ECLI:NL:RBAMS:2021:4001

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
13/000754-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in openlijke geweldpleging tijdens voetbalwedstrijd tussen Celtic FC en Ajax

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd tussen Celtic FC en Ajax op 26 november 2015 in Glasgow. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen dat hij een intellectuele of materiële bijdrage aan het geweld had geleverd. De zaak was complex en kende een lange doorlooptijd, mede door de overname van de vervolging door het Nederlandse Openbaar Ministerie en de impact van de coronamaatregelen. Tijdens de zittingen op 31 mei en 2 augustus 2021 werd het bewijs besproken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De officieren van justitie stelden dat de verdachte herkenbaar was op de beelden, maar de verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte vrijgesproken werd. De rechtbank benadrukte dat de drempel voor wettig en overtuigend bewijs niet gehaald werd, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/000754-19 (Promis)
Datum uitspraak: 2 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 mei 2021 en 2 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C. Staal en M.E. Woudman en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J. de Vries, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 26 november 2015 in Glasgow (Groot-Brittannië) heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl het door hem gepleegde geweld bij een of meerdere personen (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op donderdagavond 26 november 2015 werd in het Celtic Park stadion in Glasgow een Europa League wedstrijd gespeeld tussen Celtic FC en Ajax. Voorafgaand aan die wedstrijd, om ongeveer 19:00 uur, liep volgens verschillende getuigen een groep Ajaxsupporters vanuit het centrum van Glasgow naar de Gallowgate. De Gallowgate is een straat met pubs, waar voornamelijk supporters van Celtic FC samenkomen. De groep Ajaxsupporters zou zich eerder om 18:00 uur al hebben verzameld in de pub [pub 1] aan de West Nile street. Tijdens hun tocht door de Gallowgate viel de groep klanten van de pubs [pub 2] en [pub 3] aan, waarbij onder meer gebruik zou zijn gemaakt van glazen, flessen, metalen stangen, knuppels en stokken. Hierbij hebben meerdere personen (ernstige) verwondingen opgelopen.
Tijdsverloop
Het feit in deze zaak dateert van 26 november 2015. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte is pas op 31 mei 2021 aangevangen. Er zijn verschillende oorzaken voor de omstandigheid dat het een lange tijd heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk op zitting kon worden behandeld.
Het onderzoek is aanvankelijk gestart in Schotland. De Schotse autoriteiten hebben op 14 december 2017 gevraagd of het Nederlandse Openbaar Ministerie de vervolging wilde overnemen. Het Openbaar Ministerie is hiermee akkoord gegaan, waarna er door de politie in Nederland ook nog onderzoek is verricht. In totaal zijn er vijftien personen als verdachte aangemerkt. Op verzoek van een aantal van de verdachten is ook nog aanvullend onderzoek verricht.
De inhoudelijke behandeling was gepland in de eerste helft van 2020. In die periode werd Nederland echter getroffen door het coronavirus, waardoor die zitting niet kon doorgaan.
Voornoemde omstandigheden hebben voor een aanzienlijke vertraging gezorgd, wat maakt dat de inhoudelijke behandeling ruim vijf en een half jaar na het feit heeft plaatsgevonden.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. Verdachte is door de Nederlandse verbalisanten [naam 1] en [naam 2] herkend op de camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] . [naam 1] en [naam 2] hebben de bewegende beelden bekeken en deze beelden zijn duidelijk genoeg om personen op te kunnen herkennen. De herkenningen voldoen aan de Nederlandse juridische standaard en kunnen dan ook worden gebruikt als doorslaggevend bewijsmiddel. [pub 4] bevindt zich tussen de [pub 2] , waar rond 19:00 uur geweld werd gepleegd, en [pub 3] , waar rond 19:05 uur geweld werd gepleegd. Verdachte is rond 19:02 uur te zien op de beelden van [pub 4] , hij kwam uit de richting waar vandaan voorwerpen werden gegooid. Verdachte is vanuit de [pub 1] bewust meegelopen met de groep geweldplegers en heeft onderdeel van die groep uitgemaakt. Hij heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van deze groep. Daarbij heeft verdachte geen verklaring af willen leggen over zijn aanwezigheid en rol bij de geweldplegingen, terwijl dat onder voornoemde omstandigheden wel op zijn weg had gelegen. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging zoals is ten laste gelegd.
