Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een uitkering op basis van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Eiser had in de referteperiode een sabbatical genomen, wat leidde tot een lager dagloon. De rechtbank oordeelde dat artikel 17 van het Dagloonbesluit niet van toepassing was op de situatie van eiser, omdat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie. Eiser had eerder een WIA-uitkering ontvangen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op € 79,31 per dag. Het UWV had in het primaire besluit van 31 juli 2019 de IVA-uitkering per 19 juni 2019 toegekend, maar het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank behandelde de zaak op 18 januari 2021 via een videoverbinding. Eiser was bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E. Schermerhorn, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J. Lam. De rechtbank heropende het onderzoek op 10 februari 2021 en sloot het op 31 mei 2021. De rechtbank concludeerde dat het dagloon van eiser correct was vastgesteld en dat er geen reden was om af te wijken van het Dagloonbesluit. Eiser had niet aangetoond dat zijn situatie als zeer uitzonderlijk kon worden gekwalificeerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg het UWV op het griffierecht van € 48,- te vergoeden, evenals de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.