ECLI:NL:RBAMS:2021:1794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
13/203546-20 + 13/730051-18 (TUL) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van terroristische voorbereidingen, maar veroordeling voor bedreigingen via sociale media

Op 15 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van het voorbereiden van een terroristische aanslag en het volgen van een terroristische training. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij handelde met een terroristisch oogmerk. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet geschikt waren om fysieke vaardigheden of kennis aan te leren die nodig zijn voor terroristische activiteiten. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het uiten van bedreigingen via Twitter en WhatsApp, gericht tegen deelnemers aan de Gay Pride Parade, Joden en politieagenten. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte leed aan een autismespectrumstoornis, wat zijn gedrag beïnvloedde. Hij kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, evenals de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de bedreigingen en de impact daarvan op de samenleving, maar hield ook rekening met de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/203546-20 + 13/730051-18 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 15 april 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2021 en 1 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Bosman, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. I. Raterman en S.M. Hof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 4 juni 2020 tot en met 7 augustus 2020 heeft schuldig gemaakt aan
1. (medeplegen van) voorbereiding tot (samenspanning tot) het veroorzaken van een ontploffing en/of het plegen van moord of doodslag met een terroristisch motief
2. bedreiging met een terroristisch misdrijf
3. Het geven, dan wel volgen van een training voor terrorisme.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder 1. tenlastegelegde medeplegen. Van dat element dient verdachte te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de officier van justitie gewezen op de relevante juridische kaders en de wettige bewijsmiddelen, zoals deze naar voren komen in het dossier.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient voor het onder 1. tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Immers, de gedragingen van verdachte waren onvoldoende concreet om ook maar tot een begin van (de voorbereiding van) een terroristisch misdrijf te komen. Subsidiair kan bij verdachte niet het oogmerk worden vastgesteld op (het voorbereiden of bevorderen van) een terroristisch misdrijf.
Voor het onder 2. tenlastegelegde moet verdachte partieel, namelijk voor het tweede gedachtestreepje, worden vrijgesproken. Immers, de ‘tweet’ is niet bedreigend van aard en kan op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. Verdachte heeft in elk geval niet het oogmerk gehad om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Ten aanzien van de overige gedachtestreepjes van het onder 2. tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3. tenlastegelegde moet verdachte eveneens worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij opzet heeft gehad op het verwerven van kennis en vaardigheden ten behoeve van het plegen van terroristische misdrijven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Het oordeel van de rechtbank – Het onder 1. tenlastegelegde
Onder feit 1. sub a tot en met j zijn verschillende handelingen tenlastegelegd, die verdachte (deels) heeft bekend. Waar het in deze zaak echter om gaat, is dat moet worden bewezen dat verdachte die handelingen heeft begaan met een terroristisch oogmerk, zoals beschreven staat in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Artikel 83a Sr onderscheidt de volgende varianten van een terroristisch oogmerk:
de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aanjagen;
een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden;
de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig ontwrichten of vernietigen.
Kort gezegd komt het er dan ook op neer dat bewezen moet worden dat verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht met de bedoeling om een terroristische aanslag voor te bereiden of te plegen.
Om de intenties van verdachte goed te kunnen beoordelen, heeft de rechtbank niet alleen gekeken naar zijn feitelijke handelingen, maar ook naar de persoon en de verklaringen van verdachte. Verdachte heeft vanaf zijn eerste politieverhoor open verteld over wat er in hem omging en welke bedoelingen hij had met de digitale uitingen die hij heeft gedaan. Ook op de zitting van 18 februari 2021 heeft hij open verklaard over wat hem bezighoudt (waaronder zijn fascinatie voor explosieven), waarom hij bepaalde uitingen heeft gedaan en hoe hij met spanningen omgaat. Zo heeft hij verklaard van alles te posten en te versturen, maar lang niet alles serieus te bedoelen. Hij was vooral aan het ‘trollen’ en hij heeft verschillende heftige content geplaatst als uiting van zijn eigen emoties, waaronder frustratie over het feit dat hij op de radicaliseringslijst van de gemeente was geplaatst. Hij was niet bezig met het voorbereiden, laat staan het plegen van een terroristische aanslag.