ECLI:NL:RBAMS:2021:4740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5968
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering afgewezen wegens gebrek aan bewijs van verslechtering medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de herziening van de WAO-uitkering van eiser, die in Frankrijk woont. Eiser, die sinds 2002 een WAO-uitkering ontvangt vanwege arm- en psychische klachten, verzocht in januari 2019 om herziening van zijn uitkering, stellende dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv heeft echter zijn verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe medische feiten waren die een wijziging van de belastbaarheid rechtvaardigden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 15 juli 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zich terecht baseerde op de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die zorgvuldig tot stand waren gekomen en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiser had niet aangetoond dat zijn medische situatie was verslechterd, en de rechtbank vond dat de eerdere beoordelingen van zijn arbeidsongeschiktheid nog steeds geldig waren. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de WAO-uitkering van eiser terecht niet had herzien en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5968

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Montfermeil, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. P. Goettsch),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: mr. I.L.M. Dunselman).

Procesverloop

Met een besluit van 31 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv het verzoek van [eiser] om zijn WAO-uitkering [1] te herzien, afgewezen.
Met een besluit van 8 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skypezitting van 15 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanleiding voor deze procedure
1. [eiser] woont in Frankrijk. Hij werkte fulltime als bagagemedewerker bij de KLM. Op 25 januari 2001 is [eiser] voor dit werk uitgevallen wegens ziekte. [eiser] ontvangt vanaf 24 januari 2002 een WAO-uitkering vanwege armklachten en psychische klachten. [eiser] is voor het laatst bij besluit van 8 juli 2015 voor 45-55% arbeidsongeschikt bevonden.
2. [eiser] heeft meerdere procedures gevoerd over zijn mate van arbeidsongeschiktheid. Zo heeft deze rechtbank in de uitspraak van 30 december 2016 [2] geoordeeld dat zijn arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55% ongewijzigd blijft. Dit oordeel is in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) van 6 december 2018 [3] bevestigd.
3. Op 28 januari 2019 heeft [eiser] het Uwv verzocht om herziening van zijn WAO-uitkering, omdat zijn gezondheid achteruit is gegaan.
4. Het Uwv heeft het Centre des liaisons Européennes et Internationales de Sécurité Sociale (het Cleiss) verzocht om de medische situatie van [eiser] te herbeoordelen. De arts van het Cleiss heeft [eiser] op 2 september 2019 onderzocht en heeft de gegevens van dat onderzoek door middel van een zogenoemd E213-formulier aan het Uwv toegestuurd. De Franse arts concludeert dat er sprake is van een verminderde mobiliteit van de wervelkolom en van psychische klachten, maar dat vormt geen reden om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts heeft de informatie van Cleiss opgenomen in zijn rapport van 25 oktober 2019. Geconcludeerd wordt dat er geen nieuwe medische feiten zijn die leiden tot aanpassing van de belastbaarheid van [eiser] . De FML van 8 juli 2015 is daarom van toepassing. Gelet op deze bevindingen heeft het Uwv met het primaire besluit het verzoek van [eiser] geweigerd en de WAO-uitkering onveranderd vastgesteld op een uitkeringspercentage van 45-55%.
5. [eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de vastgestelde medische beperkingen vanaf
8 juli 2015 opnieuw beoordeeld en in een rapport van 1 oktober 2020 geconcludeerd dat er geen medische reden is om af te wijken van het oordeel per 8 juli 2015. Met het bestreden besluit heeft het Uwv daarom het primaire besluit gehandhaafd.
6. [eiser] is het hier niet mee eens en wil daarom een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit.
Het beoordelingskader
7. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het Uwv de WAO-uitkering van [eiser] terecht niet heeft herzien, omdat hij op 28 januari 2019 (de datum in geding) niet meer arbeidsongeschikt is dan 45-55%.
