ECLI:NL:RBAMS:2021:2729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
13/308015-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal van auto’s en andere goederen, rijden onder invloed en verkeersdelicten

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 28-jarige man, die op 4 november 2020 in Amsterdam en op 28 november 2020 in Lunteren en Ede verschillende diefstallen heeft gepleegd. De man werd beschuldigd van het stelen van twee auto’s, betaalpassen, sleutels en een telefoon. Daarnaast was hij aangeklaagd voor het rijden onder invloed van amfetamine en het negeren van verkeersregels, wat leidde tot gevaarlijke situaties op de weg. Tijdens de zitting op 12 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. K. Hara, gepleit voor bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.H. Pentinga, betoogde dat bepaalde bewijsmiddelen onrechtmatig waren verkregen en dat de man niet het oogmerk had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de tas van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal en de verkeersdelicten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, gezien de psychische problemen van de verdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/308015-20
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Hara, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
diefstal van betaalpassen, sleutels, een personenauto en een telefoon van [slachtoffer 1] op 4 november 2020 te Amsterdam;
primair:diefstal van een personenauto van [slachtoffer 2] op of omstreeks 27 en/of 28 november 2020 te Amsterdam;
subsidiair:joyriding op 28 november 2020 te Amsterdam, Lunteren en Ede;
3. het aanwezig hebben van 165 milliliter GHB op 3 december 2020 te Bussum;
4. het ernstig schenden van de verkeersregels waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was op 28 november te Lunteren en Ede;
5.
primair:diefstal van een rijbewijs en zorgpas van [slachtoffer 3] in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 december 2020 te Amsterdam;
subsidiair:heling van een rijbewijs en zorgpas van [slachtoffer 3] op 3 december 2020 te Bussum;
6. het besturen van een auto onder invloed van amfetamine op 28 november 2020 te Lunteren en Ede.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, 2 primair, 3, 4 en 6. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat een aangifte ontbreekt.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de op 3 december 2020 aangetroffen voorwerpen moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat deze onrechtmatig zijn verkregen. De doorzoeking van de tas van verdachte was niet noodzakelijk om de identiteit van verdachte vast te stellen, nu verdachte daarvoor al zijn naam had opgegeven en de verbalisant verdachte op de foto in het politiesysteem al had herkend. Gelet hierop moet verdachte worden vrijgesproken van feit 1 (wat betreft de bankpassen, de creditcard en de zorgpas), 3 en 5. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de onrechtmatige doorzoeking moet worden verdisconteerd in de strafmaat.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 wat betreft de Mazda 2 aangevoerd dat geen sprake is van diefstal omdat [slachtoffer 1] toestemming heeft gegeven om de auto mee te nemen. Ook ten aanzien van de andere goederen is geen sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening omdat hij de goederen bewaart als herinnering . Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat verdachte niet het oogmerk had om zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. Het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde (de joyriding) kan wel worden bewezen. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het 2e gedachtestreepje “het stopteken van de politie negeren” en het 8e gedachtestreepje “waarbij dit voertuig werd omgeslagen” waarvoor verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Verweer onrechtmatige doorzoeking
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de doorzoeking van de tas van verdachte op 3 december 2020 onrechtmatig was.
Verdachte werd onder invloed van verdovende middelen aangetroffen op het station Naarden/Bussum. Om de identiteit van verdachte te achterhalen heeft de verbalisant, die op dat moment alleen was, de tas van verdachte doorzocht. Weliswaar had verdachte kort daarvoor zijn personalia gegeven, die de verbalisant heeft doorgegeven aan het operationeel centrum en ontving de verbalisant kort daarna registraties en een foto, maar op dat moment vond er nog geen herkenning van verdachte plaats. Pas nadat de verbalisant de tas had doorzocht en hij de, via het operationeel centrum binnengekomen, foto nader had bestudeerd, stelt hij met zekerheid vast dat verdachte inderdaad [verdachte] is. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van de verbalisant. Naar het oordeel van de rechtbank was de verbalisant in het kader van het vaststellen van de identiteit van verdachte bevoegd om de tas te doorzoeken en was de doorzoeking rechtmatig. Het verweer van de raadsvrouw dat strekt tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van betaalpassen, sleutels, een personenauto en een telefoon en overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat wel kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft – nadat hij aangever GHB had aangeboden en aangever buiten bewustzijn was – de betaalpassen, telefoon en sleutels meegenomen en hij is vervolgens met de auto van aangever weggereden. De auto heeft hij ergens in Duitsland achter gelaten. Daarmee heeft hij de goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en is verdachte als heer en meester over de goederen gaan beschikken. Nergens blijkt uit dat verdachte de intentie had om de goederen op enig moment weer terug te geven aan de rechthebbende. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1.