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte over zijn intenties geloofwaardig. Niet alleen heeft de rechtbank de indruk dat verdachte waarachtig heeft verklaard, de verklaring van verdachte (en zijn gedrag) past ook bij zijn persoon en de bij hem vastgestelde autismespectrumstoornis. Deze stoornis, waarover uitgebreid is gerapporteerd door meerdere deskundigen, kan zijn gedrag goed verklaren en dit gedrag is dan ook niet per se passend bij een terroristisch motief. Verdachte is in de ogen van de rechtbank een beperkt en beschadigd persoon, die moeilijk kan omgaan met spanningen die hij dagelijks ondervindt. Verdachte is geneigd zich te richten op en interesseren voor oorlogen, aanslagen en wapens en hij uit zich regelmatig provocerend richting de overheid, vanuit een woede die zich (uitsluitend) richt tegen de politie en de gemeente. Deze woede uit zich vervolgens in het plaatsen van provocerende content op social media, niet in het daadwerkelijk voorbereiden of plegen van een aanslag. Het is in dit kader tekenend dat verdachte op 3 augustus 2020 een tweet plaatst waarin hij aangeeft op zoek te zijn naar een AK-47. Dit kan op zichzelf als zeer dreigend worden ervaren en mogelijk ook daadwerkelijk dienen om een aanslag voor te bereiden. Als de gehele tweet echter wordt gelezen, blijkt echter dat verdachte zijn verzoek richt aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD). De volledige tekst van de tweet luidt immers: “
AIVD I’m still looking for my AK47”. Gelet op deze context kan de inhoud van het bericht eigenlijk nauwelijks serieus worden genomen. Het past eerder bij de door de deskundigen gerapporteerde neiging tot provocatie en de door verdachte zelf benoemde frustratie over zijn plaatsing op de radicaliseringslijst. Wat dit beeld versterkt, is het feit dat bij verdachte ten tijde van zijn aanhouding en bij de huiszoeking geen (bestanddelen van) wapens, munitie, explosieven of plannen of blauwdrukken zijn aangetroffen, waaruit mogelijk (de voorbereiding van) een op handen zijnde aanslag zou kunnen worden afgeleid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte heeft gehandeld met een terroristisch oogmerk. Om deze reden zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde.
Het ontbreken van een terroristisch oogmerk in het gedrag en de handelingen van verdachte heeft niet alleen gevolgen voor het onder 1. tenlastegelegde, maar ook voor (een deel van) het onder 3. tenlastegelegde.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank – Het onder 3. tenlastegelegde
Onder 3. is aan verdachte het geven of volgen van een terroristische training ten laste gelegd. Concreet ziet dit feit op vier handelingen:
het volgen en geven van een training door zich te informeren/uiten over het radicaal extremistische gedachtegoed van (onder andere) Islamitische Staat (hierna: IS);
het volgen en geven van een training door zich via social media te informeren/uiten over de gewapende Jihad(strijd);
het volgen van een training over het Jihadistisch gedachtegoed;
het volgen van een training over chemische stoffen.
Zoals zojuist onder 3.3.1 al is overwogen, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het oogmerk had om een terroristische aanslag te plannen of te plegen. Weliswaar is deze vorm van opzet niet vereist voor het volgen van een terroristische training, maar degene die de training volgt, moet wel de ‘bedoeling’ of een ‘kwalijk oogmerk’ hebben die kennis of vaardigheden te verwerven ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3.1 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met dit oogmerk of met deze bedoeling, zodat de ten laste gelegde opzet ten aanzien van het volgen van een terroristische training evenmin kan worden bewezen.
Dan resteert nog het geven van een terroristische training, zoals onder a. en b. ten laste is gelegd. Hiervoor geldt een ander, lager opzetvereiste, omdat het al voldoende is als de ‘trainer’ bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn ‘training’ het voorbereiden of het plegen van een aanslag tot gevolg zal kunnen hebben. Daargelaten of verdachte wel aan dit opzetvereiste voldoet, is het echter de vraag of deze (onder a. en b.) tenlastegelegde gedragingen überhaupt kunnen worden aangemerkt als het geven van een terroristische training in de zin van art. 134a Sr. Immers, het geven van een terroristische training in de zin van deze bepaling betreft het aanleren van fysieke vaardigheden en intellectuele kennis, maar het zich uiten over een ideologie of radicaal gedachtegoed valt hier uitdrukkelijk niet onder. Nu het onder a. en b. tenlastegelegde specifiek ziet op uitingen van verdachte op internet met betrekking tot het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS (a.) en de gewapende Jihad (b.), kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een bewezenverklaring van het geven van een terroristische training. Ook het onder a. en b. tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen.
Nu de onder 3. tenlastegelegde gedragingen niet kunnen leiden tot het opzettelijk volgen, dan wel geven van een terroristische training zal verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank – Het onder 2. tenlastegelegde
Aan verdachte is onder 2. ten laste gelegd dat hij bedreigingen heeft geuit via Twitter en WhatsApp.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte het plaatsen van de tenlastegelegde berichten op Twitter (met het account @ [account] ) en het versturen van de tenlastegelegde afbeeldingen met begeleidende teksten via WhatsApp (met het telefoonnummer + [telefoonnummer] ) zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft bekend. De voornaamste vraag die moet worden beantwoord, is of deze uitingen ook een bedreiging opleveren in de zin van art. 285 Sr.
