27. Op de zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij nu al overlast ondervindt van de arbeidsmigranten die in het [bedrijf 2] en in de tijdelijke logiesvoorziening verblijven. De arbeidsmigranten maken gebruik van het terrein van eiseres om van en naar hun werk te gaan. De arbeidsmigranten zorgen voor overlast, ook in de nacht.
27. Verweerder heeft onderbouwd welke maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te beperken of tegen te gaan. Verweerder heeft in paragraaf 2.2.4 van de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet dat eventuele overlast en calamiteiten 24 uur per dag, 7 dagen per week, gemeld kunnen worden bij [derde belanghebbende 2] . Ook zal een beveiligingsbedrijf dagelijks 1 of 2 keer een inspectieronde doen. In de nota van beantwoording zienswijzen is opgenomen dat [derde belanghebbende 2] huisregels zal hanteren en handhavend zal optreden indien bewoners zich niet aan de regels houden. Op de zitting voegde verweerder daaraan toe dat overlast een kwestie is van handhaven en dat eventuele overlast niet op voorhand een reden is om een omgevingsvergunning te weigeren.
27. De rechtbank is van oordeel dat de op de zitting genoemde voorbeelden niet kunnen leiden tot het oordeel dat de vergunde activiteit in strijd is met een goede ruimtelijk ordening. Verweerder heeft toegelicht welke maatregelen zijn genomen om overlast te voorkomen. Deze maatregelen zullen met name door [derde belanghebbende 2] worden uitgevoerd. Daarnaast heeft eiseres haar stellingen niet voldoende gespecificeerd. Het is niet duidelijk hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan, en wat zich precies heeft afgespeeld op het terrein van eiseres. Daardoor is onvoldoende aannemelijk geworden dat de maatregelen die verweerder treft en heeft getroffen, onvoldoende zijn om eventuele overlast te voorkomen.
Behoefte
27. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte de ladder voor duurzame verstedelijking niet heeft toegepast. Daarnaast heeft verweerder zich gebaseerd op een convenant dat verweerder met omliggende gemeentes heeft gesloten over de huisvesting van arbeidsmigranten (het convenant). Het convenant gold echter voor de periode 2013 – 2018, terwijl de vergunning is verleend in 2019.
27. Verweerder stelt dat de logiesvoorziening een stedelijke ontwikkeling vormt als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en dat het project voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In de ruimtelijke onderbouwing heeft verweerder in paragraaf 5.11 inderdaad verwezen naar het genoemde convenant. Daarin is opgenomen dat in Aalsmeer in ieder geval 600 plaatsen worden gerealiseerd voor arbeidsmigranten in Green Park Aalsmeer. De te realiseren logiesvoorziening voorziet in maximaal 250 plaatsen. Verweerder verwijst ook naar de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] .
27. De rechtbank oordeelt als volgt. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is ook van toepassing bij het verlenen van omgevingsvergunningen in afwijking van het bestemmingsplan (artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (het Bor)). Verweerder dient op basis daarvan toe te lichten waarom er behoefte bestaat aan de ontwikkeling.
27. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er behoefte bestaat aan huisvesting voor arbeidsmigranten, zoals het bestreden besluit beoogt. Deze behoefte blijkt afdoende uit paragraaf 5.11 van de ruimtelijke onderbouwing. Ook uit de structuurvisie volgt dat behoefte is aan logiesvoorzieningen en dat verweerder in dat kader heeft toegezegd om op korte termijn in elk geval 600 bedden te realiseren voor arbeidsmigranten. Dat de looptijd van het convenant inmiddels is verlopen, maakt niet dat die behoefte niet meer bestaat. Evenals in de zaak over het [bedrijf 2] heeft eiseres ook nu niet onderbouwd waarom die behoefte er in het kader van het bestreden besluit niet meer zou zijn.
Parkeren
27. Eiseres voert aan dat de parkeernorm die verweerder hanteert, die is gebaseerd op het rapport van het [bedrijf 3] (verder [bedrijf 3] ) van 13 januari 2014, niet deugt. Eiseres voert aan dat de parkeerbehoefte van arbeidsmigranten niet goed is onderbouwd, en dat de berekening van de parkeerbehoefte onjuist is.
27. Verweerder stelt dat zij zich mag baseren op het rapport van [bedrijf 3] . Verweerder voert aan dat de inhoudelijke kritiek op het rapport van [bedrijf 3] die eiseres op de zitting voor het eerst naar voren bracht, te laat is ingebracht, omdat verweerder niet in de gelegenheid is daarop te reageren.
