ECLI:NL:RBAMS:2021:1711

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
13/304012-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld door middel van een voetbaltruc

Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 november 2020 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een mededader een straatroof heeft gepleegd op een slachtoffer, waarbij een Rolex-horloge werd geprobeerd te stelen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 maart 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de vordering heeft ingediend. De verdachte, zonder vaste woon- en verblijfplaats, werd op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen herkend als een van de daders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de slachtoffers benaderden onder het voorwendsel van een high five, waarna een worsteling ontstond. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de bewijsmiddelen in het dossier gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot straatroof. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voltooide straatroof, maar heeft de poging tot diefstal met geweld bewezen verklaard. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/304012-20
Datum uitspraak: 26 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I. L’Ghdas, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – samengevat – ervan beschuldigd dat hij op 28 november 2020 te Amsterdam met een ander of anderen een straatroof heeft gepleegd op [slachtoffer] , waarbij zijn Rolex-horloge of zijn Rolex-horlogeband is weggenomen. Mocht de rechtbank dit niet bewezen achten, dan wordt verdachte beschuldigd van een poging daartoe.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
[slachtoffer] en [slachtoffer 2] liepen op 28 november 2020 omstreeks 22:30 uur op de Singel te Amsterdam. Er kwamen twee mannen achter hen lopen. De eerste man wilde een high five geven, maar [slachtoffer] wilde dit liever niet. Er ontstond een worsteling en de tweede man kwam er bij. Een van de mannen pakte de pols van [slachtoffer] , waar hij zijn Rolex-horloge droeg, en zette zijn been tussen diens benen. [slachtoffer 2] heeft de eerste man een stoot in zijn gezicht gegeven en probeerde te voorkomen dat het horloge werd gestolen. Daarbij is hij in zijn hand gebeten door de tweede man. Het lukte [slachtoffer 2] om het horloge uit de handen van de man te trekken. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] het uurwerk en een deel van het bandje terug. Zijn horloge was zo’n € 8.000,- waard.
Beide mannen waren licht getint en hadden donker haar. Volgens [slachtoffer 2] droeg de eerste man een beige jas en de tweede man een paarse of blauwe jas.
4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, de voltooide straatroof, maar dat het subsidiair tenlastegelegde, de poging daartoe, wel kan worden bewezen. Een deel van het horlogebandje is weg, maar het feit dient als geheel te worden gekwalificeerd als een poging, nu het oogmerk was gericht op diefstal van het horloge en niet op diefstal van het horlogebandje.
Op de camerabeelden van hotel [naam hotel] is zichtbaar dat verdachte kort voor het incident zeer in de nabijheid van de plaats delict met een persoon met een wit tasje loopt. Uit getuigenverklaringen blijkt dat een van de daders een wit tasje bij zich droeg.
Verdachte past in de omschrijving van de dader die [slachtoffer 2] heeft gebeten. Het blijft een raadsel hoe verdachte aan het letsel in zijn gezicht is gekomen. Hij is immers niet de persoon die is geslagen door [slachtoffer 2] .
De verklaring van verdachte is volkomen onaannemelijk. Hij verklaart wisselend over onder andere zijn omgang met de persoon met het wit tasje en zijn aanwezigheid op de brug. Ook lijkt zijn verklaring te zijn afgestemd op het dossier.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Verdachte voldoet niet aan het signalement dat [slachtoffer 2] geeft van de persoon die hij heeft geslagen. Verdachte droeg geen beige, maar een bruine jas. De overige kenmerken zijn te algemeen om waarde aan te hechten. De andere dader droeg een blauwe of paarse jas en kan dus niet verdachte zijn geweest. Een belangrijk kenmerk van verdachte wordt niet genoemd: de scheuren van zijn broek. Een getuige heeft verklaard dat een van de daders een Colmar-jas droeg. De jas van verdachte was van het merk Just Over The Top.