Het juridisch kader van art. 285 Sr.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Ten aanzien van bedreiging met een terroristisch misdrijf is het verder relevant dat verdachte niet zelf een terroristisch oogmerk hoeft te hebben gehad: het gaat erom dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan (a) dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf is en (b) dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd.
Het Twitterbericht met betrekking tot de Gay Pride Parade
Op 19 juli 2020 heeft verdachte een bericht geplaatst met de tekst: “
Any of y’all have an AK47 for sale? I need it for gay pride parade”. Vrij vertaald doet verdachte een openbare oproep of iemand een machinegeweer in de verkoop heeft. Dit machinegeweer zou hij nodig hebben voor de Gay Pride Parade.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit bericht op een zeer groot, openbaar medium heeft geplaatst. Hij heeft daardoor bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze tweet door deelnemers aan de Gay Pride Parade zou worden gelezen. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn bewoordingen ook heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf (namelijk: het plegen van een aanslag tijdens de Gay Pride Parade). Ook kon bij de deelnemers aan de Gay Pride Parade in redelijkheid de vrees ontstaan dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Dat de Gay Pride Parade ten tijde van het plaatsen van de tweet reeds was afgelast (in verband met COVID-19) doet daar niet aan af, omdat desalniettemin bij mensen die hadden willen meedoen aan deze of volgende edities van de Gay Pride Parade (en LHBTQI+-personen in het bijzonder) de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat bij dat evenement een aanslag zou kunnen worden gepleegd, waarbij zij mogelijk het leven zouden kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
Het Twitterbericht ‘Jew spotted’
Op 19 juli 2020 heeft verdachte een video geplaatst van een computerspel waarin een man met een automatisch vuurwapen een man op straat neerschiet. Op het moment dat de neergeschoten man (vermoedelijk dood) op de grond ligt, blijft de man met het automatische wapen van een afstand op de man schieten, terwijl er rode bloedsporen op straat zichtbaar zijn. Deze video is voorzien van de tekst ‘JEW SPOTTED’. Verdachte heeft bij deze video de tekst geplaatst: “
Sometimes when I walk on the street I feel like:”.
Ook deze video is op een zeer groot en openbaar medium geplaatst en was dus zichtbaar voor vele personen. De inhoud van de video, in combinatie met de tekst ‘JEW SPOTTED’ acht de rechtbank bovendien zonder meer bedreigend voor joden. Dat verdachte heeft verklaard zich te identificeren met het slachtoffer moge zo zijn, maar dat laat onverlet dat middels deze video en tekst bij joden in redelijkheid de vrees heeft kunnen ontstaan dat werd gedreigd met een (terroristische) aanslag (gericht tegen joden) en dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd.
De WhatsAppberichten naar de reclassering
Op 3 augustus 2020 heeft verdachte meerdere berichten en foto’s gestuurd naar zijn reclasseringsambtenaren. Hieruit blijkt dat verdachte zich nogal opwindt over een controle door de gemeente. Als een reclasseringsambtenaar vervolgens vraagt wat er is gebeurd, antwoordt verdachte: “
Niks laat maar kanker stinkdieren”. Vervolgens vraagt verdachte:

Wat kwamen die 2 agenten paar weken terug doen
Me kamer controleren?
Hebben ze niks anders te doen?
Volgens mij willen ze gewoon een paar kogels door hun voorhoofd hebben
Die dag komt nog wel(gevolgd door een lachende smiley/emoticon)”
Hierna stuurt verdachte drie foto’s van politieagenten in zogeheten ‘kruisdraden’ van een vizier, waarna hij schrijft: “
stinkdieren meer niet”.
Deze berichten en foto’s zijn op een min of meer besloten medium gedeeld, maar de rechtbank is desalniettemin van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze content daadwerkelijk bij de politie terecht zou komen. De reclassering is immers (net als de politie) een justitiële instantie en heeft in het onderhavige geval de berichten ook doorgestuurd naar de politie. Dat was ook te verwachten.
De term
“kankerstinkdieren” acht de rechtbank niet bedreigend ten opzichte van de politie, nu deze term, kijkend naar het verloop van de WhatsAppconversatie, is gericht aan (medewerkers van) de gemeente. Bovendien moeten dergelijke krachttermen, zonder nadere bedreigende context, naar het oordeel van de rechtbank eerder als beledigend dan als bedreigend worden uitgelegd.
