In deze zaak heeft de Stichting Varkens in Nood op 25 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank Amsterdam heeft op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer AWB 21/1833. De eiseres had op 4 augustus 2020 een Wob-verzoek ingediend, waarin zij vroeg om openbaarmaking van een overzicht van het verrijkingsmateriaal in varkensstallen voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020. De NVWA heeft de ontvangst van het verzoek bevestigd en de beslistermijn met vier weken verlengd, waardoor de uiterste reactiedatum op 29 september 2020 viel. De NVWA heeft echter niet tijdig gereageerd, wat heeft geleid tot de ingebrekestelling door eiseres op 30 september 2020.
De rechtbank overweegt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Hoewel er bijna zes maanden zijn verstreken tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep, heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres mocht afleiden dat de NVWA alsnog een beslissing zou nemen. De rechtbank oordeelt dat de vertraging niet onredelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak. De NVWA heeft op 27 mei 2021 alsnog een besluit genomen, maar dit gebeurde nadat het beroep al was ingesteld.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep, omdat de NVWA inmiddels had beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft de NVWA veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 267,-, en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M.M.L.A.T. Doll, in aanwezigheid van griffier N. van der Kroft.