ECLI:NL:RBAMS:2020:7255

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
C/13/668868 / HA ZA 19-740
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad door UWV met betrekking tot arbeidsongeschiktheidsuitkering en niet verstrekt GAK-rapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en het UWV. De eiser, die in 1977 ziek werd, heeft jarenlang een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, maar betwist de hoogte daarvan. Hij stelt dat het UWV, en zijn rechtsvoorganger DETAM, onrechtmatig heeft gehandeld door hem niet tijdig het GAK-rapport te verstrekken, dat cruciale informatie bevatte voor de vaststelling van zijn uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat DETAM in 1983 over het GAK-rapport beschikte, maar dit niet aan de eiser heeft overgelegd, wat in strijd is met de zorgvuldigheid die van een bestuursorgaan mag worden verwacht. De rechtbank oordeelt dat het UWV aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden als gevolg van dit nalaten. De eiser vordert schadevergoeding, die door de rechtbank wordt toegewezen, en de zaak wordt verwezen naar de schadestaatprocedure om de exacte schade vast te stellen. De rechtbank veroordeelt het UWV ook in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/668868 / HA ZA 19-740
Vonnis van 9 december 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.N. van der Ham te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
RAAD VAN BESTUUR UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en het Uwv genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juni 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 12 februari 2020, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van niet-gehouden zitting van 23 april 2020,
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2020 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1977 was de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidswetgeving in handen van verschillende bedrijfsverenigingen, bijvoorbeeld de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen (DETAM). DETAM voerde zelf haar administratie uit en verrichte ook alle uitvoeringshandelingen (waaronder keuringen en betalingen). Enkele andere bedrijfsverenigingen hadden de administratie en uitvoering uitbesteed aan het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK). De bedrijfsverenigingen zijn per 1 maart 1997 opgeheven en opgegaan in het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), de uitvoering werd sinds die datum gedaan door vijf uitvoeringsinstellingen. Per 1 maart 2002 zijn het Lisv en die uitvoeringsinstellingen opgeheven en opgegaan in het Uwv. DETAM is dus een rechtsvoorganger van het Uwv.
2.2.
[eiser] werkte in 1977 in een supermarkt. Hij ontving van zijn werkgever geen loonspecificaties. Hij heeft zich op 28 februari 1977 ziekgemeld. Aan [eiser] is aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Hij heeft echter, in verband met zijn ziekmelding, aanspraak gemaakt op een ziektewet- en arbeidsongeschiktheidsuitkering. Omdat hij ook bij andere werkgevers had gewerkt, die onder een andere bedrijfsvereniging dan DETAM vielen, en omdat onduidelijk was in welke periode, bij welke werkgever, de eerste ziektedag lag, hebben achtereenvolgens verschillende bedrijfsverenigingen zich met deze aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering beziggehouden. Een van deze bedrijfsverenigingen was de Bedrijfsvereniging voor de Overheid (BV Overheid).
2.3.
Het GAK heeft in opdracht van een van de bedrijfsverenigingen onderzoek gedaan naar de loongegevens van [eiser] . Op 1 september 1980 heeft het GAK hierover rapport uitgebracht aan die bedrijfsvereniging. Uit dit rapport (hierna: het GAK-rapport) valt af te leiden dat het dagloon van [eiser] per 1 maart 1978 fl. 84,05 was.
2.4.
Op 16 oktober 1980 heeft BV Overheid de behandeling van de ziekmelding van [eiser] overgedragen aan DETAM.
2.5.
Op 24 februari 1983 heeft DETAM per 1 maart 1978 aan [eiser] een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, gebaseerd op arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 % en berekend naar een dagloon van fl. 58,38. [eiser] heeft tegen dit besluit op 8 maart 1983 beroep ingesteld bij de toenmalige Raad van Beroep. Hij heeft DETAM verzocht hem de stukken toe te zenden. DETAM heeft het dagloon opnieuw vastgesteld op fl. 69,52 en de hoogte van het uitkeringsbedrag aangepast. Vervolgens heeft [eiser] zijn beroep ingetrokken.
2.6.