Vervolgens heeft verdachte over (medewerkers van) de Nationale Politie geschreven: “
Volgens mij willen ze gewoon een paar kogels door hun voorhoofd hebben”, gevolgd door

Die dag komt nog wel(met een lachende smiley/emojicon)”. Dit acht de rechtbank zonder meer bedreigend, temeer nu verdachte direct daarop drie foto’s stuurt van politieagenten in de kruisdraden van een vizier, waarmee de indruk wordt gewekt dat deze politieagenten onder schot worden gehouden en elk moment kunnen worden neergeschoten. De direct daarop gevolgde tekst: “
stinkdieren meer niet” acht de rechtbank in dit geval niet bedreigend. In feite scheldt verdachte de politie uit, wat belediging oplevert. Deze belediging voegt geen extra dreigend element toe aan de foto’s en de hiervoor genoemde opmerking over de kogels.
De rechtbank is van oordeel dat door het versturen van de (be)dreigende opmerkingen in combinatie met voornoemde foto’s bij medewerkers van de Nationale Politie in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat werd gedreigd met een (terroristische) aanslag (namelijk het neerschieten van politieagenten), alsmede dat deze aanslag zou worden uitgevoerd. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat van twee foto’s ook de identiteit van de betrokken politieagenten is achterhaald, waardoor deze foto’s ook bij de bewuste agenten terecht zijn gekomen. Deze politieagenten hebben vervolgens ook aangifte gedaan van bedreiging.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het onder 2. tenlastegelegde is bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Deze bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II die aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde:
in de periode van 19 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, deelnemers aan de Gay Pride Parade en Joden en medewerkers van de Nationale Politie met een terroristisch misdrijf en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling heeft bedreigd, immers heeft verdachte

een openbaar bericht op social media (Twitter) geplaatst met de tekst “Any of y’all have an AK47 for sale? I need it for gay pride parade”;

een openbaar bericht op social media (Twitter) geplaatst van een video van een computerspel waarbij een persoon door de hoofdpersoon met een automatisch vuurwapen wordt doodgeschoten op straat met de zichtbare tekst “Jew spotted”, met de begeleidende tekst “Sometimes when I walk on the street I feel like”,

berichten op social media (WhatsApp) gezonden naar anderen, zijnde medewerkers van Reclassering Nederland, met de teksten “volgens mij willen ze gewoon een paar kogels door hun voorhoofd hebben” en (dreigend gevolgd door) “Die dag komt nog wel” (met een lachende emoji) en afbeeldingen van politieagenten in de kruisdraden van een vizier.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. Wel zal de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren, zoals hierna onder 7.3.1 uitvoeriger zal worden uiteengezet aan de hand van de over verdachte opgemaakte rapportages.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1., 2. en 3. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 253 dagen met aftrek van voorarrest. Verdachte kan dan op 16 april 2021 direct doorstromen naar de FPA in het kader van een aan hem op te leggen maatregel. Verder dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te worden opgelegd, waarbij moet worden bepaald en gemotiveerd dat deze maatregel niet gemaximeerd is tot vier jaar. Ook moet deze maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Om verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel te kunnen begeleiden, dient aan verdachte de vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregel ex art. 38z Sr te worden opgelegd. Verder dient de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, in het kader van voornoemde op te leggen straf en maatregelen, te worden afgewezen. Ten slotte moeten de inbeslaggenomen goederen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de op te leggen tbs-maatregel met voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Wat betreft de op te leggen gevangenisstraf heeft de verdediging verzocht deze niet langer te laten duren dan tot 16 april 2021, zodat verdachte direct kan doorstromen naar kliniek. Wel heeft de verdediging zich verzet tegen oplegging van de maatregel ex art. 38z Sr, omdat verdachte ook op enig moment een frisse start wil kunnen maken, zonder verdere strafrechtelijke verplichtingen. Tevens heeft de verdediging verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Ten slotte heeft de verdediging verzocht de inbeslaggenomen goederen aan verdachte te retourneren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Het oordeel van de rechtbank – documentatie, rapportages en toerekening
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 12 oktober 2020. Hieruit blijkt dat verdachte op 1 april 2019 is veroordeeld voor verboden bezit van explosieven. Het bewezenverklaarde is gepleegd tijdens de lopende proeftijd van deze veroordeling. Zijn recente veroordeling en het lopende reclasseringstoezicht hebben hem niet ervan weerhouden dit feit te plegen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een rapport van Nuance door Training & Advies (NTA) van 4 december 2020, opgesteld door H. Bouyazdouzen.
