ECLI:NL:RBAMS:2021:2652
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van medehuurderschap in huurwoning na beëindiging van samenwoning
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [eiseres], en gedaagde, Vesteda Investment Management B.V., over het medehuurderschap van een huurwoning. Eiseres had een verzoek ingediend om medehuurder te worden van de woning die zij samen met [naam 1] had bewoond. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 7:267 lid 1 BW, omdat deze gezamenlijk door huurder en beoogd medehuurder moest worden ingesteld. Echter, in eerdere procedures was vastgesteld dat [naam 1] medewerking moest verlenen aan het verkrijgen van medehuurderschap door eiseres. De kantonrechter concludeerde dat het onredelijk zou zijn om eiseres te verplichten [naam 1] opnieuw in rechte te betrekken, gezien de eerdere beslissingen van de rechterlijke instanties.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat eiseres aan de voorwaarden van artikel 7:267 lid 3 BW voldeed, waaronder het hebben van een hoofdverblijf in de woning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met [naam 1]. Eiseres had tot eind augustus 2019 met [naam 1] samengewoond en had bijgedragen aan de kosten van de huishouding. De kantonrechter oordeelde dat Vesteda niet kon volhouden dat eiseres niet voldeed aan de eisen voor medehuurderschap, en dat het verzoek tot medehuurderschap tijdig was ingediend na de beëindiging van de samenwoning.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiseres toegewezen, waardoor zij met ingang van de datum van het vonnis medehuurder van de woning aan de [adres 1] werd. Vesteda werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.