Nadien heeft [eiser] meerdere malen navraag gedaan naar de berekening van de hoogte van het dagloon en ook procedures gevoerd over de hoogte van het dagloon. In 2012 heeft het Uwv het dagloon vastgesteld op fl. 80,44. In een besluit van 17 december 2013 heeft het Uwv het uitkeringsbedrag met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 herzien en alsnog gebaseerd op het dagloon van fl. 80,44. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het kader van de bezwaarprocedure heeft het Uwv [eiser] in 2014 de relevante stukken toegezonden. Hierbij bevond zich ook het GAK-rapport. Na het bezwaar en beroep tegen het besluit op bezwaar van 6 juni 2014 heeft het Uwv tijdens het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep (de Centrale Raad) erkend dat het dagloon fl. 84,05 moest zijn. Vervolgens heeft de Centrale Raad in zijn uitspraak van 17 augustus 2016 vastgesteld dat het dagloon per 1 maart 1978 fl. 84,05 moest zijn en geoordeeld dat het Uwv [eiser] niet tekort heeft gedaan door terugwerkende kracht toe te passen tot 1 januari 2008. De Centrale Raad heeft het besluit van 6 juni 2014 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met de juiste berekening en specificatie.
2.7.
Vervolgens heeft het Uwv in een nieuw besluit op bezwaar van 28 december 2016, met een aanvullende specificatie van 14 maart 2017, de uitkering van [eiser] herzien en met ingang van 1 januari 2008 een uitkering toegekend, gebaseerd op het (geïndexeerde) dagloon van fl. 84,05 per 1 maart 1978. Het Uwv heeft ter uitvoering van dit besluit een nabetaling aan [eiser] gedaan over de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2017. Het betrof een bedrag van € 8.404,20 bruto, wat neerkomt op € 4.572,73 netto. [eiser] heeft bij de Centrale Raad beroep ingesteld tegen beide besluiten. De Centrale Raad heeft het beroep tegen het besluit van 28 december 2016 gegrond verklaard omdat de specificatie ontbrak. Het beroep tegen het aanvullende besluit van 14 maart 2017 is ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart
  • dat het Uwv onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en
  • dat het Uwv volledig aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade, bestaande uit in ieder geval de te weinig betaalde uitkering over de periode 1 maart 1978 tot 1 januari 2008, de geleden fiscale schade, de niet-vergoede kosten voor juridische bijstand en de immateriële schade, een en ander met wettelijke rente.
[eiser] vordert dat de rechtbank het Uwv veroordeelt tot vergoeding van de geleden schade, op te maken bij staat.
Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van het Uwv in de kosten van de procedure en de nakosten. [eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het Uwv, althans DETAM, jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor hij schade heeft geleden. Het onrechtmatig handelen is in feite een nalaten. DETAM beschikte immers al die tijd over het GAK-rapport, maar UWV heeft het pas in 2014 aan hem verstrekt. DETAM had dit al moeten doen in 1983, toen [eiser] DETAM tijdens de procedure bij de Raad van Beroep verzocht om toezending van de stukken. Andere tijdstippen waarop DETAM, dan wel het Uwv dit rapport had moeten verstrekken zijn naar aanleiding van een brief van [eiser] van 18 januari 1996 met een verzoek om informatie over de wijze waarop zijn uitkering wordt en werd berekend en naar aanleiding van een brief van [eiser] van 22 augustus 2006 met een verzoek om inzicht in de berekening en herziening van het dagloon. De verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de belanghebbende toe te zenden, volgt volgens [eiser] tegenwoordig uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en voorheen uit de algemene zorgplicht van het bestuursorgaan jegens de bezwaarmaker. Doordat het Uwv het GAK-rapport al die jaren niet heeft overgelegd, heeft [eiser] niet kunnen aantonen dat zijn dagloon te laag was vastgesteld. Hij heeft hierdoor schade geleden omdat hij tot 1 januari 2008 steeds een te laag uitkeringsbedrag heeft ontvangen. De schade bestaat daarnaast uit fiscale schade in verband met de nabetaling van de te weinig ontvangen uitkering. De kosten voor juridische bijstand zijn gemaakt in de diverse procedures die [eiser] tegen het Uwv heeft moeten voeren voordat het juiste dagloon werd vastgesteld. Ook heeft [eiser] immateriële schade geleden door de stress die het jarenlange strijden voor zijn gelijk heeft veroorzaakt en doordat hij jarenlang onder het bestaansminimum heeft geleefd.
3.3.
Het Uwv voert als verweer dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, dan wel dat de rechtbank onbevoegd is om van de vordering van [eiser] kennis te nemen omdat de Centrale Raad al een oordeel heeft gegeven over de periode van terugwerkende kracht. Daarmee staat volgens het Uwv vast dat het besluit om de terugwerkende kracht te beperken tot 1 januari 2008 rechtmatig is en is mogelijkheid afgesneden om de onrechtmatigheid van het besluit aan de civiele rechter voor te leggen. Dit volgt uit het arrest Changoe/Staat [1] Het oordeel van de Centrale Raad omvat volgens het Uwv ook het GAK-rapport, omdat dit rapport zich in het procesdossier van de Centrale Raad bevond. Verder betwist het Uwv dat het onrechtmatig heeft gehandeld. Het Uwv betwist namelijk dat DETAM, dan wel het Uwv, op de door [eiser] genoemde tijdstippen beschikte over het GAK-rapport. Uit het feit dat DETAM het rapport tijdens de procedure voor de Raad van Beroep in 1983 niet heeft overgelegd, kan juist worden afgeleid dat DETAM niet over dat rapport beschikte. DETAM heeft het rapport pas in 2008 toegevoegd aan het elektronisch dossier van het Uwv, naar aanleiding van een vraag via de Nationale Ombudsman. Het Uwv voert daarnaast als verweer dat sprake is van eigen schuld van [eiser] omdat uit zijn stellingen blijkt dat hij eerder dan in 2014 op de hoogte was van het bestaan van het GAK-rapport, maar eerder geen actie heeft ondernomen. Tot slot betwist het Uwv enkele van de door [eiser] genoemde schadeposten, te weten de fiscale en de immateriële schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank en ontvankelijkheid van [eiser]

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat [eiser] zijn vordering heeft gegrond op onrechtmatige daad. Omdat hij een civiele grondslag aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, is de civiele rechter in beginsel bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.2.
In artikel 8:89 van de Awb staat dat de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad in enige of hoogste aanleg oordeelt. Dit artikel is op 1 juli 2013 ingevoerd met de Wet nadeelscompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen. [eiser] heeft aan zijn vordering echter niet de onrechtmatigheid van een besluit ten grondslag gelegd, maar een onrechtmatig feitelijk nalaten van het Uwv in 1983, dan wel 1996, dan wel 2006. Vanwege de door [eiser] aangewezen tijdstippen is de Wet nadeelscompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen niet van toepassing. Voor de bevoegdheidsverdeling tussen de civiele en de bestuursrechter moet dus worden gekeken naar het recht zoals dat gold vóór 1 juli 2013. Daaruit volgt dat [eiser] de keuze had om zijn vordering in te stellen bij de civiele of de bestuursrechter. Hij heeft gekozen om de vordering tot schadevergoeding voor te leggen aan de civiele rechter. Dat betekent dat de rechtbank bevoegd is.
4.3.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [eiser] vanwege de leer van de formele rechtskracht ontvankelijk is in zijn vordering. In dat verband stelt de rechtbank voorop dat alleen het besluit van het Uwv 14 maart 2017 formele rechtskracht heeft gekregen. De andere besluiten uit 2013, 2014 en 2016 zijn vernietigd. Omdat [eiser] bovendien niet een onrechtmatig besluit, maar een onrechtmatig feitelijk nalaten aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, is het door het UWV aangehaalde arrest Changoe/Staat niet van toepassing. Uit de uitspraken van de Centrale Raad blijkt verder niet dat het verweten feitelijk nalaten in de procedures bij de Centrale Raad aan bod is geweest. De Centrale Raad heeft voor de beoordeling van de periode van terugwerkende kracht slechts onderzocht vanaf welk moment [eiser] heeft verzocht om herziening van de eerdere besluiten. De enkele omstandigheid dat het GAK-rapport zich op dat moment wel in het procesdossier bevond, is onvoldoende om te oordelen dat de Centrale Raad ook een oordeel heeft gegeven of heeft kunnen geven over het verweten feitelijk nalaten. Het nalaten het GAK-rapport over te leggen stond immers los van de in die procedures voorliggende besluitvorming. De formele rechtskracht van het besluit van 14 maart 2017 staat dan ook niet in de weg aan de ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering.