Deze deskundige komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van extremistische ideeën en extremistisch denken dat gekenmerkt wordt door vijanddenken tegenover de politie en de gemeente. Verdachte is er sterk van overtuigd dat hij bedreigd en onderdrukt wordt door een duidelijk omschreven vijand (politie en gemeente). Binnen zijn gedrevenheid behoort het bestrijden van deze vijand tot de mogelijkheden. Zijn extremistische ideeën zijn ingegeven door persoonlijke motivaties, zonder dat daar een politiek proces van delegitimatie aan ten grondslag ligt. Verdachte heeft zijn daad gepleegd vanuit extremistische motieven. Er is sprake van het legitimeren van mogelijk gebruik van geweld vanuit een persoonlijk extremistisch denkkader, maar er is tot nu toe geen verbondenheid met een extremistische of terroristische groepering. De extremistische ideeën van de verdachte richten zich niet tegen de democratische rechtsorde als zodanig. Hij ziet de democratische rechtsorde in Nederland als legitiem. Zijn vijanddenken beperkt zich in principe tot de politie en de gemeente.
Wel wordt benadrukt dat iemand ook kan radicaliseren zonder dat deze persoon deel uitmaakt van een terroristische groepering. Iemand kan zonder gelieerd te zijn aan terroristische groeperingen een extremistische daad begaan. Dit kan ingegeven zijn door persoonlijke motieven.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op Pro Justitia-rapportages van 21 januari 2021, opgesteld door psychiater J. van der Meer, klinisch psycholoog T.W. van de Kant en forensisch milieuonderzoeker M.N. Reijssen.
Hierin wordt overwogen dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen. Het is aannemelijk dat beide stoornissen het gedrag van verdachte in verminderde mate beïnvloedden op het moment dat de feiten werden gepleegd. De autismespectrumstoornis zorgde ervoor dat verdachte in mindere mate in staat is om sociale situaties en de gevolgen van zijn handelen in te schatten en te overzien. Er is sprake van een gebrekkig vermogen tot coping en de agressieregulatie is ernstig gestoord, wat verder versterkt wordt door het gebruik van testosteron en middelen. Het advies is dan ook om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive wordt zonder aanvullende behandeling hoog ingeschat, maar het risico op ernstige vormen van geweld wordt matig ingeschat. Er zijn enkele beschermende factoren bij verdachte:
  • Er was duidelijk sprake van een hechte band met tenminste één prosociale volwassene.
  • Er is in enige mate sprake van motivatie voor behandeling.
  • Er zijn in enige mate sprake van positieve levensdoelen.
  • Professionele hulpverlening is in enige mate aanwezig.
Er zijn ook enkele condities van verdachte om rekening mee te houden:
  • Drugsgebruik zal de zelfbeheersing van verdachte waarschijnlijk doen afnemen.
  • Testosteron kan het uit de autismespectrumstoornis voortkomende disfunctionele gedrag versterken.
  • Antipsychotische medicatie kan helpen om de bij de autismespectrumstoornis horende rigiditeit te verminderen.
Deze factoren zouden elkaar kunnen versterken waardoor een vicieuze cirkel kan ontstaan als verdachte meer drugs gaat gebruiken, testosteron blijft gebruiken en daardoor ook meer sociale problemen krijgt. Een positieve spiraal kan ontstaan als er voldoende toezicht is, verdachte geen drugs of testosteron meer gebruikt en een zinvolle dagbesteding heeft. De kans op gewelddadig extremisme wordt als laag tot matig ingeschat. Er is echter geen sprake van een radicaliseringsproces en verdachte wordt niet gedreven door religieuze of ideologische overtuigingen. IS, geweld en oorlog in het algemeen vormen een obsessie van verdachte, passend bij het autisme. Zijn handelen komt dan ook voort vanuit ernstige psychopathologie. Vanuit deze pathologie kan hij tot geweld of de dreiging daarmee komen, wat de kleur kan hebben van gewelddadig extremisme. Dit sluit echter niet uit dat verdachte tot gewelddadige handelingen kan komen. Verdachte is gebaat bij een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische instelling, bij voorkeur met een expertise in autisme spectrum problematiek. Er dient in de behandeling aandacht te zijn voor psycho-educatie over autisme, instelling op medicatie en het aanleren van meer adequate copings- en emotieregulatievaardigheden. Vanuit deze klinische setting zal middels een resocialisatietraject toegewerkt moeten worden naar een begeleide woonvorm, omdat verdachte vermoedelijk blijvend afhankelijk zal blijven van enige mate van steun, structuur en begeleiding. Deze behandeling zou het beste plaats kunnen vinden binnen het kader van tbs met voorwaarden. Dit kader biedt voldoende stevigheid, nu een behandeling als bijzondere voorwaarde een snelle terugval in delictgedrag (bij bewezen verklaring) niet heeft kunnen voorkomen. De verwachting is dat verdachte wil meewerken aan het opstellen van voorwaarden door de reclassering en zich klinisch zal laten behandelen. Op dit moment is sprake van een relatief stabiel toestandsbeeld en langdurige abstinentie van middelen, waardoor aansluitend op een klinische behandeling ook voortvarend kan worden toegewerkt naar een resocialisatietraject.
In het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 2 februari 2021, opgesteld door J. Moll en M. Bink, is het volgende overwogen.