27. De rechtbank oordeelt dat verweerder bij het bepalen van de parkeernorm mocht afgaan op het rapport van [bedrijf 3] . Dit rapport gaat uit van een beredeneerde parkeerbehoefte. Verweerder had het rapport van [bedrijf 3] ook ten grondslag gelegd aan de omgevingsvergunning die is verleend voor het [bedrijf 2] . In de uitspraak over het [bedrijf 2] oordeelde de Afdeling dat verweerder zich mocht baseren op het rapport van [bedrijf 3] , aangezien de Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016 geen specifieke normen kent voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De Afdeling oordeelde verder dat verweerder met behulp van het rapport van [bedrijf 3] inzichtelijk heeft gemaakt dat de parkeerbehoefte kan worden bepaald op ongeveer 0,33 plaatsen per bed. Eiseres had volgens de Afdeling onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid van het rapport van [bedrijf 3] . De rechtbank ziet geen aanleiding daar in dit geval anders over te oordelen.
27. Op de zitting heeft eiseres haar stellingen over het rapport van [bedrijf 3] nader toegelicht. Zij stelt dat de vergelijkbare situaties die het rapport noemt, niet vergelijkbaar zijn, en wijst daarbij specifiek op twee van de vijf genoemde vergelijkbare situaties. De nadere onderbouwing van eiseres op de zitting acht de rechtbank te laat aangevoerd. Het is in strijd met de goede procesorde – in het bijzonder het beginsel van hoor- en wederhoor – om pas op de zitting inhoudelijke, specifieke argumenten aan te voeren die twijfel zouden moeten zaaien over de referenties die [bedrijf 3] heeft gehanteerd. Verweerder heeft namelijk onvoldoende mogelijkheden gehad om daarop adequaat te reageren. Eiseres heeft na
11 september 2020, de datum van de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] , voldoende gelegenheid gehad om tijdig haar inhoudelijke bezwaren tegen het rapport kenbaar te maken. De rechtbank laat daarom de nadere onderbouwing van eiseres op zitting buiten beschouwing. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verkeer
27. Eiseres heeft verklaard dat zich gevaarlijke situaties op haar terrein voordoen, aangezien arbeidsmigranten over haar terrein lopen en fietsen. Vrachtwagens die het terrein van eiseres op- en af rijden zijn niet bedacht op fietsers en wandelaars, zodat gevaarlijke situaties ontstaan.
27. Verweerder heeft op de zitting erkend dat de verkeersveiligheid op dit moment niet ideaal is. Met borden is aangegeven hoe de arbeidsmigranten moeten fietsen. Niet alle fietsers houden zich aan de aangewezen route. Verweerder wil nog aanvullende maatregelen nemen om de verkeerssituatie te verbeteren.
27. De rechtbank overweegt dat verweerder zich voor wat betreft de verkeerssituatie heeft gebaseerd op een verkeersonderzoek dat [bedrijf 4] op 26 oktober 2018 heeft verricht. [bedrijf 4] stelt in haar rapport dat het verkeer als gevolg van het project op een veilige manier kan worden afgewikkeld, mits een aantal maatregelen zal worden toegepast. Verweerder heeft toegezegd de geadviseerde maatregelen uit te voeren voordat de logiesvoorziening in gebruik zal worden genomen.
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende onderbouwd dat het bestreden besluit op dit gebied niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder mocht zich daarbij baseren op het rapport van [bedrijf 4] , en heeft toegezegd de aanbevelingen uit het rapport over te nemen.
27. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gevolgen van de aanwezigheid van het [bedrijf 2] , dat in september 2020 is geopend, en de logiesvoorziening op het perceel, voor de verkeersbewegingen nog niet geheel duidelijk zijn. Dat neemt niet weg dat eiseres haar stellingen over verkeershinder onvoldoende heeft onderbouwd. Eiseres specificeert bijvoorbeeld niet hoe vaak fietsers gebruik maken van haar terrein, en welke maatregelen zij zelf treft om te voorkomen dat arbeidsmigranten over haar terrein fietsen of lopen. Uit de stellingen van eiseres volgt niet dat het bestreden besluit wat betreft de verkeerssituatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Bouwbesluit
27. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet is getoetst aan het Bouwbesluit inzake logiesfunctie, thermische isolatie, brandveiligheid, daglicht, luchtverversing en het aantal te openen ramen.
27. De rechtbank oordeelt dat toepassing van het relativiteitsbeginsel van artikel 8:69a Awb met zich brengt dat eiseres zich niet kan beroepen op de normen van het Bouwbesluit. Deze normen strekken niet tot bescherming van de belangen van eiseres. De rechtbank vindt daarbij steun in uitspraken van de Afdeling.De voorschriften over brandveiligheid strekken wel mede tot bescherming van de veiligheid van bewoners en gebruikers van belendende percelen, zodat omwonenden wellicht wel een beroep kunnen doen op de normen in het Bouwbesluit die betrekking hebben op de brandveiligheid. Eiseres licht haar stellingen op dit punt echter niet toe. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Milieuzonering en richtafstanden