Het GAK-rapport
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv, in het licht van de onderbouwde stellingen van [eiser] , onvoldoende heeft betwist dat zij in 1983 over het GAK-rapport beschikte. [eiser] heeft voldoende toegelicht hoe zijn dossier in de periode tussen 1987 en 1983 meerdere keren door de ene bedrijfsvereniging is overgedragen aan een andere en uiteindelijk bij DETAM is terechtgekomen, die aan hem de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft toegekend. Het enkele feit dat DETAM in 1983 tijdens de procedure bij de Raad van Beroep het rapport niet heeft overgelegd is onvoldoende om aan te nemen dat deze bedrijfsvereniging op dat moment dus niet over dat rapport beschikte. Uit de omstandigheid dat het DETAM is geweest die in 2008 het rapport heeft toegevoegd aan het digitale dossier van het Uwv volgt juist dat DETAM in elk geval op dat moment over het rapport beschikte, terwijl het Uwv niet heeft toegelicht op welke wijze het rapport ná 1983 maar vóór 2007 bij DETAM terecht zou zijn gekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is komen vast te staan dat DETAM in 1983 beschikte over het GAK-rapport, maar het desondanks niet op verzoek van [eiser] aan hem heeft overgelegd.
4.5.
De rechtbank is ook van oordeel dat dit nalaten van DETAM, de rechtsvoorganger van het Uwv, onrechtmatig is, want in strijd met de zorgvuldigheid die bij de vaststelling van en het procederen over de hoogte van een arbeidsongeschiktheidsuitkering van een bestuursorgaan mag worden verwacht. Dit nalaten is aan het Uwv toe te rekenen.
4.6.
Met betrekking tot het beroep van het Uwv op eigen schuld oordeelt de rechtbank als volgt. Anders dan het Uwv kan de rechtbank uit de stellingen van [eiser] niet afleiden dat hij op enig eerder moment bekend was of had moeten zijn met het GAK-rapport. Hij heeft slechts achteraf, aan de hand van de inmiddels beschikbare dossierstukken, gereconstrueerd wat er is gebeurd. Er is niet gebleken dat hem enig verwijt te maken valt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat [eiser] op dit punt eigen schuld heeft.
4.7.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden. Hij heeft ook voldoende gesteld dat deze schade het gevolg is van het nalaten van het Uwv, omdat hij pas op basis van het GAK-rapport aan het Uwv heeft kunnen aantonen wat de juiste hoogte van het dagloon was. Dat betekent dat de rechtbank de zaak verwijst naar de schadestaatprocedure. De inhoudelijke verweren van het Uwv met betrekking tot de verschillende schadeposten kunnen in die procedure aan de orde komen.
Conclusie
4.8.
De conclusie is dat het Uwv aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het feit dat het Uwv niet naar aanleiding van het verzoek van 8 maart 1983 het GAK-rapport aan hem heeft overgelegd. Dit betekent dat de vorderingen worden toegewezen.
4.9.
Het Uwv wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.482,01
4.10.
De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat het Uwv onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
5.2.
verklaart voor recht dat het Uwv aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade;
5.3.
veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het feit dat het Uwv niet na 8 maart 1983 het GAK-rapport aan hem heeft overgelegd, op te maken bij staat;
5.4.
veroordeelt het Uwv in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.482,01,
5.5.
veroordeelt het Uwv in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat het Uwv niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, en mr. M. Wiltjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020.

Voetnoten

1.Arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1992, NJ 1992/687.