ECLI:NL:RBAMS:2020:6577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
AMS 17/3439
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vergoeding van proceskosten. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit besluit betrof de beëindiging van eisers WGA-uitkering. Eiser trok zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werkgever van eiser ook als derde-partij aan het geding heeft deelgenomen en eveneens om proceskostenvergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding voor eiser vastgesteld op € 1.691,51, maar het verzoek van de ex-werkgever om vergoeding van proceskosten afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ex-werkgever niet zelfstandig beroep had ingesteld en dat het aan verweerder was om het bestreden besluit te verdedigen. De rechtbank heeft ook de hoogte van de kosten voor reis- en verblijfskosten en tolkkosten beoordeeld, waarbij een deel van de verzoeken werd toegewezen en een deel werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures, met verwijzingen naar relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3439

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] in [land] , eiser,

(gemachtigde: [naam] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam]
ex-werkgever van eiser,
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 8 juni 2017 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 11 mei 2017 (het bestreden besluit).
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 januari 2018. Partijen zijn bij gemachtigde verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Op 17 april 2020 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De ex-werkgever heeft op 15 mei 2020 verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op 20 juli 2020 en 3 augustus 2020 verweer gevoerd. Eiser heeft op 29 juli 2020 op dat verweer gereageerd.