De oorzaken van het delictgedrag van verdachte lijken grotendeels samen te hangen met zijn psychische problematiek. Er is sprake van een autismespectrumstoornis en een stoornis op het gebied van middelengebruik. Wij hebben geen aanwijzingen kunnen vinden dat verdachte een extremistische ideologie aanhangt. Hij stelt dat hij een gematigde vorm van de Islam belijdt en niet praktiserend is. Verder geeft hij aan dat hij een hekel heeft aan homoseksuelen, maar er lijkt geen sprake van ontmenselijking. Ook tegenover anders- en niet-gelovigen lijkt hij geen haat te koesteren. De combinatie van zijn psychische problematiek en zijn problematische middelengebruik maakt dat wij ons zorgen maken over de kans op recidive. Verdachte is in mindere mate in staat sociale situaties en de gevolgen van zijn handelen te overzien. Verder is er sprake van een gebrekkig vermogen tot coping en een ernstig verstoorde agressieregulatie, wat versterkt wordt door het gebruik van testosteron en harddrugs. Wij hebben geen beschermende factoren geconstateerd. Een intensieve klinische (medicamenteuze) behandeling in een forensisch psychiatrische instelling, met expertise op het gebied van autisme is geïndiceerd. Het risico op recidive wordt, net als het risico op onttrekken aan voorwaarden, ingeschat als hoog en het risico op geweldsrecidive als gemiddeld. Vanuit de pathologie van verdachte kan hij tot geweld of de dreiging daarmee komen, wat de indruk kan wekken dat er sprake is van gewelddadig extremisme. Echter, het is niet uitgesloten dat verdachte kan overgaan tot gewelddadige handelingen, gezien de ernst van zijn problematiek. Geadviseerd wordt om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van tbs met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van bovenstaande deskundigen over en zal verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar achten ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. Het denkbeeld van verdachte is weliswaar extremistisch te noemen, maar dit is (mede) ingegeven door zijn autismespectrumstoornis. Hier komt ook de fascinatie voor IS, oorlogen en aanslagen uit voort. Er is dan ook geen sprake van een religieuze of ideologische overtuiging bij verdachte, omdat zijn vijanddenken (dat zich uitsluitend richt op de politie en gemeente) enkel is gebaseerd op persoonlijke motieven.
7.3.2
Het oordeel van de rechtbank – Straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van ruim twee weken, en tijdens een lopende proeftijd van een eerdere veroordeling voor verboden explosievenbezit, meerdere keren zware dreigementen geuit op verschillende social media. Verdachte dreigde bovendien met terroristische misdrijven, gericht tegen minderheden in de samenleving (LHBTQI+-personen en Joden) en mensen die zich vanuit hun beroep inzetten voor een veilige samenleving (politieagenten). Dergelijke dreigementen, zeker als deze zijn geuit op grote online platforms, zoals Twitter, kunnen gevoelens van angst en onveiligheid oproepen in de samenleving. Ook kan het andere mensen met extreme en radicale ideeën aanzetten tot het plegen van een aanslag of een misdrijf tegen bepaalde bevolkingsgroepen. Het plaatsen van zulke content draagt dan ook bij aan een onveilig leefklimaat in de maatschappij. De rechtbank begrijpt in dit kader heel goed dat de individuele politieagenten zich bedreigd hebben gevoeld toen zij zichzelf zagen met de kruisdraden van een vizier over hun hoofd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank ziet echter ook in dat verdachte voornamelijk vanuit frustratie de bedreigingen heeft geuit, welke frustratie voortkomt vanuit zijn woede jegens de gemeente en de politie. Verdachte gaat gebukt onder een autismespectrumstoornis, waardoor hij sociale situaties en de gevolgen van zijn handelen niet goed kan inschatten en overzien. Bovendien is sprake van een gebrekkig vermogen tot coping en de agressieregulatie is ernstig gestoord. De rechtbank heeft verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank niet alleen rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, maar ook met de hierna op te leggen maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank – Maatregel tbs met voorwaarden
Met betrekking tot een eventueel aan verdachte op te leggen tbs met voorwaarden heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 maart 2021, opgesteld door C.S Pruis. Daaruit blijkt het volgende.
