ECLI:NL:RBAMS:2020:5970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
13/752159-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in een vordering ex artikel 23 Overleveringswet met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel

Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 18 januari 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 oktober 2017 door de regionale rechtbank in Opole, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1973 in Polen, was in deze zaak betrokken.

De behandeling van de vordering vond aanvankelijk plaats op 9 mei 2019, waarbij de officier van justitie, mr. R. Vorrink, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak toen voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van een herzieningsverzoek in Polen.

Op de openbare zitting van 26 november 2020 werd de behandeling hervat. De officieren van justitie, mrs. J.J.M. Asbroek en K. van der Schaft, waren aanwezig, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet op de zitting verschenen. De rechtbank ontving voorafgaand aan deze zitting e-mailcorrespondentie waaruit bleek dat het EAB en de signalering van de opgeëiste persoon waren ingetrokken. Gelet op deze informatie verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering ex artikel 23 OLW en stelde vast dat de (geschorste) overleveringsdetentie was beëindigd.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, samen met mrs. M.C.M. Hamer en M.E.M. James-Pater, en werd uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752159-17
RK nummer: 19/417
Datum uitspraak: 26 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 oktober 2017 door
the Regional Court in Opole(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] ( Polen ) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres] [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de uitkomst van een herzieningsverzoek in Polen.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 26 november 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officieren van justitie mrs. J.J.M. Asbroek en K. van der Schaft. De opgeëiste persoon en zijn raadsman zijn, met instemming van de rechtbank, niet op de zitting verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 9 mei 2019 verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Officier van justitie niet-ontvankelijk

De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting van 26 november 2020 e-mail correspondentie ontvangen, waaruit blijkt dat het EAB en de signalering van de opgeëiste persoon zijn ingetrokken. Gelet hierop zal de rechtbank, in overeenstemming met het verzoek van de officier van justitie op de zitting van 26 november 2020, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering ex artikel 23 OLW.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering ex artikel 23 OLW.
STELT VASTdat de (geschorste) overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.