Feit 2 primair
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat feit 2 primair kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft toen hij in de woning van zijn vader was (in [plaats] ) ongevraagd de autosleutels van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] gepakt en hij is vervolgens met de auto weggereden. Uren later is verdachte door de politie in Ede als bestuurder van de Volkswagen Golf aangehouden.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij enkel een rondje wilde gaan rijden. Hij was van plan om in Alkmaar iets op te halen en vervolgens terug te keren. Op de terugweg had hij nog zin om een extra stukje te rijden en om te racen met de politie. Toen hij werd aangehouden was hij naar eigen zeggen al bijna weer bij de woning van zijn vader in Amsterdam.
Door de auto weg te nemen en erin te rijden heeft verdachte als heer en meester over de auto beschikt. Daarbij blijkt uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, en met name het feit dat hij in Ede ver buiten Amsterdam is aangehouden, niet dat verdachte de intentie had om de auto weer ter beschikking te stellen van de rechthebbende. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om de auto wederrechtelijk toe te eigen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal.
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 4
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de deels bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank ook bewezen dat verdachte een stopteken van de politie heeft genegeerd. Uit het proces-verbaal van bevindingen (nazending pagina 6) volgt dat de politie verdachte een stopteken heeft gegeven, waarbij tevens de optische en geluidssignalen zijn ingeschakeld. Verbalisanten zagen dat verdachte met de portierramen deels, dan wel geheel geopend reed. Daarnaast heeft verdachte bij zijn verhoor op 29 november 2020 verklaard dat hij de politie ook heeft gezien. Gelet hierop kan het niet anders dan dat verdachte bewust het stopteken van de politie heeft genegeerd.
Ook het ‘omslaan’ van de auto vindt de rechtbank bewezen. Daaronder verstaat de rechtbank dat de auto door de aanrijding is geroteerd, zoals blijkt uit de foto van de positie van de auto op de weg na de aanrijding.
Feit 5
Verdachte zal worden vrijgesproken van feit 5. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om het rijbewijs en de zorgpas op naam van [slachtoffer 3] wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 6
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1
op 4 november 2020 te Amsterdam betaalpassen, te weten een ASN betaalkaart en een Visa Creditcard, en sleutels en een personenauto, te weten een Mazda 2 met kenteken [kenteken] , en een telefoon, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2 primair
omstreeks 28 november 2020 te Amsterdam een personenauto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , toebehorend aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
op 3 december 2020 te Bussum opzettelijk aanwezig heeft gehad 165 milliliter van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
op 28 november 2020 te Lunteren en Ede, als bestuurder van een personenauto met kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de A30 (richting Ede) en de A12 (richting Arnhem) en de N224, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- het stopteken van de politie te negeren en
- vervolgens een abrupte stuurbeweging te maken tijdens het wisselen van rijbanen en
- vervolgens over de vluchtstrook te rijden en
- vervolgens andere voertuigen via de vluchtstrook in te halen
- vervolgens de toegestane maximumsnelheid te overschrijden met 71 kilometer per uur en
- vervolgens zeer dicht achter een ander voertuig te rijden en
- vervolgens te tripleren (inhalen tussen twee voortuigen door) en
- vervolgens een voor hem rood licht uitstralend verkeerslicht, te negeren en
- vervolgens tegen een voertuig, te weten een personenauto, aan te rijden waarbij dit voertuig werd omgeslagen en
- zonder geldig rijbewijs te rijden en
- onder de invloed van verdovende middelen te rijden
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 6
op 28 november 2020 te Lunteren en Ede een personenauto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerwet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 670 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen,
met aftrek van voorarrest, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zouden de bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd en deze voorwaarden moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 139 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zouden de bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd en deze voorwaarden moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter zake van het door haar onder 6 bewezen geachte feit heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 850,00.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke straf gevolgen kan hebben voor de verblijfsstatus van verdachte. Zij heeft daarom verzocht om een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering en deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee auto’s, betaalpassen, sleutels en een telefoon. Dit zijn ergerlijke feiten, die veel overlast veroorzaken. Door dit handelen heeft verdachte rechtstreeks schade berokkend aan de betrokkenen en bovendien het vertrouwen dat zij in hem hadden beschadigd. Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van een auto opzettelijk meerdere verkeersregels ernstig geschonden, waaronder het rijden onder invloed van amfetamine, het negeren van een rood licht uitstralend stoplicht en een stopteken van de politie, en het overschrijden van de maximumsnelheid. Verdachte heeft zich daarmee volstrekt onverantwoordelijk gedragen op de weg. Hij heeft onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers in gevaar gebracht. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van GHB. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en zijn verboden bij de Opiumwet.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 1 april 2021 blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Gelet op de ernst van deze feiten, het strafblad van verdachte en de toepasselijke oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zonder meer op zijn plaats. De rechtbank zal de raadsvrouw dan ook niet volgen in haar verzoek om een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de rapportages die over de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt.
