ECLI:NL:RBLIM:2020:3311

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/03/277002 / BZ RK 20/711
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven inzake de wijziging van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. De officier van justitie had verzocht om deze wijziging, omdat de eerder opgelegde vormen van verplichte zorg niet langer volstonden en er een dreigende noodsituatie was ontstaan. Betrokkene had onder invloed van psychotische belevingen herhaaldelijk nodeloos de politie en ambulance gebeld, wat leidde tot de noodzaak om beperkingen op te leggen aan het gebruik van communicatiemiddelen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld via telehoren, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. F.W. Oehlen, een psychiater, een semi-arts en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de Wvggz niet voorziet in de mogelijkheid om de verplichte zorg te wijzigen, maar dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om een lopende machtiging niet op korte termijn te kunnen wijzigen om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie toegewezen en de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel gewijzigd, zodat de betrokkene beperkingen opgelegd kreeg in zijn vrijheid om het eigen leven in te richten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat de voorgestelde zorg evenredig, effectief en veilig was. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.T.A.C. Russel en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/277002 / BZ RK 20/711
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
22 april 2020van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel naar analogie van artikel 8:12 e.v. van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende bij Mondriaan Zorggroep, locatie Maastricht,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.W. Oehlen, gevestigd te Beek.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 april 2020 heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, zoals die op 6 april 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de aanvraag van de zorgverantwoordelijke d.d. 8 april 2020;
  • de aanvraag van de geneesheer-directeur d.d.10 april 2020;
  • het advies van de geneesheer-directeur d.d. 20 april 2020;
  • een uittreksel van artikel 3:1 lid 1, artikel 8:9 en artikel 8:10 van het voorstel van wet;
  • de beschikking van de rechtbank Limburg d.d. 6 april 2020 tot voortzetting van de crisismaatregel.
1.2.
In verband met de sluiting van de rechtbank per 17 maart 2020 door de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft de rechtbank de zaak op 22 april 2020 met instemming van alle betrokkene via telehoren behandeld. Gehoord zijn:
  • betrokkene;
  • mr. F.W. Oehlen, advocaat van betrokkene;
  • [naam psychiater] , psychiater;
  • [naam semi-arts] , semi-arts;
  • mr. M. Overmeer, officier van justitie.

2.Het verzoek en verweer

2.1.
De officier van justitie heeft verzocht om wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, zoals op 6 april 2020 ten aanzien van betrokkene afgegeven.
2.2.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de in de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel genoemde vormen van verplichte zorg niet langer volstaan, waardoor er sprake is van een dreigende noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Onder invloed van psychotische belevingen heeft betrokkene meermaals nodeloos de politie en ambulance gebeld, waardoor deze ten onrechte moesten uitrukken. Hierdoor bestaat de noodzaak om betrokkene te beperken in het gebruik van zijn mobiele telefoon.
2.3.
De officier van justitie heeft verzocht om, naar analogie van artikel 8:12 lid 4 e.v. Wvggz in samenhang gelezen met artikel 8:11 Wvggz, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te wijzigen, met dien verstande dat de vorm van verplichte zorg: ‘’aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen’’ zal moeten worden voortgezet na de in artikel 8:12 lid 1 Wvggz genoemde periode van drie dagen. De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat de huidige Wvggz weliswaar niet voorziet in de mogelijkheid om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van artikel 8:12 lid 4 Wvggz te wijzigen, echter wordt verondersteld en begrepen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een lopende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet op korte termijn te kunnen wijzigen om ernstig nadeel af te wenden dan wel te voorkomen.
Onder verwijzing naar de jurisprudentie (Rb. Rotterdam, 25 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3570) voert de officier van justitie daarnaast aan dat het niet wenselijk is voor betrokkene als men een nieuwe crisismaatregel en daarop volgende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afgeeft teneinde de vormen van verplichte zorg aan te vullen, nu in dat geval de burgemeester, in plaats van de rechter, de rechtmatigheid van aanvullende verplichte zorg toetst. Daarbij komt dat dit een omslachtige procedure betreft die niet bijdraagt aan het welzijn van betrokkene.
2.4.
Het verweer dat de advocaat namens betrokkene heeft gevoerd, strekt ertoe dat het verzoek dient te worden afgewezen, nu het een taak van de wetgever is om leemtes in de wet aan te vullen. Onder verwijzing naar de jurisprudentie (Rb. Midden-Nederland, 7 februari 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:656) voert de advocaat aan dat de Wvggz niet demogelijkheid biedt om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te wijzigen. Daarbij komt dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel d.d. 6 april 2020 op dit moment nog een geldigheidsduur heeft van slechts vijf dagen, aldus tot en met 27 april 2020. Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel bijna afloopt, had het in deze voor de hand gelegen om een verzoekschrift tot het verlenen een zorgmachtiging aansluitend op een crisismaatregel in te dienen waarin de aanvullende vorm van verplichte zorg alsnog verzocht had kunnen worden.

