Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- [eiser] met mr. Witvoet,
- [naam 1] ( [functie] van [gedaagde 2] ) met mr. Endtz.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kamerstukken I2003/04, 28179, B, p. 10). [gedaagden] kan dus niet worden gevolgd in haar verweer op dit punt. De door haar genoemde uitspraak gaat over analoge toepassing van artikel 2:107a BW bij handelingen die niet vallen onder het begrip ‘belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming’. Dat is in het onderhavig geval niet aan de hand. Hier gaat het om de verkoop van de aandelen in [gedaagde 2] , die de substantiële activa van [gedaagde 1] vormen. De analoge toepassing op de BV wordt in dat geval algemeen aangenomen. Als de aandeelhouders niet op een behoorlijke wijze worden betrokken in de besluitvorming omtrent een dergelijke verkoop van een deelneming, wordt dit in strijd geacht met de in artikel art. 2:8 BW genoemde redelijkheid en billijkheid. Het door [gedaagden] genoemde arrest is op de onderhavige zaak niet van toepassing. De opvatting van [gedaagden] steunt niet op het recht.