De psychiater komt in haar rapport van 21 maart 2021 tot de conclusie dat sprake is van een psychotische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis, amfetamine en GHB, en antisociaal gedrag. Het is aannemelijk dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Gelet hierop wordt geadviseerd verdachte de feiten op zijn minst verminderd toe te rekenen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Om het recidiverisico te beperken wordt geadviseerd om verdachte te behandelen in een forensische (dubbeldiagnose) kliniek, bij voorkeur een FPK, met nadien een resocialisatietraject. De voorkeur gaat uit naar een combinatie van een zorgmachtiging – voor de klinische opname en medicamenteuze behandeling – en bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel – voor het resocialisatietraject – met een zo lang mogelijk reclasseringstoezicht.
GGZ Reclassering Inforsa heeft zich in haar rapport van 7 mei 2021 aangesloten bij het advies van de psychiater. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en begeleid wonen.
De rechtbank zal deze adviezen volgen. De rechtbank neemt ook de conclusie van de psychiater ten aanzien van de toerekenbaarheid over en houdt er rekening mee dat de feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 4 en 6. Onder feit 6 is immers bewezen verklaard dat de verdachte heeft gereden onder invloed van amfetamine, terwijl dit ook onder 4 is bewezen verklaard als onderdeel van het zeer gevaarlijke rijgedrag van de verdachte. Daarbij komt dat de beide overtreden bepalingen (de artikelen 5a en 8 van de WVW) hetzelfde belang beschermen, namelijk de verkeersveiligheid. Dat betekent dat de rechtbank de strafoplegging alleen zal baseren op feit 4.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank één straf aan verdachte opleggen nu enkel sprake is van (samenloop van) misdrijven.
Alles overziend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten moet van het onvoorwaardelijk deel van de straf worden afgetrokken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, en op grond van de rapportages over de persoon van verdachte aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen indien er geen behandeling of begeleiding van verdachte plaatsvindt. De reclassering heeft immers beschreven dat wanneer verdachte niet in behandeling is, de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.

9.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:
3 STK Armband (Omschrijving: G6003558, Goud / Zilverkleurig)
STK Armband (Omschrijving: G6003568, Goud & Zilverkleurig)
STK Armband (Omschrijving: G6003572, Goud / Zilverkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003573, Goud)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003574, Bicolor)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003575, Goudkleurig)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003577, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003583, Bicolor)
3 STK Oorbel (Omschrijving: G6003585 - Goudkleurig)
2 STK Armband (Omschrijving: G6003586, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003591, Goud met zwart, merk: Gucci)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003592, Goudkleurig)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003593, Goudkleurig sluiting)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003596, Goudkleurig)
1 STK Horloge (Omschrijving: G6003604, Goud met zwart)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003604, Goudkleurige ketting)
2 STK Sieraad (Omschrijving: G6003606, Rose/Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003611, Goudkleurig, merk: Hugo Boss)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003613, Goud/Zilverkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003614, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003616, Goud)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003619, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003622, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003624, Zilverkleurig)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003631, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003634, Goudkleurig op kaart)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003638, Zwart/Goudkleur)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003639, Goudkleurige, merk: LV)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003644, Goudkleurige)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003645, Goudkleurige ring)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003646, Zilverkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003647, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003648, Goudkleurig)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003649, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003651, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003654, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003655, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003657, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003659, Zwartkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003663, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003666, Zwart)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003670, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003671, Zilverkleurig)
Teruggave aan verdachte
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat alle inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 1.302,82 aan vergoeding van materiële schade en € 500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De materiële schade bestaat uit:
Aanschaf cilinder € 119,00
Aanschaf stang voor brievenbus € 3,29
Aanschaf nieuwe telefoon € 148,98
Simkaart € 10,00
Visa Credit Card € 7,50
Museumkaart € 4,95
Aanvragen rijbewijs € 40,65
Pasfoto’s rijbewijs € 10,00
Autoverhuur 15/1/21 – 29/1/21 € 132,62
Kosten professionele hulpverlening € 825,83
