ECLI:NL:RBAMS:2021:3080

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
21/1117
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van in beslag genomen personenauto aan leasemaatschappij na klaagschrift ex artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een leasemaatschappij, hierna klaagster genoemd. Klaagster verzocht om teruggave van een personenauto, merk Audi A7, die in beslag was genomen van de heer [naam 1] wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. Klaagster, gevestigd in Bulgarije, stelde dat zij de rechtmatige eigenaar van het voertuig was en dat de inbeslagname haar belangen schaadde, aangezien zij financieel verlies leed door de voortduring van de inbeslagname.

De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij het klaagschrift op 2 maart 2021 was ingediend en het Openbaar Ministerie op 19 maart 2021 zijn standpunt had kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare raadkamer op 26 mei 2021 zijn de gemachtigd raadsvrouw van klaagster, mr. B. Petkova, en de officier van justitie, mr. G.J.A.M. Rasker, gehoord. De rechtbank oordeelde dat klaagster voldoende maatregelen had genomen om te voorkomen dat de beslagene, [naam 1], het voertuig zou besturen zonder geldig rijbewijs. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou oordelen dat het voertuig niet verbeurd verklaard zou worden.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beklag gegrond verklaard en gelast dat de in beslag genomen personenauto aan klaagster wordt teruggegeven. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96-061380-21
RK: 21/1117
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klaagster] ,

gevestigd te [geboorteplaats] (Bulgarije),
wettelijk vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsvrouw, mr. B. Petkova,
Huijgenstraat 2, 2515 BC ’s Gravenhage,
klaagster, niet zijnde de beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 2 maart 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 19 maart 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 26 mei 2021 de gemachtigd raadsvrouw van klaagster, mr. B. Petkova en de officier van justitie, mr. G.J.A.M. Rasker in openbare raadkamer gehoord.
De wettelijke vertegenwoordiger van klaagster is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het onder de heer [naam 1] (beslagene) in beslag genomen voorwerp, te weten:
- personenauto, merk Audi A7 met Bulgaars kenteken [kenteken] , goednummer 6010790.
Klaagster is een leasemaatschappij naar Bulgaars recht en is eigenaar van het voertuig. Klaagster heeft op 13 augustus 2020 een leaseovereenkomst gesloten met [naam 1] ten behoeve van de lease van bovengenoemd voertuig. Klaagster heeft in een annex bij de leaseovereenkomst van 13 augustus 2020 de heer [naam 2] gemachtigd tot het besturen van het voertuig, nu [naam 1] tijdelijk onbevoegd was verklaard tot het besturen van voertuigen.
Klaagster kan zich met de voortduring van de inbeslagname niet verenigen, aangezien klaagster de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Klaagster wordt met de inbeslagname geraakt in haar belangen lijdt financieel verlies.
De raadsvrouw van klaagster heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw heeft een bij de leaseovereenkomst horende annex aan de rechtbank overgelegd alsmede een notariële aanmaning. In de annex staat vermeld dat het rijbewijs van [naam 1] is verlopen en verlengd moet worden. De leaseovereenkomst wordt gesloten met diegene die met zijn inkomen de afbetaling kan garanderen. Het is gebruikelijk in Bulgarije dat bijvoorbeeld ouders leaseovereenkomsten afsluiten voor hun kinderen. [naam 1] heeft de overeenkomst met klaagster gesloten en afgesproken is dat [naam 2] de auto mocht besturen. Voorwerpen die niet aan een verdachte toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard als gebleken is dat de eigenaar, in dit geval klaagster, bekend was met de strafbare feiten. Klaagster had het echter niet kunnen weten of zelfs vermoeden. [naam 1] heeft garant gestaan voor de afbetaling van de leaseovereenkomst en verder is nadrukkelijk afgesproken dat [naam 2] de auto zou besturen totdat het rijbewijs van [naam 1] zou zijn vernieuwd. Klaagster is pas op de hoogte geraakt van de inbeslagname toen [naam 1] stopte met betalen. Klaagster was ook niet op de hoogte van de aanhoudingen van [naam 1] . De raadsvrouw heeft gewezen op de conclusie van 6 april 2021 (vindplaats ECLI:NL:PHR:2021:317), waaruit blijkt dat enigszins te kwader trouw moet zijn gehandeld door klaagster om tot een verbeurdverklaring te kunnen komen. In casu heeft klaagster, een bona fide bedrijf met goede naam, er juist alles aan gedaan om te voorkomen dat niet iemand anders in de auto zou rijden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klaagster en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het Openbaar Ministerie zal vorderen dat het voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
Op 23 december 2020 is er tegen [naam 1] proces-verbaal opgemaakt wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. Gelet op het feit dat [naam 1] recidive heeft voor dit feit is het voertuig waarin hij reed inbeslaggenomen. Het gaat om recente feiten, op 21 november, 20 september en 1 april 2020 en 20 juli 2019.
Het voertuig staat op naam van [klaagster] . Blijkens de bij het klaagschrift aangeleverde stukken was klaagster op de hoogte van het feit dat [naam 1] niet in het bezit is van een geldig rijbewijs en heeft zij getracht maatregelen te treffen zodat [naam 1] geen gebruik kon maken van het voertuig. Echter blijkt dat deze maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn. Inmiddels is [naam 1] driemaal staande gehouden in dit voertuig wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. Het blijkt dus dat [naam 1] gewoon gebruik kan blijven maken van het voertuig en dat hij kennelijk niet leert van eerdere straffen en dat het hem niet weerhoudt te gaan rijden zonder geldig rijbewijs. De kans op recidive bij teruggave is hoog.
Het is daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 23 december 2020 is, onder beslagene, op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
Beslagene wordt – kort gezegd – verdacht van het rijden zonder geldig rijbewijs.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring. De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal uitspreken.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voorwerp zal verbeurd verklaren. Immers, zoals blijkt uit de door de raadsvrouw overgelegde stukken en het gevoerde verweer, heeft de leasemaatschappij (klaagster) voldoende zorgvuldig gehandeld en het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat de beslagene, [naam 1] , het door hem geleasde voertuig niet zou besturen totdat hij weer in het bezit zou zijn van een geldig rijbewijs. Van enige kwade trouw bij het handelen van klaagster is niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat klaagster en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Zij zal dan ook gelasten dat het voorwerp aan klaagster dient te worden teruggegeven. Het beklag wordt gegrond verklaard.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
gegronden gelast de teruggave aan klaagster van
- een personenauto, merk Audi A7 met Bulgaars kenteken [kenteken] , goednummer 6010790.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021.
De griffier is buiten staat mede te tekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.