Verdachte lijkt gemotiveerd voor gedragsverandering, maar leek hiertoe beperkt in staat als gevolg van zijn psychische problematiek en middelengebruik. Er lijkt echter sinds zijn huidige detentie sprake van een positieve omslag. De behandelaren van verdachte in [detentieadres] stellen vast dat hij een sterke behoefte heeft aan structuur, duidelijkheid en aan het gevoel serieus te worden genomen, samenhangend met zijn autismespectrumstoornis. Verdachte stelt zich in detentie zeer gemotiveerd op voor een psychologische behandeling en dramatherapie. Psychologische behandeling is gericht op psycho-educatie en CGT ASS en het verwerken van traumatische gebeurtenissen. Dramatherapie is gericht op emotieregulatie. De voor verdachte noodzakelijke structuur kan geboden worden in FPA De Boog (verdachte is geaccepteerd voor een klinische behandeling aldaar). Vanuit daar kunnen de mogelijkheden onderzocht worden om verdachte geleidelijk aan te resocialiseren. Binnen een tbs-maatregel met voorwaarden zou hiervoor voldoende tijd moeten zijn om tot blijvende resultaten te komen. De tbs-maatregel kan daarbij als stok achter de deur dienen. Ook de voormalige toezichthouders van verdachte (en opstellers van het advies van 2 februari 2021) kunnen zich hierin vinden. De reclassering adviseert dan ook positief over tbs met voorwaarden. De reclassering kan het toezicht uitoefenen en verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de volgende voorwaarden:
  • Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om Verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
  • Verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in GGnet FPA de Boog of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht.
  • Verdachte kan per vrijdag 16 april 2021 opgenomen worden bij FPA De Boog. Mocht dit onverhoopt niet lukken, dan dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan een tijdelijke plaatsing in een andere kliniek middels een overbruggingsplaatsing.
  • Verdachte neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars dat nodig achten.
  • Verdachte werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
  • Verdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Verdachte geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Verdachte onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs, anabolen en alcohol. Verdachte werkt mee aan urine-, bloed- en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht.
Ten slotte adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden. Dit maakt dat de behandeling en begeleiding bij een eventuele veroordeling doorgang kan hebben, ook indien verdachte of het openbaar ministerie eventueel in hoger beroep zal gaan tegen het vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aanvullend aan de op te leggen gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden moet worden opgelegd. Binnen deze maatregel kan met behulp van de juiste structuur en duidelijkheid behandeling van de stoornis van verdachte plaatsvinden en kan worden gewerkt aan de copingvaardigheden en emotieregulatie van verdachte. Bovendien biedt dit kader ook voldoende tijd om daadwerkelijke resultaten te boeken, wat voor verdachte zeer belangrijk is. Mede aangezien het bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, dient verdachte dan ook ter beschikking gesteld te worden.
De rechtbank heeft daarnaast een bevel als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht overwogen. Dit bevel (tot verpleging van overheidswege) acht de rechtbank echter niet nodig, omdat is gebleken dat verdachte sinds zijn detentie een positieve omslag heeft gemaakt. Hij is uiterst gemotiveerd en heeft zich bereid verklaard alle geadviseerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank stelt verder vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in de zin van art. 38e Sr, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot vier jaar.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat verdachte al vanaf 16 april 2021 terecht kan op een FPA en de rechtbank acht het van groot belang dat verdachte al vanaf die datum ook daadwerkelijk gebruik kan maken van de voorzieningen binnen het tbs-kader. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank stelt de volgende voorwaarden:
  • Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om Verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
  • Verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in GGnet FPA de Boog of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht.
  • Verdachte kan per vrijdag 16 april 2021 opgenomen worden bij FPA De Boog. Mocht dit onverhoopt niet lukken, dan dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan een tijdelijke plaatsing in een andere kliniek middels een overbruggingsplaatsing.
  • Verdachte neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars dat nodig achten.
  • Verdachte werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
  • Verdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Verdachte geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Verdachte onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs, anabolen en alcohol. Verdachte werkt mee aan urine-, bloed- en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht.
7.3.4
Het oordeel van de rechtbank – GVM
Uit de aanvullende Pro Justitia-rapportage van 18 maart 2021 (opgesteld door dezelfde onderzoekers als het rapport van 21 januari 2021) blijkt dat naast tbs met voorwaarden ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) zou kunnen worden opgelegd. Deze maatregel past bij de door onderzoekers beschreven problematiek van verdachte. Een autismespectrumstoornis is namelijk maar beperkt behandelbaar. Het is de verwachting dat verdachte lange tijd en wellicht zelfs levenslang ondersteuning nodig zal blijven houden. Daarbij hoeft de begeleiding zeker niet altijd in een kliniek te gebeuren, maar is het wel aannemelijk dat er over een langere, zo niet levenslange periode begeleiding nodig zal zijn. Een GVM zou bij deze zorgbehoefte aansluiten, omdat de behandeling of begeleiding dan ook in een verplicht kader door zal gaan nadat de tbs-maatregel is afgelopen. Met behulp van deze maatregel zou kunnen worden ingegrepen in het geval dat verdachte na het definitief beëindigen van de tbs-maatregel niet meer gemotiveerd mocht zijn voor hulpverlening, terwijl de behandelaren hier nog wel een indicatie voor zien.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 25 maart 2021, opgesteld door J. Moll en M. Bink.