Overwegingen

Omvang van het geschil
1. Verweerder heeft eiser bij primaire besluit van 20 januari 2014 vanaf 10 oktober 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. [1] Bij primair besluit van 16 januari 2015 heeft verweerder eiser bericht dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 11 februari 2015 wordt omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Tegen deze besluiten heeft eisers ex-werkgever bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij het bestreden besluit dat bezwaar tegen het besluit van 20 januari 2014 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 16 januari 2015 gegrond verklaard, het primaire besluit van 16 januari 2015 ingetrokken en besloten eisers WIA-uitkering per 12 juni 2017 te beëindigen.
2. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de ex-werkgever te laat bezwaar heeft gemaakt tegen beide primaire besluiten en dat verweerder daar in het bestreden besluit ten onrechte aan voorbij is gegaan. Verder heeft eiser inhoudelijke argumenten aangevoerd tegen het bestreden besluit voor zover daarin het bezwaar van de werkgever gegrond is verklaard. Eisers ex-werkgever is als belanghebbende aangemerkt.
3. Verweerder heeft met de herziene beslissing op bezwaar van 12 maart 2020 het bezwaar van eisers ex-werkgever opnieuw gegrond verklaard, de intrekking van het primaire besluit van 16 januari 2015 ongedaan gemaakt en eiser een IVA-uitkering toegekend. [2]
Intrekking met verzoek vergoeding proceskosten
4. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep. [3] Eiser heeft verder gevraagd om een bedrag van in totaal € 674,00 voor reis- en verblijfskosten en een bedrag van in totaal € 4.435,22 (incl. btw) voor vertaalkosten. De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is voor een deel gegrond en voor een deel ongegrond. [4]
5. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) op het standpunt gesteld dat de vertaalkosten door eiser zelf moeten worden betaald. [5] Eiser is in bezwaar niet gehoord noch ter zitting van de rechtbank.
6. Eiser heeft verweerders standpunt betwist en aangevoerd dat tolkenkosten sedert
12 maart 2002 in de limitatieve opsomming van het Bpb zijn opgenomen. Eiser heeft, om gebruik van zijn recht om rechtsmiddelen aan te wenden, gebruik mogen maken van een tolk/vertaler.
Beoordeling forfaitaire kosten
7. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder is teruggekomen op de intrekking van eisers WGA-uitkering per 12 juni 2017. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 1.312,50 als kosten van verleende rechtsbijstand. [6]
Beoordeling reis- en verblijfskosten
8.1
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij kosten heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting op 9 januari 2018. Eiser heeft de zitting echter niet kunnen bijwonen omdat eiser na afloop van de zitting op de rechtbank arriveerde. Eiser heeft de gevraagde kostenvergoeding van € 279,00 niet onderbouwd omdat hij, ondanks verzoeken daartoe, geen nota van de busmaatschappij heeft gekregen.
Eiser is niet ter zitting verschenen. Eiser heeft de gevraagde kostenvergoeding evenmin aannemelijk gemaakt. Dat betekent dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten in zoverre wordt afgewezen.
8.2
Eiser is op verzoek van de rechtbank onderzocht door verzekeringsarts [naam] . Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Eiser heeft de gevraagde kostenvergoeding van in totaal € 394,99 met stukken onderbouwd.
De reis- verblijfskosten die eiser in het kader van het door de rechtbank gelaste medisch onderzoek op 24 oktober 2018 heeft gemaakt komen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten betrekking hebben op eiser zelf. Bij het onderzoek was eisers echtgenote aanwezig. De kosten die betrekking hebben op eisers echtgenote komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dat betekent dat een bedrag van € 197,50 (€ 394,99 : 2) voor vergoeding in aanmerking komt. Het verzoek wordt voor het overige afgewezen.
Beoordeling vertaal-/tolkkosten
9.1
De door eiser gevraagde tolkkosten van € 379,60 (excl. btw) die zijn gemaakt in het kader van het door de rechtbank gelaste medisch onderzoek op 24 oktober 2018 komen voor vergoeding in aanmerking voor zover de kosten de tarieven in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Besluit) niet overschrijden. Uit de door eiser overgelegde nota heeft de tolk 3 uren in rekening gebracht tegen een uurtarief van € 85,00 (excl. btw) en een reiskostenvergoeding van € 0,70 gevraag (afstand 178 km). Op grond van de tarieven in het Besluit mag hooguit een uurtarief van € 43,89 worden gevraagd en een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer. [7] De rechtbank acht de door de tolk opgegeven tijdbesteding van 3 uren redelijk. Verweerder dient een bedrag van € 180,51 (3 x € 43,89 + 178 x
€ 0,28) aan eiser te vergoeden. Het verzoek wordt voor het overige afgewezen.
9.2
De door eiser gevraagde vergoeding van vertaalkosten wordt voor het overige afgewezen. [8] De door eiser gevraagde vergoeding komt niet voor in de limitatieve opsomming in artikel 1 van het Bpb en valt evenmin onder de noemer tolkenkosten. [9] Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt in zoverre afgewezen.
10. De totale door verweerder aan eiser te betalen proceskostenvergoeding bedraagt
€ 1.691,51 (€ 1.312,50 + € 197,50 + € 180,51).
Beoordeling proceskosten werkgever
11. De werkgever van eiser heeft in de beroepsfase gevraagd om een proceskostenvergoeding in beroep. [10] De rechtbank wijst dit verzoek om vergoeding van de proceskosten af. In beginsel staat het Bpb een proceskostenvergoeding aan de belanghebbende toe. [11] In dat geval moet het belang van de belanghebbende worden bezien in het licht van de gevoerde procedure en de uitkomst van de zaak. Verweerder heeft met het bestreden besluit een voor eisers ex-werkgever gunstige beslissing genomen. Dat neemt niet weg dat, voor zover de ex-werkgever het niet eens is met dat besluit, het op haar weg ligt om beroep in te stellen. Het belang van de belanghebbende kan niet gelegen zijn in het verdedigen van het bestreden besluit. Het is immers de taak van verweerder om het bestreden besluit te verdedigen. [12]
De ex-werkgever van eiser heeft er in de onderhavige beroepsprocedure voor gekozen om alleen als belanghebbende te worden aangemerkt en niet (ook) zelfstandig beroep in te stellen.
Eisers belang bij de onderhavige beroepszaak was niet op voorhand hetzelfde als dat van eisers ex-werkgever. Dat de door eiser aangevoerde argumenten werden ondersteund door hetgeen door de ex-werkgever in de beroepsprocedure werd ingebracht, maakt niet dat de daaraan verbonden kosten via een proceskostenvergoeding ten laste van verweerder kunnen komen. Verweerder heeft met de herziene beslissing op bezwaar het bestreden besluit gewijzigd door, voor zover hier relevant, de intrekking van eisers WGA-uitkering ongedaan te maken (en daarmee te vernietigen). In dat geval blijft een proceskostenvergoeding ten gunste van de belanghebbende achterwege. [13]
12. Verweerder heeft in de herziene beslissing van 12 maart 2020 op bezwaar voor de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase verwezen naar de proceskostenvergoeding die de ex-werkgever van eiser (bezwaarmaker) in het bestreden besluit is toegekend. Een veroordeling ten laste van verweerder ten behoeve van een proceskostenvergoeding voor de ex-werkgever dient om die reden achterwege te blijven.
Griffierecht
13. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 46,00 te vergoeden. [14]

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
  • wijst het verzoek van eiser om vergoeding van de proceskosten voor het overige af;
  • wijst het verzoek van de ex-werkgever om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op **
20 oktober 2020
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een hogerberoepschrift opsturen naar de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. U kunt een hogerberoepschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.WGA is de afkorting van Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, één van de twee
2.IVA is de afkorting van Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten, één van de twee
3.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
4.onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
5.verwijzingen naar artikel 6:5 Awb en de limitatieve opsomming in artikel 1 Bpb
6.onder toepassing van het Bpb als volgt berekend: 2,5 punten -1 punt voor het beroepschrift plus 1
7.op grond van artikel 4, eerste lid, bedraagt het tarief voor tolken voor de vergoeding van
8.zie onder meer CRvB 25 juni 1997, RSV 1998/86 en ECLI:NL:CRVB:2018:1864
9.als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb. Dit artikel is van toepassing op
10.bestaande uit een forfaitaire vergoeding van 3 punten voor het beroepschrift (1 punt), het verschijnen
11.artikel 8:75, eerste lid, Awb, zie ook Pres. CRvB 23 maart 1994, JB 1994/83
12.Vz ABRvS 22 december 1995, NA 1996/119
13.ABRvS 9 oktober 1997, NA 1997/554
14.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, Awb