ECLI:NL:RBAMS:2021:4059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/687366/20-4581
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, geboren in 1953, beroep heeft ingesteld tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Amsterdam op 19 juni 2020 was opgelegd. Betrokkene heeft tevens een verzoek tot schadevergoeding ingediend op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Wvggz, waarbij betrokkene werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.K. Gaasbeek, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mevrouw J. Liauw-A-Joe.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op 2 juli 2020 beroep heeft ingesteld tegen de crisismaatregel en op 6 juli 2020 een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2021 zijn verschillende argumenten naar voren gebracht, waaronder de onrechtmatigheid van de crisismaatregel en de schade die betrokkene heeft geleden door de gang van zaken. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en de ontwikkelingen in de rechtspraak met betrekking tot samenloop van crisismaatregelen.

In haar beoordeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat de burgemeester de crisismaatregel rechtmatig heeft opgelegd en dat de voortzetting daarvan binnen de termijn van de lopende machtiging is verleend. De rechtbank heeft de verzoeken tot schadevergoeding afgewezen, omdat het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft ook excuses aangeboden voor de vertraging in de behandeling van de zaak, die te maken had met prioriteit voor spoedzaken tijdens de coronaperiode. De beslissing is genomen door mr. M.E.B. Terwee, rechter, in tegenwoordigheid van griffier M. Amarki.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/687366 / 20-4581
kenmerk: 1085310
Beroep tegen een crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding
Beschikking van 2 augustus 2021naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoeker
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.K. Gaasbeek,
tegen
de burgemeester van de gemeente Amsterdam,
verweerder
advocaat: mevrouw J. Liauw-A-Joe.

1.Het procesverloop

Op 2 juli 2020 heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die de burgemeester op 19 juni 2020 aan haar heeft opgelegd. Op 6 juli 2020 heeft betrokkene een verzoek tot schadevergoeding ingediend op grond van artikel 10:12 sub 2 Wvggz. Op 19 juli 2021 heeft betrokkene een aanvullend verzoek tot schadevergoeding ingediend op grond van artikel 10:12 sub 3 Wvggz.
Bij de verzoekschriften zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel d.d. 19 juni 2020;
- beschikking van deze rechtbank waarin de voortzetting van de tweede crisismaatregel is verleend d.d. 25 juni 2020;
- uitspraken van rechtbank Noord-Nederland (ECL:NL:RBNNE:2020:227) en rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2020:11:00);
- e-mail-correspondentie waaruit blijkt dat betrokkene kunstenares is.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 juli 2021 in het gebouw van
de rechtbank. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- bovengenoemde advocaat;
- mevrouw J. Liauw-A-Joe, advocaat van de gemeente Amsterdam.
Tevens was de moeder van betrokkene aanwezig.

2.Verzoek

2.1.
Betrokkene stelt allereerst beroep in tegen de op 19 juni 2020 door de burgemeester verleende crisismaatregel. Daarnaast stelt betrokkene dat de rechtbank ten onrechte deze crisismaatregel op 25 juni 2020 heeft verlengd. Betrokkene heeft verzocht:
- de beschikking van de burgemeester van 19 juni 2020 onrechtmatig te verklaren;
- aan haar een schadevergoeding toe te kennen van € 100,- per dag;
- aan haar een billijke schadevergoeding toe te kennen vanwege overschrijding van de beslistermijn door de rechtbank;
- de Staat te veroordelen in de kosten van deze procedure welke gesteld kunnen worden op
€ 600,- ex btw (vergelijkbaar met het toevoegingstarief).

3.Standpunten

3.1.
Namens betrokkene is aangevoerd dat de beschikking van de burgmeester niet rechtmatig tot stand is gekomen, omdat er al een crisismaatregel liep en verlengd was door de rechtbank. De advocaat verwijst ter onderbouwing naar voornoemde uitspraken waarin een samenloop van maatregelen niet mogelijk is geacht. Betrokkene heeft door deze gang van zaken schade geleden, bestaande uit onrechtmatig verblijf in de accommodatie en een periode van onzekerheid en spanning, en daarom verzoekt zij om aan haar een schadevergoeding toe te kennen van € 100,- per dag voor de periode van 25 juni 2020 tot en met 21 juli 2020 (26 dagen). Dit komt neer op een totaalbedrag van € 2600,-. Daarnaast verzoekt betrokkene om aan haar een billijke schadevergoeding toe te kennen, omdat de rechtbank de wettelijke beslistermijn van vier weken naar aanleiding van dit beroep ruim heeft overschreden. De advocaat stelt verder dat tijdens de mondelinge behandeling van 25 juni 2020 over de verlenging van de crisismaatregel de verbinding met hem was verbroken terwijl hij zijn betoog aan het afsluiten was.
3.2.
De advocaat van de gemeente Amsterdam heeft aangevoerd dat de oplegging van de tweede crisismaatregel geen gevolgen voor betrokkene heeft gehad, omdat de voortzetting daarvan binnen de termijn van de lopende machtiging is afgegeven. Met andere woorden: de uitkomst zou niet anders zijn geweest als de tweede crisismaatregel niet was opgelegd.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat op het moment dat de tweede crisismaatregel werd afgegeven er nog geen bestendige rechtspraak was over samenloop van crisismaatregelen en verlenging daarvan en de Hoge Raad nog geen arrest had gewezen. Er waren uiteenlopende uitspraken van verschillende rechtbanken en ook binnen de rechtbanken was er niet altijd één lijn. Zo is de behandelend rechter bij de voortzetting van de tweede crisismaatregel in deze zaak ervan uitgegaan dat het mogelijk moet zijn om een bestaande machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel te wijzigen na een aanvullende crisismachtiging en daarin de in deze tweede crisismachtiging opgenomen aanvullende vormen van verplichte zorg op te nemen indien de procedure van een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Zo ook rechtbank Limburg in haar uitspraak van 22 april 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:3311).
4.2.
Op 20 november 2020 heeft de Hoge Raad een arrest over dit vraagstuk gewezen (ELI:NL:HR:2020:1807). Dit naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 februari 2020 op beroep tegen een tweede crisismaatregel met aanvullende verplichte zorg en waarin dit beroep ongegrond was verklaard. De Hoge Raad heeft onder 4.1.3 het volgende overwogen:
Op het moment dat de rechtbank de machtiging tot voortzetting van de eerste crisismaatregel en (enkele weken later) de bestreden beschikking op het beroep tegen de tweede crisismaatregel gaf, voorzag de Wvggz niet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om in de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel andere vormen van verplichte zorg op te nemen dan vermeld in de crisismaatregel.
(..)
De wetgever heeft erkend dat dit een leemte was in de Wvggz en heeft met ingang van 31 oktober 2020 in die leemte voorzien door aanvulling van art. 7:8 Wvggz. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank op een andere wijze in de leemte voorzien: teneinde de zorg mogelijk te maken die noodzakelijk was om de crisissituatie af te wenden, heeft zij het treffen van de tweede crisismaatregel met de daarin voorziene aanvullende vormen van verplichte zorg toelaatbaar geacht. Dat oordeel getuigt, gelet op het destijds bestaande stelsel van de Wvggz, niet van een onjuiste rechtsopvatting.
4.3.
De rechtbank sluit zich aan bij dit arrest. De redenering in de beschikking van 25 juni 2020 van deze rechtbank waarin de voortzetting van de tweede crisismaatregel is verleend, wordt door de Hoge Raad hier bevestigd. Bovendien is de voortzetting van de tweede crisismaatregel binnen de termijn van de lopende eerdere machtiging verleend, zodat dit geen andere gevolgen voor betrokkene heeft gehad dan dat haar een nieuwe vorm van verplichte zorg is opgelegd die ziet op het aanbrengen van beperkingen ten aanzien van de communicatiemiddelen. De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van deze aanvullende vorm van verplichte zorg rechtmatig is geweest. Betrokkene deed destijds buitensporige financiële uitgaven vanuit ontremd gedrag. Om haar daartegen te beschermen, wilden haar behandelaren haar onthouden van telefoon- en internetverkeer. Dat betrokkene telefoon- en internetverkeer nodig had om haar werk als kunstenares uit te kunnen oefenen, doet hier niets aan af. Bij betrokkene was destijds sprake van een manisch psychotische ontregeling waarvoor behandeling en begrenzing nodig was.
4.4.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de beschikking van de burgemeester tot het opleggen van de tweede crisismaatregel en de machtiging tot voorzetting daarvan rechtmatig zijn genomen. Hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de hoogte van de gestelde schade behoeft dan ook geen verdere bespreking. Voor zover een klacht is ingediend over de gang van de zaken tijdens de zitting van 25 juni 2020, merkt de rechtbank op dat zowel uit de beschikking van 25 juni 2020 als de zittingsaantekeningen van de griffier in kwestie niet blijkt dat de advocaat zijn pleidooi niet (volledig) heeft kunnen doen of dat de verbinding (voortijdig) verbroken was. De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aangegeven zich de gang van zaken ook niet meer goed te kunnen herinneren en deze zittingsaantekeningen niet te hebben ontvangen. Hij heeft deze niet voor de mondelinge behandeling opgevraagd. Gelet op dit alles heeft de advocaat zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. De advocaat is vrij om het proces-verbaal van de zitting als nog op te vragen. Het beroep tegen de crisismaatregel zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4.5.
Nu het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond is verklaard, is er geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding en is er geen plaats voor het toekennen daarvan. Dit geldt ook voor het aanvullend verzoek tot schadevergoeding in verband met de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft hiervoor eerder excuses aangeboden en uitgelegd dat tijdens de coronaperiode prioriteit is gegeven aan reguliere spoedzaken en daardoor dergelijke zaken zijn blijven liggen. Nu het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen, is er evenmin ruimte voor een proceskostenveroordeling.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 21 september 2020 ongegrond;
wijst af de verzoeken tot schadevergoeding.
Deze beschikking is op 2 augustus 2021 gegeven door mr. M.E.B. Terwee, rechter, in tegenwoordigheid van M. Amarki, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.