ECLI:NL:RBAMS:2020:6127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 100
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking van de eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres ontving sinds 14 mei 2018 een bijstandsuitkering, maar deze werd per 30 september 2019 ingetrokken door verweerder. Dit besluit volgde op een onderzoek naar de woonsituatie van eiseres, nadat er signalen waren ontvangen dat zij mogelijk woonfraude pleegde. Eiseres was twee keer niet verschenen op afspraken met verweerder, wat leidde tot de conclusie dat zij onvoldoende medewerking had verleend. Eiseres stelde in beroep dat verweerder onterecht had geoordeeld dat haar recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat zij de oproep voor de afspraak van 30 september 2019 nooit had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de oproepbrief op het juiste adres was afgeleverd en dat eiseres verantwoordelijk was voor het tijdig bekijken van haar post. De rechtbank volgde de argumenten van verweerder en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering in redelijkheid kon plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/100

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 3 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres per 30 september 2019 ingetrokken.
Met het besluit van 25 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres ontving sinds 14 mei 2018 een bijstandsuitkering. Op 10 juli 2019 heeft verweerder een e‑mail van een [functie] woonfraude van woningbouwvereniging [naam] ( [naam] ) ontvangen. De consulent schrijft dat zij bij drie huisbezoeken op het adres van eiseres niet eiseres maar anderen in de woning heeft aangetroffen. Verweerder heeft naar aanleiding van deze mail een onderzoek naar het recht op bijstand van eiseres ingesteld. Verweerder heeft hiertoe nadere vragen gesteld aan [naam] . Ook hebben handhavingsspecialisten van verweerder op 19 september 2019 onaangekondigd een bezoek gebracht aan de woning van eiseres. Zij hebben eiseres niet aangetroffen. De handhavingsspecialisten hebben toen een brief met een oproep voor een gesprek op 26 september 2019 in de brievenbus van eiseres gedeponeerd. Op 24 september 2019 heeft eiseres zich telefonisch voor dat gesprek afgemeld wegens ziekte.
2. Op 26 september 2019 hebben handhavingsspecialisten van verweerder wederom onaangekondigd de woning van eiseres bezocht. Zij hebben eiseres niet aangetroffen. Op een afspraak van 30 september 2019 is eiseres vervolgens niet verschenen.
3. Met een besluit van 30 september 2019 is de bijstandsuitkering van eiseres per die datum opgeschort. In dat besluit is eiseres ook voor een afspraak op 2 oktober 2019 uitgenodigd. Eiseres is niet verschenen op de afspraak van 2 oktober 2019.
4. Met een besluit van 2 oktober 2019 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres per 26 september 2019 ingetrokken. Met het primaire besluit heeft verweerder het besluit van 2 oktober 2019 laten vervallen en de bijstandsuitkering van eiseres per 30 september 2019 ingetrokken.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard daaraan ten grondslag leggend dat eiseres twee keer zonder afmelding niet op een gesprek is verschenen. Hierdoor kan verweerder niet bepalen of zij recht op bijstand heeft. Eiseres moet volgens verweerder zelf zorgen voor een goede ontvangst van haar post, zodat ze tijdig op oproepen kan reageren.
6.1
Eiseres voert in beroep tegen het bestreden besluit aan dat verweerder onterecht heeft geoordeeld dat haar recht op bijstand niet is vast te stellen nu zij twee keer niet op een afspraak is verschenen. De verzochte gegevens zijn niet van belang voor het recht op bijstand. Eiseres heeft de oproepbrief voor de afspraak van 30 september 2019 nooit ontvangen. De oproep voor de afspraak van 2 oktober 2019 (in de opschorting van 30 september 2019) heeft zij pas na 2 oktober 2019 gezien. Zij heeft toen gelijk contact gezocht met haar schuldhulpverlener, die op zijn beurt contact met verweerder heeft opgenomen. De termijn tussen de oproep van 30 september 2019 en de afspraak van 2 oktober 2019 is volgens eiseres onredelijk kort. Eiseres vindt de intrekking van haar uitkering daarom niet terecht.
6.2
Eiseres voert verder aan dat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door het besluit van 2 oktober 2019 te vervangen door het primaire besluit. Als zij bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 2 oktober 2019, was dat namelijk gegrond geweest, omdat zij de afspraak van 26 september 2019 met een geldige reden heeft afgezegd en deze niet ten grondslag aan een intrekking mocht worden gelegd. Zij is dus door het primaire besluit benadeeld.
Wat vindt de rechtbank?
7. Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht verweerder het besluit van 2 oktober 2019 vervangen door het primaire besluit?
8. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat verweerder het besluit van 2 oktober 2019 niet mocht vervangen door het primaire besluit. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in het besluit van 2 oktober 2019 de uitkering van eiseres abusievelijk per 26 september 2019 en niet per 30 september 2019 werd beëindigd. Aan het besluit van 2 oktober 2019 werd ten onrechte de gemiste afspraak van 26 september 2019 (in combinatie met de gemiste afspraak van 2 oktober 2019) ten grondslag gelegd. Dat had de gemiste afspraak van 30 september 2019 (in combinatie met de gemiste afspraak van 2 oktober 2019) moeten zijn. Indien eiseres bezwaar tegen het besluit van 2 oktober 2019 zou hebben gemaakt, zou verweerder in het besluit op bezwaar hebben gedaan wat zij nu met het primaire besluit heeft gedaan, namelijk de uitkering per 30 september 2019 intrekken. Eiseres is dus niet benadeeld doordat het besluit van 2 oktober 2019 is vervangen door het primaire besluit. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat verweerder hiermee heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Mocht verweerder de bijstandsuitkering van eiseres per 30 september 2019 intrekken?
9. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres en eiseres daartoe voor een gesprek op kantoor opgeroepen. De woonsituatie van eiseres is relevant voor het vaststellen van haar recht op een bijstandsuitkering. Verweerder mocht hier onderzoek naar doen naar aanleiding van de e-mail van [naam] . De rechtbank vindt dat de medewerking van eiseres door naar een gesprek met verweerder te komen, uitleg te geven over haar woonsituatie en bankafschriften te overleggen, redelijkerwijs nodig was om het recht op bijstand vast te stellen.
10. Eiseres stelt dat zij de oproepbrief van 26 september 2019 voor de afspraak van 30 september 2019 nooit heeft ontvangen. Bij ontkenning van ontvangst van een niet‑aangetekend verzonden brief, is het aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat een brief wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. [1] Uit het rapport van bevindingen van 3 oktober 2019 blijkt dat twee handhavingsspecialisten van verweerder op 26 september 2019 een bezoek hebben gebracht aan het door eiseres opgegeven uitkeringsadres, [adres] te [plaatsnaam] . Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat [adres] te [plaatsnaam] haar adres was. Omdat er ondanks herhaaldelijk aanbellen niet werd gereageerd, hebben zij de oproepbrief voor de afspraak op 30 september 2019 in de brievenbus gedeponeerd. Het rapport van bevindingen is opgemaakt en ondertekend door één van de handhavingsspecialisten. Verweerder heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat op 26 september 2019 de oproepbrief voor het gesprek van 30 september 2019 op het adres van eiseres is ontvangen. Het valt eiseres dus te verwijten dat zij niet op de afspraak van 30 september 2019 is verschenen en zich niet voorafgaand heeft afgemeld.
11. Eiseres betwist niet dat zij de oproep van 30 september 2019 voor de afspraak van 2 oktober 2019 heeft ontvangen. Eiseres is, tussen partijen is dit niet in geschil, zonder voorafgaand bericht niet verschenen op de afspraak van 2 oktober 2019. Eiseres voert aan dat ze de oproepbrief te laat heeft gezien. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van één á twee dagen tussen de oproep en de afspraak niet zo kort is dat het voor eiseres niet mogelijk was aan die oproep te voldoen of om op zijn minst om uitstel te vragen. [2] Het is de verantwoordelijkheid van eiseres als bijstandsaanvrager ervoor te zorgen dat zij haar post op tijd bekijkt. [3] Het valt eiseres dus te verwijten dat zij niet op de afspraak van 2 oktober 2019 is verschenen en zich niet voorafgaand heeft afgemeld. Het betoog van eiseres dat de schuldhulpverlener van eiseres een paar dagen na de afspraak van 2 oktober 2019 nog over de gemiste afspraak met verweerder heeft gebeld maakt dit niet anders.
12. Verweerder kon in redelijkheid de bijstandsuitkering van eiseres per 30 september 2019 intrekken. Eiseres heeft onvoldoende medewerking verleend door niet op de afspraak van 30 september 2019 te verschijnen nadat zij door verweerder was opgeroepen. Eiseres heeft dit verzuim niet hersteld nadat verweerder haar die gelegenheid heeft geboden. Eiseres is immers ook niet naar de afspraak van 2 oktober 2019 gekomen na te zijn opgeroepen.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: Toepasselijke wetgeving

Artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet (Pw)
De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 54 van de Pw
1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
2. Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
(..)
4. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:851.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2901.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3307.