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.614,60, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat daarnaast de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. Voor het overige deel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat vergoeding van het rijbewijs (incl. pasfoto), museumkaart, autoverhuur en kosten professionele hulpverlening moeten worden afgewezen. Daarnaast heeft zij verzocht om de vergoeding van de immateriële schade te matigen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank vindt de schadeposten a, b, c, d, e, i en j voldoende onderbouwd en zal deze posten toewijzen. De schadeposten f, g en h kunnen niet als rechtstreekse schade worden aangemerkt nu niet in de aangifte is opgenomen dat ook het rijbewijs en de museumkaart van de benadeelde partij zijn weggenomen. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Aan materiële schade zal daarom een bedrag van € 1.247,22 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Naast materiële schade heeft de benadeelde partij eveneens immateriële schadevergoeding gevorderd. De benadeelde partij stelt dat hij door de diefstal veel psychische klachten heeft gehad, bestaande uit sombere/depressieve gevoelens, slechte nachtrust, vermoeidheid en futloosheid. Ook heeft hij sinds het incident vertrouwensproblemen. Dit heeft tot op heden aanzienlijke gevolgen voor de benadeelde partij gehad, waarvoor hij professionele hulp heeft moeten zoeken bij Positieve Nood. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Voor het aannemen van psychisch leed dient aannemelijk gemaakt te worden dat er sprake is van geestelijk letsel. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002 (NJ 2002, 240) is voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de brief van Positieve Nood – waaruit blijkt dat de benadeelde partij kenmerken vertoond die horen bij een posttraumatische stress stoornis – voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank ziet wel aanleiding om de vordering te matigen. Aan immateriële schade zal daarom een bedrag van € 200,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 5.288,82 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 1.000,- , vermeerderd met de wettelijke rente, en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voor het overige deel van de vordering moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat niet kan worden vastgesteld of alle reparaties rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering te matigen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de benadeelde partij door het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreekse schade heeft geleden. De gevorderde materiële schadevergoeding is voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 5.288,82 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5a en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en 2:
telkens: diefstal;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Eendaadse samenloop van feit 4 en 6:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde neemt, binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd, contact op met Tactus Verslavingszorg, Pannekoekendijk 17, 8021 EX te Zwolle, telefoonnummer 088-3822887. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in FPC Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties kan de reclassering
een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nog te indiceren instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke
opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
3 STK Armband (Omschrijving: G6003558, Goud / Zilverkleurig)
STK Armband (Omschrijving: G6003568, Goud & Zilverkleurig)
STK Armband (Omschrijving: G6003572, Goud / Zilverkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003573, Goud)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003574, Bicolor)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003575, Goudkleurig)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003577, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003583, Bicolor)
3 STK Oorbel (Omschrijving: G6003585 - Goudkleurig)
2 STK Armband (Omschrijving: G6003586, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003591, Goud met zwart, merk: Gucci)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003592, Goudkleurig)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003593, Goudkleurig sluiting)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003596, Goudkleurig)
1 STK Horloge (Omschrijving: G6003604, Goud met zwart)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003604, Goudkleurige ketting)
2 STK Sieraad (Omschrijving: G6003606, Rose/Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003611, Goudkleurig, merk: Hugo Boss)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003613, Goud/Zilverkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003614, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003616, Goud)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003619, Goudkleurig)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003622, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003624, Zilverkleurig)
2 STK Oorbel (Omschrijving: G6003631, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003634, Goudkleurig op kaart)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003638, Zwart/Goudkleur)
1 STK Armband (Omschrijving: G6003639, Goudkleurige, merk: LV)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003644, Goudkleurige)
1 STK Sieraad (Omschrijving: G6003645, Goudkleurige ring)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003646, Zilverkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003647, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003648, Goudkleurig)
1 STK Hanger (Omschrijving: G6003649, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003651, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003654, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003655, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003657, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003659, Zwartkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003663, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003666, Zwart)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003670, Goudkleurig)
1 STK Oorbel (Omschrijving: G6003671, Zilverkleurig)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]deels toe tot een bedrag van € 1.247,22 (duizendtweehonderdzevenenveertig euro en tweeëntwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.447,22 (duizendvierhonderdzevenenveertig euro en tweeëntwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, 4 november 2020, tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt gijzeling toegepast voor de duur 2 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 5.288,82 (vijfduizendtweehonderdachtentachtig euro en tweeëntachtig cent) aan vergoeding van materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.288,82 (vijfduizendtweehonderdachtentachtig euro en tweeëntachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 28 november 2020, tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt gijzeling toegepast voor de duur van twee dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2021.