Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 20 februari 2020. Het EAB was uitgevaardigd door het Parket bij het Hof van beroep te Gent op 13 juni 2019 en betrof een vrijheidsstraf van 37 maanden voor de opgeëiste persoon, die de Bulgaarse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 14 januari 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door een raadsvrouw en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering toelaatbaar is, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering. De rechtbank heeft ook de weigeringsgronden van artikel 12 OLW beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering.
De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en de griffier was aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.