Dat verdachte op de camerabeelden van hotel [naam hotel] is gezien, is een contra-indicatie voor zijn vermeende betrokkenheid. Hij loopt daar namelijk met iemand die een groene jas draagt. Geen van de aangevers of getuigen verklaart over een dader die een groene jas draagt.
Aan de aanwezigheid van verdachte in de buurt van de plaats delict mag geen betekenis van gewicht toekomen, evenals aan het feit dat hij wegrende voor de politie. Verdachte verblijft illegaal in Nederland en was bang te worden aangehouden en uitgezet. De daders zijn bovendien in een andere richting weggerend dan waar verdachte werd gezien.
De verbalisanten hebben onterecht geconcludeerd dat verdachte verwondingen in zijn gezicht had voordat zij hem aanhielden. Zij bevonden zich op zo’n vijf meter afstand van verdachte en het was donker. Verdachte heeft gezichtsbeharing en dat was wat zij zagen.
Mocht de rechtbank niet meegaan in dit betoog, dan heeft de raadsman vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Er kan hoogstens sprake zijn van een poging tot straatroof, omdat het uurwerk niet is buitgemaakt en het oogmerk niet gericht kan zijn geweest op het horlogebandje.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die het incident hebben gezien, hebben verklaard dat een van de daders een wit tasje bij zich droeg. Op camerabeelden van hotel [naam hotel] , gelegen op het adres [adres hotel] , zijn om 22:27 uur twee mannen zichtbaar. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte op basis van deze beelden herkend. Verdachte, die op zitting heeft erkend dat hij op de beelden is te zien, is met een man die een wit tasje draagt. De mannen steken de Spuistraat over en lopen de Paleisstraat in, richting de Singel. Om 22:30 uur vindt op de Singel het incident met [slachtoffer] en [slachtoffer 2] plaats. Om 22:31 uur zijn op camerabeelden van hotel [naam hotel 2] , vijftig meter van de plaats delict, twee mannen zichtbaar die komen rennen vanaf de plaats delict op de Singel. Met name de kleding en het postuur van de voorop rennende man wijkt niet af van de kleding en het postuur van verdachte. De andere rennende man houdt iets lichtkleurigs vast.
Verbalisanten kregen om 22:35 uur de melding over een beroving door twee mannen. Via de portofoon werd doorgegeven dat een van de mannen een paarse jas droeg. Op een brug bij de kruising tussen de Raadhuisstraat en de Singel zagen zij een man staan die een paarse jas droeg. Dit bleek later verdachte te zijn. Verdachte had meerdere verwondingen in zijn gezicht en rende weg toen hij werd aangesproken. Na een achtervolging, waarbij verdachte wordt geschept door een politieauto, is verdachte om 22:40 uur aangehouden.
De raadsman van verdachte heeft opgemerkt dat de verwondingen in het gezicht van verdachte zijn ontstaan als gevolg van de wijze van aanhouding. Uit het proces-verbaal dat de verbalisanten hebben opgemaakt blijkt echter, dat zij de verwondingen in het gezicht van verdachte zagen toen hij op de brug stond, dus vóór zijn aanhouding. De rechtbank ziet geen reden om aan de waarneming van deze politieagenten te twijfelen.
Verdachte bleek geen paarse, maar een bruine jas van het merk Just Over The Top te dragen. Als gevolg van de duisternis in combinatie met de straatverlichting had de jas van verdachte, toen hij werd aangehouden, volgens de politie een aubergine/paarsachtige kleuring. Op de jas is een klein, rond logo zichtbaar op de linkermouw, ter hoogte van de bovenarm. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een van de daders een jas van het merk Colmar droeg. Uit onderzoek is gebleken dat de jassen van deze merken qua grootte, dikte, vorm en stof nagenoeg overeenkomen. Ook op de jassen van het merk Colmar is een logo zichtbaar op de linkermouw, ter hoogte van de bovenarm.
