderbouwd en namens de verdediging zijn deze kosten gemotiveerd betwist. Nadere bewijsvoering op dit punt zou een onredelijke belasting van het strafproces opleveren.
8.1.3
Nieuw deurslot
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor het nieuwe deurslot toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 maart 2020), nu deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit 2, voldoende met stukken zijn onderbouwd en niet door de verdediging zijn betwist.
8.1.4
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan hem de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8.1.5
Hoofdelijkheid
Het te vergoeden bedrag van € 30,-, vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van de diefstal met braak.
8.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 4)
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 6.425,95,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is als volgt samengesteld:
Louis Oplato Louboutin schoenen € 795,-
Philipp Plein Phantom Kid schoenen € 1.498,-
Fluo Louis Vuitton orange/grey sjaal € 440,-
Centure Louis Vuitton € 435,-
Airpods Apple € 318,-
Mophie Powerstation € 139,95
Apple Notebook € 2.800,-
Totaal € 6.425,95,-
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting de vordering verminderd, in die zin dat de posten die zien op de Louboutin schoenen en de Philipp Plein schoenen komen te vervallen.
Het voorgaande maakt dat de totaal gevorderde schade € 4.132,95 bedraagt.
Daarnaast vordert de benadeelde partij proceskosten bestaande uit de kosten die zijn gemaakt voor bijstand van een advocaat ter hoogte van € 922,-.
8.2.1
Louis Vuitton sjaal
De rechtbank is van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen het bewezen verklaarde feit 4 en de sjaal niet kan worden vastgesteld. Uit de aangifte van de benadeelde partij blijkt immers niet dat de sjaal is weggenomen noch blijkt dit uit de rest van het dossier. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk worden verklaard. Hij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.2.2
Apple Notebook
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij zich niet verzet tegen matiging van het gevorderde schadebedrag, omdat de laptop al vijf jaar oud is.
Vaststaat dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit 4 rechtstreekse schade is toegebracht. Gelet op het feit dat de laptop al vijf jaar oud is en dus in waarde verminderd is, schat de rechtbank de waarde van de laptop op € 1.000,-. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook ter hoogte van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (7 maart 2020), worden toegewezen.
8.2.3
Overige posten
Uit de aangifte van de benadeelde partij volgt dat bij de inbraak in zijn auto ook een Louis Vuitton centure, Apple airpods en een Mophie Powerstation (in totaal € 892,95) zijn weggenomen. Hoewel verdachte de diefstal van deze goederen ontkent, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de aangifte.
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor deze goederen dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (7 maart 2020), nu deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit 4, voldoende met stukken zijn onderbouwd en (de hoogte ervan) niet gemotiveerd is betwist.
8.2.4
Proceskosten
Kosten voor rechtsbestand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering. Een redelijke uitleg van dit artikel brengt met zich dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief Kanton, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 350,- (2 punten à € 175,-).
8.2.5
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij 2] wordt als extra waarborg voor betaling aan hem de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, met uitzondering voor het toegewezen bedrag aan proceskosten, nu deze kosten van rechtsbijstand niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f lid 1 Sv (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de ten laste gelegde feiten 3 en 6 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 4 en 5 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5
handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart verbeurd:
STK Motorfiets (blauw, merk: Piaggio, bouwjaar 1994), goednummer 5800013;
1 STK Helm (Roof), goednummer 5895041.
Vorderingen tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van € 30,- (dertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van de schade (1 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor een bedrag van € 1.079,- (duizendnegenenzeventig euro) niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.400,- (veertienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] , aan de Staat € 30,- (dertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Voornoemd bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van € 1.892,95 (achttienhonderdtweeënnegentig euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van de schade (7 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering tot vergoeding van de materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 350,- (driehonderdenvijftig euro).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] , aan de Staat €1.892,95 (achttienhonderdtweeënnegentig euro en vijfennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Voornoemd bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juli 2020.
[(...)]