3.Beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:11 Wvggz kan de zorgverantwoordelijke, voor zover dit tijdelijk ter afwending van een noodsituatie noodzakelijk is, beslissen tot het verlenen van verplichte zorg waar de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging niet in voorziet.
3.2.
Ten aanzien van betrokkene is op 6 april 2020 een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, aldus tot en met 27 april 2020, afgegeven.
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel genoemde vormen van verplichte zorg niet langer volstaan, waardoor er sprake is van een dreigende noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Betrokkene heeft, onder invloed van psychotische belevingen, meermaals nodeloos de politie en ambulance gebeld, waardoor deze ten onrechte hebben moeten uitrukken, met alle gevaren van dien voor betrokkene (betrokkene pleegt door het nodeloos bellen van de hulpdiensten telkens een strafbaar feit) en voor de samenleving ( ingrijpen in werkelijke noodsituaties komt in het gedrang).
3.3.
Teneinde deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vorm van verplichte zorg toegepast:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
3.4.
Uit de stukken blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat het toestandsbeeld van betrokkene binnen drie dagen, noch binnen de duur van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zal verbeteren, waardoor de onder rechtsoverweging 3.3 genoemde vorm van verplichte zorg ook na verloop van drie dagen zou moeten worden voortgezet.
3.5.
Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vorm van verplichte zorg. Gebleken is dat betrokkene eerder heeft geweigerd om zijn telefoon in te leveren en heeft geweigerd om te stoppen met het nodeloos bellen van de politie en ambulance. Ter zitting heeft betrokkene daarnaast verklaard dat hij zijn telefoon graag wil kunnen blijven gebruiken om onder andere zijn advocaat, vrienden en kinderen te kunnen bellen.
3.6.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het voorgaande als volgt. De Wvggz voorziet niet in de mogelijkheid om de verplichte zorg, zoals opgelegd bij machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, te wijzigen. De rechtbank veronderstelt dat dit niet de bedoeling is geweest van de wetgever. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het mogelijk moet zijn om aanvullende verplichte zorg die nodig is om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te kunnen wegnemen, op te leggen in een situatie dat de procedure van een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval sprake. Betrokkene brengt door het nodeloos bellen van politie en ambulances niet alleen zichzelf in gevaar maar ook derden die afhankelijk zijn van deze hulpverlenende instanties, terwijl niet te verwachten is dat het toestandsbeeld waaruit dit ernstig nadeel voortvloeit binnen de duur van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten positieve zal wijzigen.
De rechtbank zal het verzoek dan ook – naar analogie van artikel 8:12 lid 4 e.v. Wvggz in samenhang gelezen met artikel 8:11 Wvggz – toewijzen voor de duur van de lopende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, aldus tot en met 27 april 2020.
3.7.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.8.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek, naar analogie van artikel 8:12 lid 4 e.v. Wvggz, worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
tot en met 27 april 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel d.d. 6 april 2020, verleend ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende aanvullende maatregel kan worden getroffen:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 27 april 2020.
Deze beschikking is op 22 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.T.A.C. Russel, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. M. Meuris, griffier, en op 29 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.