8. Het Uwv mag zich baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Een betrokkene die het niet eens is met de inhoud van een rapport, moet aantonen dat het rapport niet aan de eisen voldoet. Daarvoor is het in de meeste gevallen nodig dat de betrokkene zijn standpunt met een tegenrapport van een arts onderbouwt. [4]
Het oordeel van de rechtbank
Is het medisch onderzoek zorgvuldig uitgevoerd?
9. Het standpunt van [eiser] dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Nadat [eiser] bij het Uwv melding heeft gemaakt van zijn verslechterde gezondheid, heeft de primaire verzekeringsarts het dossier bestudeerd en verzocht om een herbeoordeling van de medische situatie van [eiser] in Frankrijk. Daar is [eiser] lichamelijk en psychisch onderzocht door een arts, die zijn bevindingen heeft opgenomen in een E213 formulier. De situatie is volgens deze arts niet veranderd sinds het onderzoek van februari 2014, dat is uitgevoerd door dezelfde Franse arts. Daarna heeft de primaire verzekeringsarts op 25 oktober 2019 een rapportage opgesteld en hierbij de door [eiser] ingevulde vragenlijst van 25 maart 2019 en de verklaring van de psychiater van 11 mei 2019 betrokken. De informatie die [eiser] nadien heeft ingebracht, waaronder brieven van de orthopedisch chirurg van 25 november 2019, 13 november 2020 en 2 april 2021 en recepten van de dermatoloog, zijn samen met de eerdere medische informatie beoordeeld door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die zijn bevindingen heeft opgenomen in een rapport van 15 juni 2021. Het standpunt van [eiser] dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat het Uwv zijn medische situatie niet mocht baseren op het - in zijn ogen onzorgvuldige - onderzoek van het Cleiss gaat daarom ook niet op. Het besluit is niet alleen gebaseerd op de constatering van de arts van het Cleiss dat de situatie sinds 2014 niet is veranderd, maar ook op de beoordeling van de verzekeringsartsen van de beschikbare recente medische informatie. Al met al is alle beschikbare medische informatie ter onderbouwing van de lichamelijke en psychische klachten van [eiser] opnieuw beoordeeld en de rechtbank ziet niet in dat deze beoordeling onzorgvuldig is geweest.
10. Verder volgt de rechtbank het standpunt van [eiser] , dat de Franse arts had moeten overleggen met de orthopedisch chirurg, niet. De Franse arts is hiertoe niet verplicht. Bovendien heeft in bezwaar een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaatsgevonden, waarin alle beschikbare medische informatie is betrokken.
11. [eiser] heeft op 1 juli 2021 nog een rapport ingebracht van 20 februari 2021 waarin de uitslag van zijn MRI-scan zijn staat beschreven, maar dit rapport laat de rechtbank buiten beschouwing. [eiser] had dit rapport eerder kunnen inbrengen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop ook niet meer kunnen reageren voor de zitting van
15 juli 2021. Daarbij is het rapport niet vertaald in het Nederlands en heeft de MRI plaatsgevonden na de datum in geding.
De medische beoordeling
12. [eiser] voert aan dat zijn medische situatie is verslechterd. Daardoor is hij meer arbeidsongeschikt en moet zijn arbeidsongeschiktheidspercentage hoger zijn dan 45-55%.
Hij heeft op 28 januari 2019 bij het Uwv melding gemaakt van toegenomen klachten en beperkingen aan zijn nek, schouders, rug en armen. De wervels in zijn nek zijn in 2014 vastgezet waardoor bewegen moeilijk en pijnlijk is. De klachten die hij hierdoor ervaart, zijn de laatste jaren verergerd. Ook kan [eiser] zich steeds moeilijker bewegen, heeft hij een doof gevoel in zijn voet, evenwichtsproblemen, concentratieproblemen, krachtsverlies in zijn linker hand, slaapproblemen en last van geheugenverlies. Ter ondersteuning van zijn standpunt overlegt [eiser] verklaringen van orthopedisch chirurg [naam chirurg] van
25 november 2019, 13 november 2020 en 2 april 2021. [naam chirurg] verzoekt om een nadere expertise. Ook overlegt [eiser] een overzicht van de medicijnen die de dermatoloog heeft voorgeschreven. Ter ondersteuning van de toename van zijn psychische klachten overlegt [eiser] een verklaring van zijn psychiater van 18 mei 2019. Dat met zijn klachten al rekening is gehouden in de FML van 8 juli 2015, zoals het Uwv stelt, kan hij niet begrijpen. Die FML is volgens [eiser] te positief is ten opzichte van zijn huidige mogelijkheden en beperkingen.
13. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat er bij [eiser] geen nieuwe ziektebeelden zijn ontstaan dan wel dat er aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat het bestaande beeld is veranderd. Dit blijkt niet uit het rapport van Cleiss. Ook heeft het Uwv de brief van de orthopedisch chirurg van 13 november 2020 voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook deze brief bevat geen nieuwe onderzoeksgegevens waaruit blijkt dat de medische toestand van [eiser] is verslechterd. Er wordt geen onderzoek beschreven en daarom is er geen reden om aan te nemen dat de beperkingen van [eiser] zijn toegenomen.
14. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] niet meer arbeidsongeschikt is, waardoor het Uwv het verzoek van [eiser] om zijn WAO-uitkering te herzien, terecht heeft afgewezen. De primaire verzekeringsarts concludeert dat [eiser] niet meer arbeidsongeschikt is dan op 8 juli 2015. Dat [eiser] meer klachten ervaart aan zijn nek, schouders, armen en psychische klachten betekent niet automatisch dat hij meer beperkt is en daarom meer arbeidsongeschikt. De klachten moeten ook geobjectiveerd zijn. De medische verklaringen die [eiser] heeft ingebracht, ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank zijn standpunt niet. Uit deze informatie blijkt niet dat de door [eiser] ervaren klachten beperkingen opleveren die het gevolg zijn van een objectieve verslechtering van zijn medische situatie. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom alle beschikbare medische gegevens van [eiser] niet leiden tot meer arbeidsongeschiktheid. Op basis van deze informatie en het eigen onderzoek hebben de verzekeringsartsen kunnen concluderen dat [eiser] niet meer arbeidsongeschikt is. De FML van 8 juli 2015 is daarom nog steeds van toepassing.
Arbeidsongeschiktheidspercentage uit Frankrijk
15. [eiser] begrijpt verder niet waarom het arbeidsongeschiktheidspercentage van 66% uit het rapport van het Cleiss in Nederland niet wordt gevolgd.
16. De rechtbank oordeelt dat het Uwv niet is gehouden om het arbeidsongeschiktheidspercentage uit Frankrijk over te nemen. Ieder land mag zijn eigen socialezekerheidsstelsel inrichten en daarbij eigen criteria hanteren voor het vaststellen van iemands mate van arbeidsongeschiktheid. In Nederland wordt de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald door het verlies aan verdiencapaciteit, vastgesteld door de arbeidsdeskundige, aan de hand van de door een verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen. Het feit dat in het geval van [eiser] de arbeidsdeskundige beoordeling tot een lager percentage van arbeidsongeschiktheid leidt dan in Frankrijk, maakt de voorafgaande medische beoordeling door de verzekeringsarts niet onjuist of onvolledig. De rechtbank merkt daarbij op dat onder vraag 11.7 van het formulier E213 ook is vermeld dat de desbetreffende vraag niet van belang is voor Duitsland en Nederland.
Benoemen deskundige
17. Aan het verzoek van [eiser] om een deskundige te benoemen, geeft de rechtbank geen gehoor. De rechtbank benoemt een deskundige indien twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling. De door eiser ingebrachte gegevens geven de rechtbank daartoe geen aanleiding.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt geen gelijk.
19. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.