Hieruit blijkt dat naast de tbs (met voorwaarden) wordt geadviseerd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen conform artikel 38z Sr. Met deze maatregel kan verdachte, na beëindiging van de tbs-maatregel, in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een tbs-traject nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs-kader noodzakelijk is.
Ondanks de suggestie van de Pro Justitia-rapporteurs en het advies van de reclassering acht de rechtbank een aan de tbs-maatregel aansluitende GVM in deze zaak niet proportioneel.
Het recidiverisico op extremistisch geweld wordt op dit moment ingeschat als matig. Verdachte is gemotiveerd om te worden behandeld en kan ook worden behandeld. Verdachte heeft aangegeven dat het opleggen van een GVM voor hem juist demotiverend werkt omdat hij na afronding van de tbs-maatregel niet jarenlang geconfronteerd wil worden met feiten uit zijn verleden. Het is aannemelijk dat een behandeling van verdachte, zeker in het ingrijpende kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, het recidiverisico zal laten afnemen. Dat verdachte mogelijk levenslang ondersteuning nodig zal hebben, betekent niet dat enkel om die reden de ingrijpende maatregel van een GVM moet worden opgelegd.
7.3.5
Het oordeel van de rechtbank – Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 11 februari 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/730051-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 1 april 2019 van de Rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten, omdat daarmee een soepele overgang van verdachte naar de voor hem noodzakelijke behandelplek zou worden doorbroken. De vordering tot tenuitvoerlegging zal dan ook worden afgewezen.
7.3.6
Het oordeel van de rechtbank – Beslag
Onder verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
DS Doos Deponeren (Omschrijving: 5960977)
38 STK Ampul Deponeren (Omschrijving: 5960464)
400 STK Injectienaald Deponeren (Omschrijving: 5960470)
STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960943)
1 STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960979)
1 STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960982)
1 STK Medicijn Deponeren (Omschrijving: 5960986)
1 L Vloeistof Deponeren (Omschrijving: 5960940)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5953285, Findx2)
1 STK Telefoontoestel Deponeren (Omschrijving: 5953287, LG)
1 STK Computer Deponeren (Omschrijving: 5953290, Merkloos)
1 STK Handgereedschap Deponeren (Omschrijving: 5960475)
1 STK Electra Deponeren (Omschrijving: 5960935)
1 STK Oven Deponeren (Omschrijving: 5960457, Zwart, merk: Tristar)
1 STK Luchtbuks Deponeren (Omschrijving: 5954198, Hatsan Striker 1000s)
De goederen behoren aan verdachte toe. Niet is gebleken dat deze goederen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Zo is niet komen vast te staan dat met (behulp of door middel van) deze goederen het bewezenverklaarde feit is gepleegd. Evenmin is het bezit van deze goederen strafbaar. Alle goederen zullen dan ook aan verdachte worden geretourneerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38, 38a, 38d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. en 3. tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2. tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
  • Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om Verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
  • Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
  • Verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in GGnet FPA de Boog of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht.
  • Verdachte kan per vrijdag 16 april 2021 opgenomen worden bij FPA De Boog. Mocht dit onverhoopt niet lukken, dan dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan een tijdelijke plaatsing in een andere kliniek middels een overbruggingsplaatsing.
  • Verdachte neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars dat nodig achten.
  • Verdachte werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Verdachte werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
  • Verdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Verdachte geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Verdachte onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs, anabolen en alcohol. Verdachte werkt mee aan urine-, bloed- en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland en door Reclassering Nederland aan te wijzen instanties de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 13.730051-18)
Gelast de teruggave aan verdachtevan:
DS Doos Deponeren (Omschrijving: 5960977)
38 STK Ampul Deponeren (Omschrijving: 5960464)
400 STK Injectienaald Deponeren (Omschrijving: 5960470)
STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960943)
1 STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960979)
1 STK Maatbeker Deponeren (Omschrijving: 5960982)
1 STK Medicijn Deponeren (Omschrijving: 5960986)
1 L Vloeistof Deponeren (Omschrijving: 5960940)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 5953285, Findx2)
1 STK Telefoontoestel Deponeren (Omschrijving: 5953287, LG)
1 STK Computer Deponeren (Omschrijving: 5953290, Merkloos)
1 STK Handgereedschap Deponeren (Omschrijving: 5960475)
1 STK Electra Deponeren (Omschrijving: 5960935)
1 STK Oven Deponeren (Omschrijving: 5960457, Zwart, merk: Tristar)
1 STK Luchtbuks Deponeren (Omschrijving: 5954198, Hatsan Striker 1000s)
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 april 2021.