Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[eiser] ,
de stichting Stichting Ymere,
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- conclusie van antwoord, met een productie;
- instructievonnis;
- proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 12 mei 2021. Op deze zitting heeft mr. Wind nog producties in het geding gebracht;
- akte met producties van Ymere;
- antwoordakte van [eiser] .
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
Graag breng ik u het volgende onder de aandacht; enige weken geleden ben ik op huisbezoek geweest bij de hierboven genoemde huurder [eiser] . In de woning doen zich al langere tijd problemen voor met de afvoer/riolering. Vorig jaar heeft de huurder al gemeld, dat in de keuken al diverse malen overstroming had plaatsgevonden van de afvoer, zowel bij de aansluiting van de wasmachine alsook bij de aansluiting van cv-ketel op de afvoer kwam het afvalwater tevoorschijn. Begin juni dit jaar is de leiding ontstopt door een loodgieter, en een dag later was de zaak alweer verstopt, en ging er wederom afvalwater over de keukenvloer. De huurder wordt er wanhopig van en ondervindt ook schade aan zijn keukenvloer. Het is zeer waarschijnlijk dat de problematiek schuilt in de riolering (misschien verzakking, of nog oud gietijzeren leidingwerk).
Bij aankomst ben ik eerst de situatie door gaan nemen…in feite kwam ik er vrij snel achter waar het probleem zich bevindt…(…) het probleem zit erin dat de leiding in feite als een ringleiding figureert waardoor de leiding behoorlijk lang is…tevens is de leiding van sml, in de kruipruimte is het zichtbaar dat de leidingen behoorlijk aangetast zijn…inwendig zijn de leidingen ook behoorlijk aangetast…aardig wat corrosie…(…) oorzaak van gebreken corrosie.. leidingen zijn op… (…) gebreken vallen niet onder bewoners gedrag.
Vordering en verweer
Bovendien heeft [eiser] volgens Ymere niet voldaan aan zijn verplichting om de stankoverlast te melden. Na 2015 verkeerde Ymere in de veronderstelling dat [eiser] geen klachten meer had. [eiser] omzeilt nu de dwingendrechtelijke bepalingen uit het huurrecht over huurprijsvermindering bij derving woongenot (artikel 7:207 en 7:257 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Voor een schadevergoeding op grond van het algemene verbintenissenrecht is hier geen plaats. Bovendien is Ymere niet in gebreke gesteld door [eiser] en betwist zij de gestelde schadeposten.
Beoordeling
Hij heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van een buurtgenoot, [naam 2] , die op 16 december 2019 het volgende schreef:
Mijn buurman de heer [eiser] heeft mij benaderd (…) ik weet dat hij al jaren kampt met stank, vermoedelijk van het riool. (…) Vorig jaar zomer ben ik ook bij hem over de vloer geweest en ik overdrijf niet als ik zeg dat ik bijna flauwviel van de stank, die uit de vloer leek te komen. (…) Dat de heer [eiser] daarmee moet leven is ronduit schokkend te noemen. (…)Ook is een schriftelijke verklaring ingebracht van [naam 3] d.d. 11 november 2019, waarin staat:
Hierbij verklaar ik dat de heer [eiser] in de afgelopen vijf jaren regelmatig bij me heeft gelogeerd, dat i.v.m. de ondragelijke stankoverlast in zijn woning. Tevens ben ik getuige geweest van de bedwelmende stankoverlast in zijn woning afkomstig van de kapotte rioleringenpijp onder zijn huis in de kelder, ik heb ook de heer [eiser] geholpen met het weggooien van een aantal meubelstukken uit zijn woning.Verder is er een schriftelijke verklaring van [naam 4] , maatschappelijke dienstverlener, van 11 februari 2021. Zij geeft daarin een overzicht van de contacten met [eiser] en schrijft onder meer:
19-06-2019: Cliënt kwam bij mij terug. (…) Na herhaaldelijk contact en inmenging van Woon is meneer nog steeds niet van de stank af. (…) Hij geeft aan dat hij niet kan slapen van de stank. Die wordt in de nacht steeds erger.Tot slot is er een schriftelijk bericht van [naam 5] van 2 mei 2021:
De stank/water/rioleringsklachten dateren al vanaf 2014 (…) Zelfs wij ruiken het in ons huis, wij wonen direct naast de heer [eiser] .Ymere heeft tegen deze verklaringen ingebracht dat deze afkomstig zijn van vrienden en bekenden, maar dat is feitelijk onjuist gelet op de verklaring van de maatschappelijk dienstverlener. Bovendien betekent dat nog niet dat de verklaringen zonder meer terzijde moeten worden geschoven. Op grond van de verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, staat de gestelde substantiële stankoverlast dan ook genoegzaam vast. Ook kan worden vastgesteld dat [eiser] deze overlast heeft gehad in de periode van 2015 tot 2019 en dat deze het gevolg is van de gebrekkige riolering, nu niet blijkt van een andere oorzaak.