De rechtbank stelt vast dat verdachte enkele minuten voor het incident in de directe omgeving is geweest in gezelschap van een man met een wit plastic tasje. Getuigen hebben verklaard over een soortgelijk duo: twee mannen van wie één een plastic wit tasje droeg. Een van de mannen droeg bovendien een jas die sterk overeenkomt met de jas van verdachte. Enkele minuten na het incident wordt verdachte in de directe omgeving aangetroffen met verwondingen in zijn gezicht.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het incident ontkend. Op de zitting heeft hij verklaard dat hij de jongen met wie hij om 22:27 uur op de camerabeelden van hotel [naam hotel] zichtbaar is, diezelfde dag heeft leren kennen. Ze hadden samen op de Dam wat gerookt. Na ongeveer tien à vijftien minuten namen zij afscheid. Verdachte stond op de brug en maakte met zijn telefoon een foto toen de politie kwam. Dit was ongeveer een kwartier nadat hij afscheid had genomen van de andere man. Verdachte rende weg van de politie, omdat hij illegaal in Nederland is en niet aangehouden wilde worden.
Verdachte heeft echter steeds wisselend verklaard, niet alleen omtrent zijn doen en laten voorafgaand aan het moment van zijn aanhouding (zoals over wat hij op de brug aan het doen was), maar ook over andere zaken, zoals zijn identiteit, waar hij woont, wat hij doet voor werk en hoe lang hij al in Nederland is. Dit doet afbreuk aan zijn betrouwbaarheid. De rechtbank acht de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig en gaat hieraan voorbij.
Gelet op de eerder beschreven bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte één van de twee mannen is geweest die betrokken is geweest bij de beroving van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . Gezien de verwondingen in het gezicht van verdachte gaat de rechtbank er - anders dan de officier van justitie - van uit dat verdachte de man is die door [slachtoffer 2] in het gezicht geslagen is. Dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man die hij sloeg een beige jas droeg, doet daaraan niet af. Uit het dossier blijkt al dat de straatverlichting in combinatie met de duisternis invloed kan hebben op hoe de kleur van een jas kan worden omschreven. De rechtbank acht in dit verband zonder meer voorstelbaar dat een bruine jas als beige wordt omschreven, terwijl dezelfde jas door de politie als paars/auberginekleurig werd gezien
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een poging tot straatroof. De rechtbank gaat uit van een poging nu het oogmerk van de verdachten gericht moet zijn geweest op het wegnemen van het horloge, en niet van het horlogebandje. Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 28 november 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een Rolex horloge dat toebehoorde aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen tegen [slachtoffer] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- naar die [slachtoffer] en [slachtoffer 2] zijn toegegaan en
- die [slachtoffer] een high five hebben gegeven en
- die [slachtoffer] bij zijn pols hebben vastgepakt en vastgehouden en
- een been tussen de benen van die [slachtoffer] hebben gebracht en
- met die [slachtoffer] in een worsteling zijn geraakt en
- aan het horloge van die [slachtoffer] hebben gerukt en
- die [slachtoffer 2] in de hand heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een gevangenisstraf van zes maanden bepleit. Deze straf is overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de wijze van aanhouding en het feit dat het om een poging gaat mee te wegen in de strafmaatoverweging. Ook is de veroordeling van verdachte van 16 februari 2018 nog niet onherroepelijk.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
6.3.1
Ernst van het feit
Verdachte heeft met een ander geprobeerd om [slachtoffer] van zijn Rolex-horloge te beroven. Dit is een ernstig feit. [slachtoffer] en [slachtoffer 2] liepen ’s avonds over straat toen zij door verdachte en zijn mededader werden aangesproken. Met het geven van een high-five en door middel van een zogenaamde ‘voetbaltruc’ werd vervolgens geprobeerd om [slachtoffer] van zijn horloge te beroven. Mede door ingrijpen van [slachtoffer 2] is dit niet gelukt, maar [slachtoffer 2] is daarbij gebeten. Dit is buitengewoon pijnlijk en ook beangstigend, omdat het slachtoffer niet weet of de dader met enig virus is besmet en omdat de wond mogelijk geïnfecteerd kan raken door bacteriën in menselijk speeksel. Daarbij komt dat meerdere mensen getuige waren van het voorval nu het plaatsvond op de openbare weg. Het voorval heeft hiermee een directe negatieve invloed gehad op het gevoel van veiligheid van mensen in het centrum van Amsterdam.