Verdachte moet partieel worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel dat de openlijke geweldpleging ten gevolge heeft gehad, nu niet is komen vast te staan dat verdachte het geweld heeft gepleegd dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
4.2.
Standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat de herkenningen van [naam 1] en [naam 2] onvoldoende betrouwbaar zijn. De camerabeelden zijn van te slechte kwaliteit om tot een herkenning te komen. Daarnaast zijn de (gezichts)kenmerken op basis waarvan de verbalisanten tot hun herkenning komen niet waarneembaar op de camerabeelden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid van herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning zijn in het algemeen de volgende elementen van belang.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit wetenschappelijk onderzoek naar voren komt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dat maakt het doorgaans lastig om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent.
Beoordeling
In het dossier bevinden zich herkenningen van de Nederlandse verbalisanten [naam 2] en [naam 1] .
[naam 2] heeft op verzoek van een collega de afbeeldingen en de bijbehorende camerabeelden bekeken. [naam 2] had de beelden eerder gezien en toen heeft hij al een aantal personen herkend. Hij herkende verdachte voor honderd procent op de camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] . [naam 2] herkende verdachte aan zijn lange lengte, zijn postuur en zijn inhammen van zijn donkere haardracht. [naam 2] heeft verdachte veelvuldig gezien bij wedstrijden van Ajax.
[naam 1] heeft ook op verzoek van een collega de afbeeldingen en de bijbehorende camerabeelden bekeken. Zij had deze beelden niet eerder gezien en geen namen gehoord. Aan [naam 1] werd gevraagd of zij de personen door haar werkzaamheden herkende. [naam 1] herkende verdachte voor honderd procent op de camerabeelden van de [pub 1] aan zijn lange slungelige postuur en de lichte inhammen van zijn haardracht.
De bewegende camerabeelden zijn op de zitting bekeken. De rechtbank vindt de bewegende camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen.
[naam 2] en [naam 1] hebben beschreven aan welke kenmerken zij verdachte hebben herkend. Bovendien kende en herkende [naam 2] verdachte omdat hij hem veelvuldig bij wedstrijden van Ajax heeft gezien. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenningen van [naam 2] en [naam 1] en vindt deze herkenningen dan ook betrouwbaar. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte voornoemde persoon is die is te zien op de camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] .
Rol van verdachte
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft geleverd. Op de camerabeelden van [pub 4] is, op het moment dat verdachte in beeld is, slechts te zien dat verdachte en andere personen van de bovenkant naar de onderkant van het beeld lopen. Niet is te zien dat verdachte handelingen verricht waarmee hij een intellectuele of materiële bijdrage levert aan het geweld. Gezien de omstandigheid dat verdachte voorafgaand aan het incident ook al bij de groep personen in de [pub 1] is te zien, vindt de rechtbank het wel voorstelbaar dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de openlijke geweldpleging, maar gelet op de geldende jurisprudentie wordt de drempel voor wettig en overtuigend bewijs niet gehaald. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam 3] vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [naam 4] vordert £ 150,- aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [naam 5] vordert £ 500,- aan vergoeding van materiële schade, £ 4.550,- aan vergoeding van immateriële schade en £ 150,- aan vergoeding van proceskosten.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken. Aan verdachte wordt dus ook geen straf of maatregel
opgelegd en ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering zijn de vorderingen van de benadeelde partijen in dat geval niet-ontvankelijk. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen eventueel nog aan de civiele rechter voorleggen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [naam 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [naam 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [naam 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2021.