In deze zaak hebben twee stadsnomaden, die sinds maart 2020 op een verlaten terrein in Amsterdam verblijven in twee caravans en een bestelbus, een voorlopige voorziening aangevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit, genomen op 26 november 2020, hield in dat de stadsnomaden een last onder bestuursdwang opgelegd kregen, waarbij hen werd opgedragen het strijdig gebruik van het terrein te beëindigen en alle caravans, voertuigen en materieel te verwijderen. De stadsnomaden hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om schorsing van het besluit totdat het bezwaar is behandeld.
De zitting vond plaats op 16 december 2020 via een Skype-verbinding. De voorzieningenrechter oordeelde dat het handhavend optreden van de gemeente in dit geval onevenredig zou zijn, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder de stadsnomaden zich bevinden. De voorzieningenrechter nam in overweging dat de stadsnomaden geen overlast veroorzaken, dat er geen acute noodzaak is voor handhaving, en dat de werkzaamheden voor de hockeyvelden pas in het voorjaar van 2021 beginnen. Bovendien is er een harde lockdown van kracht, waardoor het voor de stadsnomaden moeilijk is om een andere legale standplaats of woning te vinden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de stadsnomaden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om bij handhaving rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen.