Beoordeling
Is de vordering rechtsgeldig overgedragen op [eiser] ?
6. In een “akte van cessie” van 9 december 2015 is opgenomen:
“Hierbij draagt (…) [naam] zijn vordering op Perfect Housing te Amsterdam, bestaande uit de in 2012 aan Perfect Housing betaalde bemiddelingskosten inzake de huur van het huis aan de [adres] van € 1600, over op de heer [eiser] (…)”De akte is ondertekend. Daarmee is voldoende duidelijk dat [naam] de vordering tot terugbetaling van de bemiddelingskosten op [eiser] heeft overgedragen. Dat die vordering thans in de vorm van schadevergoeding met als grondslag onrechtmatige daad tegen [gedaagde 2] aanhangig wordt gemaakt, staat niet aan het aannemen van die overdracht in de weg. Voldoende duidelijk is dat bedoeld is over te dragen vorderingen die verband houden met de stelling dat de bemiddelingskosten onverschuldigd zijn betaald. De akte is dus voldoende bepaald. Het verweer van [gedaagde 2] dat van een rechtsgeldige cessie geen sprake is faalt dan ook.
Heeft Perfect Housing zowel bij de huurder als bij de verhuurder bemiddelingskosten in rekening gebracht?
7. [eiser] heeft in de conclusie van repliek gesteld dat Perfect Housing dubbele bemiddelingskosten in rekening heeft gebracht, namelijk zowel bij de huurder als bij de verhuurder. [eiser] heeft daarbij gewezen op de eigen stelling van Perfect Housing dat Perfect Housing aan de verhuurder voor het plaatsen van de advertentie op de website 7% marketingfee in rekening bracht. Dit zijn volgens [eiser] in feite bemiddelingskosten. [eiser] heeft zich ter onderbouwing beroepen op een factuur van een andere klant van zijn gemachtigde, waaruit blijkt welke bedragen bij de verhuurders door Perfect Housing in rekening worden gebracht. [eiser] heeft toegelicht dat de hoogte van de bemiddelingskosten afhankelijk is van de maandhuur en de duur van de overeenkomst.
8. [gedaagde 2] heeft dat betwist. Volgens hem betaalde de verhuurder geen bemiddelingsfee aan Perfect Housing. De woning waar het in deze zaak om gaat, was onderdeel van een portefeuille van een verhuurmakelaar en Perfect Housing gaf woningeigenaren de mogelijkheid om hun woning te presenteren op haar website. Daarvoor was de woningeigenaar een vergoeding verschuldigd van 7%. Daarvan is ook melding gemaakt aan de huurder in de bemiddelingsovereenkomst. [gedaagde 2] betwist dat de verhuurder van de woning aan Perfect Housing (stilzwijgend) de opdracht heeft gegeven tot het doen verhuren van de woning of het aanbieden daarvan. Dat Perfect Housing de huurovereenkomst opstelde is slechts een bijkomende omstandigheid, aldus [gedaagde 2] .
9. [gedaagde 2] heeft niet (nader) toegelicht wat onder marketingfee moet worden verstaan en hoe die werd berekend. Hij heeft enkel verwezen naar een percentage. [gedaagde 2] heeft de stelling van [eiser] dat de vergoeding die aan de verhuurder in rekening wordt gebracht afhankelijk is van het aantal maanden dat de huurovereenkomst is gesloten en de hoogte van de maandhuur niet weersproken. De vergoeding wordt in rekening gebracht als de huurovereenkomst met de verhuurder is gesloten. Daarmee is de door [gedaagde 2] genoemde marketingfee in feite een vergoeding voor bemiddeling bij het tot stand komen van de huurovereenkomst tussen [naam] en de verhuurder. De verhuurder is immers een vergoeding aan Perfect Housing verschuldigd voor de presentatie van diens woning op www.perfecthousing.com, de site waarop huurders woningen kunnen vinden. Door bemiddeling van Perfect Housing komt de huurovereenkomst tot stand, waarbij Perfect Housing de huurovereenkomst nota bene opstelt. Er wordt daarom geoordeeld dat Perfect Housing aan de verhuurder bemiddelingskosten in rekening bracht.
10. In dat geval mocht Perfect Housing geen bemiddelingskosten in rekening brengen bij de huurder. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 7:417 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 7:427 BW. Het beding waarin dat is overeengekomen is nietig, omdat er in dat geval sprake is van een niet redelijk voordeel als bedoeld in artikel 7:264 BW. In de brief van 30 november 2015 gericht aan Perfect Housing (zie 2.6), heeft [eiser] zich hierop beroepen.
Is [gedaagde 2] als bestuurder aansprakelijk voor terugbetaling van bemiddelingskosten?
11. Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Naast aansprakelijkheid van een vennootschap voor diens handelen kan onder bijzondere omstandigheden een bestuurder van een vennootschap aansprakelijk zijn. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). 11. [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde 2] welbewust als bestuurder heeft toegestaan dat Perfect Housing in strijd met de wet zowel aan de verhuurder als aan de huurder bemiddelingskosten in rekening bracht bij de totstandkoming van de huurovereenkomst en dat hij er geen rekening mee heeft gehouden dat deze moesten worden terugbetaald. [gedaagde 2] is daarom aansprakelijk voor de terugbetaling daarvan. [eiser] verwijst voor dit standpunt naar een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam van 22 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:10144. 11. Het enkel verwijzen naar een vonnis in een andere procedure waarin een oordeel is gegeven over bestuurdersaansprakelijkheid is onvoldoende om aansprakelijkheid in dit geval aan te nemen. Of er sprake is van bestuursaansprakelijkheid hangt namelijk af van de concrete omstandigheden van het geval. In de zaak voor de rechtbank Rotterdam was sprake van een ander feitencomplex, alleen al omdat in die zaak de bemiddelaar in rechte was veroordeeld tot betaling en de vennootschap daartoe niet overging. In die zaak was er ook geen sprake van een “marketingfee”.
14. Het feit dat dubbele bemiddelingskosten in rekening zijn gebracht, terwijl dat niet was toegestaan, is op zichzelf niet voldoende om aan de zware maatstaf van bestuurdersaansprakelijkheid te voldoen. Dan moet de bestuurder daarvan immers persoonlijk een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Daarvoor zijn aanvullende omstandigheden vereist en die zijn door [eiser] (niet) voldoende gesteld. Bijvoorbeeld is niet onderbouwd dat [gedaagde 2] als bestuurder willens en wetens Perfect Housing in strijd met de wet heeft laten handelen om alsnog dubbele bemiddelingskosten in rekening te kunnen brengen, terwijl dat in strijd was met dwingend recht. Ook is onvoldoende gesteld voor de conclusie dat Perfect Housing dubbele bemiddelingskosten heeft willen verhullen, door een vergoeding onder de term ‘marketingfee’ bij de verhuurder in rekening te brengen. Bestuurdersaansprakelijkheid op deze grond is daarom niet komen vast te staan.
15. [eiser] heeft de aansprakelijkheid van [gedaagde 2] als bestuurder voorts gegrond op het feit dat Perfect Housing is ontbonden, nadat in twee rechtszaken over bemiddelingskosten in haar nadeel was beslist en zij daardoor de belangen van haar schuldeisers heeft veronachtzaamd.
16. Indien enkel met het oogmerk om schuldeisers te benadelen tot een liquidatie van een vennootschap wordt overgegaan, temeer daar waar het gaat om vorderingen die zijn ontstaan doordat de vennootschap in strijd met de wet heeft gehandeld, kan dat als een ernstig persoonlijk verwijt van een bestuurder worden aangemerkt en dus onrechtmatig zijn. Dit is ook overwogen in punt 15. van het vonnis van de kantonrechter van 2 mei 2019 in deze rechtbank (ECLI:NL:RBAMS:3782), waarnaar [eiser] verwijst.
17. Echter, dient wel vast komen te staan dat er nog baten in de vennootschap aanwezig zouden zijn geweest die de vordering van [eiser] hadden kunnen dekken, als niet tot liquidatie van de vennootschap zou zijn besloten. Als er geen baten meer in Perfect Housing aanwezig waren, zou [eiser] ook geen terugbetaling van Perfect Housing hebben gekregen. Dan zou er ook niet zonder meer sprake kunnen zijn van opzettelijke benadeling en van oorzakelijk verband tussen de liquidatie en de schade van [eiser] . Nu [eiser] niet heeft gesteld dat er nog baten aanwezig waren (en [gedaagde 2] heeft dit betwist), wordt het ervoor gehouden dat dat niet het geval was.
18. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat is voldaan aan de onder 11. genoemde vereisten voor bestuurdersaansprakelijkheid.
19. [eiser] heeft zich nog wel beroepen op misbruik van identiteitsverschil tussen Perfect Housing en Principle Vastgoed B.V., een onderneming waarnaar de websites www.perfecthousing.nl en www.perfecthousing.com verwezen nadat Pefrect Housing was ontbonden. Voor zover [eiser] daarmee heeft bedoeld te stellen dat Perfect Housing vermogen aan Principle Vastgoed ter beschikking heeft gesteld om dezelfde activiteiten als Perfect Housing te gaan uitvoeren enkel onder een andere identiteit, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. [gedaagde 2] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het gestelde misbruik van identiteitsverschil en daarop is [eiser] bij repliek niet meer ingegaan. Haar stellingen in de dagvaarding kunnen tegenover dat gemotiveerde verweer geen stand houden.
20. Het voorgaande betekent dat bestuurdersaansprakelijkheid op deze grond evenmin kan worden aangenomen.
Oneerlijke handelspraktijk?
21. Bij repliek heeft [eiser] nog gesteld dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk van Scope Group. De stellingen voor zover die tegen Scope Group zijn gericht kunnen echter niet meegenomen worden in de beslissing, omdat Scope Group failliet is en de procedure jegens haar is geschorst (zie hiervoor onder 1.). [eiser] heeft voorts niet duidelijk gemaakt op welke grond de gestelde oneerlijke handelspraktijk tot aansprakelijkheid van [gedaagde 2] als bestuurder zou moeten leiden of op een andere grond. [eiser] moet zelf feiten en omstandigheden stellen op grond waarvan [gedaagde 2] in haar ogen aansprakelijk is. Dat heeft [eiser] niet (voldoende) duidelijk gedaan. De kantonrechter kan dat niet enkel afleiden uit uitspraken die in andere zaken - met andere feitencomplexen - zijn gedaan.
Conclusie
22. De conclusie is dat bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 2] of aansprakelijkheid op andere gronden in deze zaak niet kan worden aangenomen. De vordering moet worden afgewezen.
23. [eiser] moet als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten worden belast.