6.3.2
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in 2017 door de kinderrechter van deze rechtbank is veroordeeld voor zakkenrollerij. Er is sprake van recidive, wat een strafverzwarende omstandigheid is. Ook in 2018 is verdachte veroordeeld voor (poging tot) straatroof. Hoewel deze zaak volgens de raadsman van verdachte nog niet onherroepelijk is, geldt temeer dat verdachte een gewaarschuwd mens was.
6.3.3
Straf
De rechtbank vindt gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende strafmodaliteit. De vraag is hoe lang deze gevangenisstraf moet zijn.
Als uitgangspunt heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten bekeken. Deze gaan bij een straatroof met licht geweld, zoals in deze zaak, uit van een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank neemt in overweging dat in dit geval sprake is geweest van een poging, wat mee zou moeten wegen in de straftoemeting, maar vindt anderzijds dat het verschil tussen een poging tot en een voltooide straatroof in deze zaak minimaal is, omdat het volledige horloge zou zijn meegenomen als het horlogebandje van [slachtoffer] niet stuk was gegaan en het slechts aan het ingrijpen van [slachtoffer 2] is te danken dat het gehele horloge niet is buitgemaakt, wat hij moest bekopen met een beet in de hand.
Gelet op de ernst van het feit en het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.

7.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 304,13 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit € 270,35 voor ziekenhuis-/huisartskosten (post 1) en € 33,78 voor apothekerskosten (post 2), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde kosten voor het ziekenhuis/de huisarts zijn onderbouwd door middel van een kwitantie. Hoewel de apothekerskosten niet zijn onderbouwd, blijkt uit de letselverklaring dat aan de benadeelde partij medicatie is voorgeschreven, te weten een antibioticakuur (Augmentin). Het is aannemelijk dat de benadeelde partij voor deze kuur kosten heeft moeten maken nu uit de letselverklaring tevens blijkt dat hij in Nederland niet verzekerd is. Naar het oordeel van de rechtbank komt de gevorderde schadevergoeding dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Het te vergoeden van bedrag van € 304,14, vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat hij als medepleger de poging tot straatroof heeft begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal met geweld, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 304,13 (driehonderdvier euro en dertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, bestaande uit € 270,35 voor ziekenhuis-/huisartskosten (post 1) en € 33,78 voor apothekerskosten (post 2).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de Staat € 304,13 (driehonderdvier euro en dertien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen voor gijzeling voor de duur van 6 (zes) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, bestaande uit € 270,35 voor ziekenhuis-/huisartskosten (post 1) en € 33,78 voor apothekerskosten (post 2).
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2021.
Bijlage 1 – tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge en/of een Rolex horlogeband, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- naar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] toe te gaan en/of
- die [slachtoffer] een high 5 te geven en/of
- die [slachtoffer] bij zijn pols, althans arm, vast te pakken en/of vast te houden en/of
- de/een be(e)n(en) tussen de benen van die [slachtoffer] te stoppen en/of brengen en/of
- met die [slachtoffer] in een worsteling te raken en/of
- (met kracht) aan het horloge van die [slachtoffer] te rukken en/of trekken (en/of voornoemde horloge vast te pakken)
- die [slachtoffer 2] (met kracht) in de hand te bijten,
althans soortgelijke (dreigende) handelingen heeft/hebben verricht;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een Rolex horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- naar die [slachtoffer] en [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of
- die [slachtoffer] een high 5 heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer] bij zijn pols, althans arm, heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de/een be(e)n(en) tussen de benen van die [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of gebracht en/of
- met die [slachtoffer] in een worsteling is/zijn geraakt en/of
- (met kracht) aan het horloge van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (en/of voornoemde horloge heeft/hebben vastgepakt)
- die [slachtoffer 2] (met kracht) in de hand heeft gebeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )