ECLI:NL:RBAMS:2021:5074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AMS 19/6781
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor logiesvoorziening arbeidsmigranten in Aalsmeer, strijd met bestemmingsplan en goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor een logiesvoorziening voor arbeidsmigranten in Aalsmeer. De vergunninghouder, [derde belanghebbende 1], had een vergunning aangevraagd voor een logiesvoorziening met maximaal 250 bedden. Eiseres, een concurrent in de bloemenhandel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, dat de vergunning had verleend. Eiseres voerde aan dat de vergunning in strijd was met de structuurvisie en het bestemmingsplan, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van omliggende ondernemers en de gevolgen voor de luchtkwaliteit en verkeersveiligheid.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de vergunning terecht was verleend. De rechtbank oordeelde dat de aangevraagde logiesvoorziening past binnen de structuurvisie van de gemeente Aalsmeer en dat de gemeenteraad niet verplicht was een aparte verklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen. De rechtbank stelde vast dat de vergunning niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de ondernemers in de omgeving voldoende waren meegewogen. Ook de beroepsgronden met betrekking tot luchtkwaliteit, verkeersveiligheid en handhaving werden door de rechtbank verworpen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak bevestigt dat de gemeente Aalsmeer de vergunning op een zorgvuldige wijze heeft verleend, rekening houdend met de geldende wet- en regelgeving en de belangen van betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6781

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] te Aalsmeer, eiseres

(gemachtigde: mr. R.A.M. Schram)
en

het college van burgermeester en wethouders van Aalsmeer, verweerder

(gemachtigde: N. Lindeman).
Als derde-belanghebbenden hebben aan het geding deelgenomen:

[derde belanghebbende 1] ( [derde belanghebbende 1] )

(gemachtigde: mr. W. van Galen)
en

[derde belanghebbende 2] ( [derde belanghebbende 2] )

(gemachtigde: mr. R.D. van Oevelen)

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder, [derde belanghebbende 1] .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 juni 2021, gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld, met de zaak van [bedrijf 1] (met nummer AMS 19/6525). Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en door [de persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door
[de persoon 2] . [derde belanghebbende 1] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door
[de persoon 3] . [derde belanghebbende 2] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door [de persoon 4] en [de persoon 5] .

Overwegingen

Wat er aan het beroep is voorafgegaan
Eiseres exploiteert een groothandel in bloemen, planten en aanverwante artikelen op het adres [adres 3] 18 te Aalsmeer.
Verweerder heeft op 24 augustus 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van [derde belanghebbende 1] voor onder andere een logiesvoorziening en een terreininrichting met parkeerplaatsen op het perceel [adres 1] (voorheen [adres 2] ) in Aalsmeer (het perceel).
Het bedrijf van eiseres is gevestigd direct naast het perceel.
Verweerder heeft het bestreden besluit voorbereid met de uitgebreide procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat verweerder de omgevingsvergunning heeft verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo.
Verweerder heeft het ontwerp voor de omgevingsvergunning van 10 mei 2019 tot 21 juni 2019 ter inzage gelegd. Eiseres heeft een zienswijze ingediend.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder kan worden afgeweken van de voor het perceel geldende bestemmingsplannen “Green Park Aalsmeer deelgebieden 9 en 10 van de gemeente Aalsmeer”, “N201-zone” inclusief de eerste herziening daarvan en het bestemmingsplan “Royal FloraHolland Centrum, Oost en OLV” (de bestemmingsplannen). Het perceel is volgens deze bestemmingsplannen deels bestemd voor “Woondoeleinden”, deels voor “Uit te werken bedrijfsdoeleinden” en deels voor “Groen”. De bouwplannen wijken af van de bestemmingsplannen door het gebruik als logiesvoorziening en het overschrijden van de bouwregels, waaronder de toegestane goot- en bouwhoogte. Volgens verweerder blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat de bouwplannen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
[derde belanghebbende 1] is van plan de logiesvoorziening na realisatie over te dragen aan [derde belanghebbende 2] , die de logiesvoorziening wil gaan gebruiken voor het huisvesten van arbeidsmigranten die maximaal zes maanden in de logiesvoorziening verblijven (short stay).
Verweerder heeft al eerder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een vergelijkbare logiesvoorziening, het [bedrijf 2] , dat staat aan de andere kant van het bedrijf van eiseres. Eiseres stelde ook toen beroep en hoger beroep in. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) verklaarde het hoger beroep ongegrond. [1] Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres naar onderwerp samengevoegd en behandelt dus de kern van de beroepsgronden per onderwerp.
Verklaring van geen bedenkingen (vvgb)
10. Eiseres voert aan dat de gemeenteraad van Aalsmeer ten onrechte geen aparte vvgb heeft verleend. Het bestreden besluit valt niet onder het beleid dat de gemeenteraad op 3 oktober 2013 heeft vastgesteld. Het bestreden besluit wijkt namelijk af van de door de gemeenteraad op 7 juli 2016 vastgestelde structuurvisie 2016 (de structuurvisie). De structuurvisie maakt de komst van drie logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten mogelijk, waarvan één op het perceel. Op het perceel is nu al een – tijdelijke – logiesvoorziening geplaatst. Ook betreft het bestreden besluit niet de aanvraag voor een combinatie van een arbeidsmigrantenhotel en een hotel, zoals de structuurvisie voorschrijft. Tot slot vermelden de aanvraag, de ruimtelijke onderbouwing en de structuurvisie dat het de bedoeling is om de logiesvoorziening ook voor andere doelgroepen te gebruiken, zoals alleenstaanden, gescheiden mensen en jong volwassenen. Het betreden besluit echter vermeldt dat de logiesvoorziening alleen bestemd is om te worden gebruikt door arbeidsmigranten.
11. Volgens verweerder valt het bestreden besluit wel onder het beleid dat de gemeenteraad op 3 oktober 2013 heeft vastgesteld. Daarom hoefde niet een aparte vvgb te worden verleend. Weliswaar bepaalt de structuurvisie dat ook gekeken wordt naar de mogelijkheden voor het bieden van logies aan andere doelgroepen, in de structuurvisie ligt de nadruk op het bieden van tijdelijke huisvesting aan arbeidsmigranten. De verleende omgevingsvergunning maakt dit mogelijk.
12. De rechtbank overweegt dat het “beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Aalsmeer” van 3 oktober 2013, bepaalt dat geen vvgb vereist is wanneer de aangevraagde activiteit past binnen een door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de in deze zaak aangevraagde logiesvoorziening binnen de structuurvisie past. In de structuurvisie is bepaald dat verweerder zich heeft gecommitteerd om op korte termijn in ieder geval 600 bedden voor arbeidsmigranten te realiseren. [2] In de structuurvisie wordt ingeschat dat 600 tot 1.000 bedden voor arbeidsmigranten mogelijk zijn. [3] Uit de marktconsultatie die voorafging aan het opstellen van de structuurvisie, volgde dat een omvang van 250 bedden per logiesvoorziening wenselijk is Het perceel is aangewezen als locatie voor een middelgrote logiesvoorziening voor arbeidsmigranten, met maximaal 250 bedden. [4] Het bestreden besluit betreft de bouw van een logiesvoorziening met maximaal 250 bedden.
14. Op het perceel is op dit moment een tijdelijke logiesvoorziening voor arbeidsmigranten geplaatst. Op de zitting bleek dat deze tijdelijke voorziening pas enige tijd nadat de logiesvoorziening op basis van het bestreden besluit zal zijn gerealiseerd, zal worden verwijderd. Dat betekent echter niet dat het bestreden besluit in strijd is met de structuurvisie. De structuurvisie noemt de geschikte locaties, niet het aantal bouwwerken per locatie. Een tijdelijke overschrijding van het aantal bedden op deze locatie, is naar het oordeel van de rechtbank ruimtelijk niet relevant.
14. Eiseres voert verder nog aan dat de Afdeling het bestemmingsplan "Green Park Aalsmeer, deelgebieden 9 en 10" in 2012 gedeeltelijk heeft vernietigd, waarna verweerder zou hebben toegezegd een nieuw postzegelbestemmingplan in voorbereiding te zullen nemen. Volgens eiseres kan verweerder niet een omgevingsvergunning verlenen middels een verklaring van geen bedenkingen, maar moet verweerder eerst een nieuw bestemmingsplan vaststellen.
14. De rechtbank stelt vast dat in de structuurvisie is bepaald dat alleen voor de vernietigde plandelen die zijn gelegen langs de [adres 3] een nieuw postzegel bestemmingsplan in voorbereiding zal worden genomen. Het perceel ligt niet aan de [adres 3] . Ten aanzien van het plandeel waarin het perceel ligt vermeldt de structuurvisie dat ook dit vernietigde plandeel zal worden gerepareerd. Dat betekent niet dat verweerder een nieuw (postzegel) bestemmingsplan hoeft vast te stellen, zij kon er ook voor kiezen een omgevingsvergunning te verlenen voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, zoals zij nu heeft gedaan.
Gebruik van de logiesvoorziening
14. Eiseres stelt dat de kamers in de logiesvoorziening feitelijk gebruikt zullen worden voor bewoning. Eiseres vreest dat de bewoners er hun hoofdverblijf zullen hebben, dat niet te controleren zal zijn dat zij na zes maanden vertrekken, dat zij na vertrek vervangen zullen worden door arbeidsmigranten van een van de andere voorzieningen in de buurt, die worden geëxploiteerd door dezelfde exploitant, [derde belanghebbende 2] . Ten onrechte heeft verweerder de aanvraag niet getoetst op basis van de functie “wonen”.
14. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] . In dit geval wordt precies dezelfde constructie toegepast. De Afdeling oordeelde dat geen sprake is van wonen, zodat ten aanzien van de omgevingsvergunning niet getoetst hoefde te worden op basis van een woonfunctie.
14. De rechtbank stelt vast dat de uitgangspunten en de kenmerken van de logiesvoorziening die is vergund, overeenkomen met die van het [bedrijf 2] . In beide gevallen zijn de bedden bestemd voor arbeidsmigranten die via een uitzendbureau werken in de sierteeltsector in Aalsmeer. De arbeidsmigranten verblijven in beide gevallen maximaal zes maanden in de logiesvoorziening (short stay). Het enige verschil is dat het [bedrijf 2] maximaal 200 bedden heeft, en de onderhavige logiesvoorziening maximaal 250. De Afdeling oordeelde in de uitspraak over het [bedrijf 2] dat het vergunde gebruik logies is, en niet wonen.
14. De rechtbank is van oordeel dat ook het vergunde gebruik op basis van het bestreden besluit niet is aan te merken als wonen. In het bestreden besluit is bepaald dat de arbeidsmigranten maximaal zes maanden in de logiesvoorziening mogen verblijven, en dat zij hun hoofdverblijf elders houden. De vergunning en bijbehorende ruimtelijke onderbouwing geven geen aanleiding te veronderstellen dat het bestreden besluit een wezenlijk ander gebruik mogelijk maakt dan de omgevingsvergunning die is verleend voor het [bedrijf 2] , waardoor het oordeel van de Afdeling in dit geval niet zou opgaan.
14. Eiseres stelt verder dat de logiesvoorziening ook gebruikt gaat worden als regulier hotel. De aanvraag dient daarom getoetst te worden aan de Regionale Hotelstrategie 2016 – 2020. Ook is de regionale hotelladder ten onrechte niet doorlopen.
14. Volgens verweerder is geen sprake van een regulier hotel, zodat niet getoetst hoeft te worden aan de Regionale Hotelstrategie. Een toets aan de hotelladder is in Aalsmeer bovendien niet noodzakelijk, ook niet bij reguliere hotels.
14. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen betrekking heeft op een regulier hotel. Zoals de Afdeling heeft overwogen inzake het [bedrijf 2] , geldt dat een nachtverblijf waarin voor een periode van minimaal een week en maximaal zes maanden kan worden overnacht, wat aard en vorm betreft een andere ruimtelijk uitstraling heeft dan een regulier hotel. Eiseres stelt niet dat het omstreden besluit op dit punt anders is dan het geval was bij de omgevingsvergunning voor het [bedrijf 2] . Deze beroepsgrond slaagt niet.
Belangen ondernemers
14. Eiseres voert aan dat het realiseren van een logiesvoorziening naast haar bedrijf, terwijl op korte afstand ook al het [bedrijf 2] staat, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijk ordening niet wenselijk is. De logiesvoorzieningen leiden tot een minder goed ondernemersklimaat. De belangen van eiseres, en die van de andere omliggende bedrijven zijn onvoldoende meegewogen.
14. Verweerder stelt voldoende rekening te hebben gehouden met de belangen van de bedrijven op Green Park Aalsmeer, waaronder het bedrijf van eiseres. Eiseres wordt niet in haar ontwikkelmogelijkheden beperkt. Verweerder verwijst naar de structuurvisie, waaraan een marktconsultatie voorafging. Verweerder heeft bij het bepalen van de locatie van de logiesvoorzieningen in de structuurvisie de belangen van de bedrijven, waaronder eiseres, meegewogen. Sinds de vaststelling van de structuurvisie in 2016 waarin de bouw van de logiesvoorzieningen is opgenomen, zijn diverse percelen op Green Park Aalsmeer verkocht aan nieuwe ondernemingen.
14. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de ondernemers in de omgeving. In de structuurvisie heeft verweerder bij het bepalen van de locatie van de logiesvoorzieningen de belangen van de omliggende bedrijven, waaronder eiseres, meegewogen. In de nota van beantwoording zienswijzen [5] heeft verweerder overwogen dat het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten van zeer groot economisch belang is voor de bedrijven in de sierteeltsector. Uit de marktconsultatie die voorafging aan het opstellen van de structuurvisie, volgde dat een omvang van 250 bedden per logiesvoorziening wenselijk is. Daarom is gekozen voor meer locaties, in plaats van een grote logiesvoorziening op één locatie. Voor haar oordeel vindt de rechtbank verder steun in de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] , waarin is geoordeeld dat verweerder aan het belang van goede huisvesting voor arbeidsmigranten, meer gewicht heeft mogen toekennen dan aan de door eiseres gestelde belangen.
Overlast
27. Op de zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij nu al overlast ondervindt van de arbeidsmigranten die in het [bedrijf 2] en in de tijdelijke logiesvoorziening verblijven. De arbeidsmigranten maken gebruik van het terrein van eiseres om van en naar hun werk te gaan. De arbeidsmigranten zorgen voor overlast, ook in de nacht.
27. Verweerder heeft onderbouwd welke maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te beperken of tegen te gaan. Verweerder heeft in paragraaf 2.2.4 van de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet dat eventuele overlast en calamiteiten 24 uur per dag, 7 dagen per week, gemeld kunnen worden bij [derde belanghebbende 2] . Ook zal een beveiligingsbedrijf dagelijks 1 of 2 keer een inspectieronde doen. In de nota van beantwoording zienswijzen is opgenomen dat [derde belanghebbende 2] huisregels zal hanteren en handhavend zal optreden indien bewoners zich niet aan de regels houden. Op de zitting voegde verweerder daaraan toe dat overlast een kwestie is van handhaven en dat eventuele overlast niet op voorhand een reden is om een omgevingsvergunning te weigeren.
27. De rechtbank is van oordeel dat de op de zitting genoemde voorbeelden niet kunnen leiden tot het oordeel dat de vergunde activiteit in strijd is met een goede ruimtelijk ordening. Verweerder heeft toegelicht welke maatregelen zijn genomen om overlast te voorkomen. Deze maatregelen zullen met name door [derde belanghebbende 2] worden uitgevoerd. Daarnaast heeft eiseres haar stellingen niet voldoende gespecificeerd. Het is niet duidelijk hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan, en wat zich precies heeft afgespeeld op het terrein van eiseres. Daardoor is onvoldoende aannemelijk geworden dat de maatregelen die verweerder treft en heeft getroffen, onvoldoende zijn om eventuele overlast te voorkomen.
Behoefte
27. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte de ladder voor duurzame verstedelijking niet heeft toegepast. Daarnaast heeft verweerder zich gebaseerd op een convenant dat verweerder met omliggende gemeentes heeft gesloten over de huisvesting van arbeidsmigranten (het convenant). Het convenant gold echter voor de periode 2013 – 2018, terwijl de vergunning is verleend in 2019.
27. Verweerder stelt dat de logiesvoorziening een stedelijke ontwikkeling vormt als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en dat het project voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In de ruimtelijke onderbouwing heeft verweerder in paragraaf 5.11 inderdaad verwezen naar het genoemde convenant. Daarin is opgenomen dat in Aalsmeer in ieder geval 600 plaatsen worden gerealiseerd voor arbeidsmigranten in Green Park Aalsmeer. De te realiseren logiesvoorziening voorziet in maximaal 250 plaatsen. Verweerder verwijst ook naar de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] .
27. De rechtbank oordeelt als volgt. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is ook van toepassing bij het verlenen van omgevingsvergunningen in afwijking van het bestemmingsplan (artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (het Bor)). Verweerder dient op basis daarvan toe te lichten waarom er behoefte bestaat aan de ontwikkeling.
27. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er behoefte bestaat aan huisvesting voor arbeidsmigranten, zoals het bestreden besluit beoogt. Deze behoefte blijkt afdoende uit paragraaf 5.11 van de ruimtelijke onderbouwing. Ook uit de structuurvisie volgt dat behoefte is aan logiesvoorzieningen en dat verweerder in dat kader heeft toegezegd om op korte termijn in elk geval 600 bedden te realiseren voor arbeidsmigranten. Dat de looptijd van het convenant inmiddels is verlopen, maakt niet dat die behoefte niet meer bestaat. Evenals in de zaak over het [bedrijf 2] heeft eiseres ook nu niet onderbouwd waarom die behoefte er in het kader van het bestreden besluit niet meer zou zijn.
Parkeren
27. Eiseres voert aan dat de parkeernorm die verweerder hanteert, die is gebaseerd op het rapport van het [bedrijf 3] (verder [bedrijf 3] ) van 13 januari 2014, niet deugt. Eiseres voert aan dat de parkeerbehoefte van arbeidsmigranten niet goed is onderbouwd, en dat de berekening van de parkeerbehoefte onjuist is.
27. Verweerder stelt dat zij zich mag baseren op het rapport van [bedrijf 3] . Verweerder voert aan dat de inhoudelijke kritiek op het rapport van [bedrijf 3] die eiseres op de zitting voor het eerst naar voren bracht, te laat is ingebracht, omdat verweerder niet in de gelegenheid is daarop te reageren.
27. De rechtbank oordeelt dat verweerder bij het bepalen van de parkeernorm mocht afgaan op het rapport van [bedrijf 3] . Dit rapport gaat uit van een beredeneerde parkeerbehoefte. Verweerder had het rapport van [bedrijf 3] ook ten grondslag gelegd aan de omgevingsvergunning die is verleend voor het [bedrijf 2] . In de uitspraak over het [bedrijf 2] oordeelde de Afdeling dat verweerder zich mocht baseren op het rapport van [bedrijf 3] , aangezien de Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016 geen specifieke normen kent voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De Afdeling oordeelde verder dat verweerder met behulp van het rapport van [bedrijf 3] inzichtelijk heeft gemaakt dat de parkeerbehoefte kan worden bepaald op ongeveer 0,33 plaatsen per bed. Eiseres had volgens de Afdeling onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid van het rapport van [bedrijf 3] . De rechtbank ziet geen aanleiding daar in dit geval anders over te oordelen.
27. Op de zitting heeft eiseres haar stellingen over het rapport van [bedrijf 3] nader toegelicht. Zij stelt dat de vergelijkbare situaties die het rapport noemt, niet vergelijkbaar zijn, en wijst daarbij specifiek op twee van de vijf genoemde vergelijkbare situaties. De nadere onderbouwing van eiseres op de zitting acht de rechtbank te laat aangevoerd. Het is in strijd met de goede procesorde – in het bijzonder het beginsel van hoor- en wederhoor – om pas op de zitting inhoudelijke, specifieke argumenten aan te voeren die twijfel zouden moeten zaaien over de referenties die [bedrijf 3] heeft gehanteerd. Verweerder heeft namelijk onvoldoende mogelijkheden gehad om daarop adequaat te reageren. Eiseres heeft na
11 september 2020, de datum van de uitspraak van de Afdeling over het [bedrijf 2] , voldoende gelegenheid gehad om tijdig haar inhoudelijke bezwaren tegen het rapport kenbaar te maken. De rechtbank laat daarom de nadere onderbouwing van eiseres op zitting buiten beschouwing. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verkeer
27. Eiseres heeft verklaard dat zich gevaarlijke situaties op haar terrein voordoen, aangezien arbeidsmigranten over haar terrein lopen en fietsen. Vrachtwagens die het terrein van eiseres op- en af rijden zijn niet bedacht op fietsers en wandelaars, zodat gevaarlijke situaties ontstaan.
27. Verweerder heeft op de zitting erkend dat de verkeersveiligheid op dit moment niet ideaal is. Met borden is aangegeven hoe de arbeidsmigranten moeten fietsen. Niet alle fietsers houden zich aan de aangewezen route. Verweerder wil nog aanvullende maatregelen nemen om de verkeerssituatie te verbeteren.
27. De rechtbank overweegt dat verweerder zich voor wat betreft de verkeerssituatie heeft gebaseerd op een verkeersonderzoek dat [bedrijf 4] op 26 oktober 2018 heeft verricht. [bedrijf 4] stelt in haar rapport dat het verkeer als gevolg van het project op een veilige manier kan worden afgewikkeld, mits een aantal maatregelen zal worden toegepast. Verweerder heeft toegezegd de geadviseerde maatregelen uit te voeren voordat de logiesvoorziening in gebruik zal worden genomen.
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende onderbouwd dat het bestreden besluit op dit gebied niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder mocht zich daarbij baseren op het rapport van [bedrijf 4] , en heeft toegezegd de aanbevelingen uit het rapport over te nemen.
27. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gevolgen van de aanwezigheid van het [bedrijf 2] , dat in september 2020 is geopend, en de logiesvoorziening op het perceel, voor de verkeersbewegingen nog niet geheel duidelijk zijn. Dat neemt niet weg dat eiseres haar stellingen over verkeershinder onvoldoende heeft onderbouwd. Eiseres specificeert bijvoorbeeld niet hoe vaak fietsers gebruik maken van haar terrein, en welke maatregelen zij zelf treft om te voorkomen dat arbeidsmigranten over haar terrein fietsen of lopen. Uit de stellingen van eiseres volgt niet dat het bestreden besluit wat betreft de verkeerssituatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Bouwbesluit
27. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet is getoetst aan het Bouwbesluit inzake logiesfunctie, thermische isolatie, brandveiligheid, daglicht, luchtverversing en het aantal te openen ramen.
27. De rechtbank oordeelt dat toepassing van het relativiteitsbeginsel van artikel 8:69a Awb met zich brengt dat eiseres zich niet kan beroepen op de normen van het Bouwbesluit. Deze normen strekken niet tot bescherming van de belangen van eiseres. De rechtbank vindt daarbij steun in uitspraken van de Afdeling. [6] De voorschriften over brandveiligheid strekken wel mede tot bescherming van de veiligheid van bewoners en gebruikers van belendende percelen, zodat omwonenden wellicht wel een beroep kunnen doen op de normen in het Bouwbesluit die betrekking hebben op de brandveiligheid. Eiseres licht haar stellingen op dit punt echter niet toe. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Milieuzonering en richtafstanden
45. Eiseres stelt dat gezien de afstand tussen de logiesvoorziening die het bestreden besluit mogelijk maakt, en het bedrijf van eiseres, geen goed leefklimaat kan worden gegarandeerd voor de arbeidsmigranten die in de logiesvoorziening zullen verblijven. Ook worden de uitbreidingsmogelijkheden voor eiseres belemmerd. Voor locaties waarop bedrijven gevestigd zijn tot milieucategorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten die behoort bij het bestemmingsplan, geldt een afstand van 100 meter. De logiesvoorziening komt op 90 meter van het bedrijf van eiseres. Eiseres verwijst ook naar de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG.
45. Volgens verweerder is de logiesvoorziening geen geluidsgevoelige bestemming als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) jo artikel 1 van de Wet geluidhinder. De in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarden gelden dan ook niet. De omgeving geldt verder niet als “rustige woonwijk” in de zin van de VNG brochure. Op grond van de VNG brochure geldt voor bedrijven tot milieucategorie 3.2, zoals het bedrijf van eiseres, een afstand van 50 meter. De afstand tussen het bedrijf van eiseres en de logiesvoorziening is 90 meter.
45. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met het Activiteitenbesluit en het bepaalde in de VNG brochure. De Afdeling overwoog in de procedure over het [bedrijf 2] , dat het [bedrijf 2] niet kan worden aangemerkt als geluidsgevoelig gebouw, zodat de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit genoemde grenswaarden niet gelden. De Afdeling oordeelde ook dat de omgeving niet is aan te merken als een rustige woonwijk. De Afdeling heeft in haar uitspraak over het [bedrijf 2] overwogen dat in de VNG brochure voor bedrijven als dat van eiseres een afstand van 50 meter wordt aanbevolen. Onbetwist is dat de afstand tussen het bedrijf van eiseres en de te realiseren logiesvoorziening, in dit geval 90 meter bedraagt. Eiseres licht niet toe waarom verweerder in dit geval een andere afstand zou moeten hanteren.
45. Voor zover de beroepsgrond betrekking heeft op het woon- en leefklimaat in het logiesgebouw, kan deze op grond van het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb niet leiden tot vernietiging, nu de normen waarop eiseres zich beroept niet strekken tot bescherming van haar belangen.
Luchtkwaliteit
45. Eiseres voert aan dat waardes waarvan het rapport van [bedrijf 4] van 22 november 2017 uitgaat, dat aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd, niet kloppen, en verwijst in het beroepschrift naar een print van de website www.luchtmeetnet.nl. Ook zou in het rapport van [bedrijf 4] ten onrechte niet de invloed van het vliegverkeer zijn meegewogen.
45. Verweerder baseert zich op het rapport van [bedrijf 4] . [bedrijf 4] heeft onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit voor het gehele Green Park Aalsmeer, inclusief de te realiseren logiesvoorziening. Uit dat rapport volgt dat de geldende normen nergens op Green Park Aalsmeer worden overschreden. Verweerder stelt dat zij mag afgaan op het advies van een deskundige. Eiseres heeft geen aanknopingspunten gegeven voor twijfel over de juistheid van het advies. Zij heeft ook geen deskundig tegenadvies overgelegd. Tot slot dient een onderzoek naar de luchtkwaliteit ten aanzien van het luchtverkeer, ter bescherming van de arbeidsmigranten die in de logiesvoorziening zullen verblijven en niet ter bescherming van de belangen van eiseres. De beroepsgrond stuit dan ook af op het relativiteitsvereiste.
45. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in de ruimtelijke onderbouwing mocht baseren op het rapport van [bedrijf 4] . Uit het onderzoek van [bedrijf 4] volgt dat er geen normoverschrijdingen zijn geconstateerd als gevolg van de ontwikkeling van Green Park Aalsmeer, Eiseres heeft onvoldoende aangevoerd om twijfel te zaaien over de inhoud van het rapport en over deze conclusie. Eiseres heeft in het beroepschrift een print opgenomen van de website Luchtmeetnet.nl. Zij laat echter na toe te lichten waarom uit deze print zou blijken dat waardes die ten grondslag liggen aan het rapport, en daarmee aan de ruimtelijke onderbouwing, niet zouden kloppen. Voor zover deze beroepsgrond de luchtkwaliteit bij de logiesvoorziening betreft, en het ontbreken van een onderzoek naar luchtkwaliteit ten aanzien van luchtvaartverkeer, staat het relativiteitsvereiste in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit op deze grond, aangezien de normen waarop eiseres zich beroept, niet strekken tot bescherming van het belang van eiseres.
Handhaving
45. Eiseres vreest dat de voorschriften van de omgevingsvergunning niet zullen worden gehandhaafd. Eiseres noemt daarbij de voorschriften dat de arbeidsmigranten overwegend in Aalsmeer werkzaam zullen zijn, dat zij maximaal zes maanden in de logiesvoorziening mogen verblijven, en dat het gaat om alleen nachtverblijf. De arbeidsmigranten zullen volgens eiseres ook overdag verblijven in de logiesvoorziening.
45. Verweerder stelt dat handhavend zal worden opgetreden indien voorschriften worden overtreden. De vrees voor niet naleving van voorschriften is geen reden om een omgevingsvergunning te weigeren.
45. De rechtbank oordeelt dat de voorschriften waarop eiseres doelt, voldoende duidelijk zijn. Het is niet gebleken dat dat het voorschrift over het nachtverblijf onbepaald is of niet handhaafbaar. Het verstrekken van nachtverblijf betekent, evenmin als in het geval van het [bedrijf 2] zoals de Afdeling overwoog in haar uitspraak, dat gasten niet gedurende de dag in het gebouw aanwezig mogen zijn. Eiseres heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat de voorschriften niet handhaafbaar zijn.
Besluit milieueffectrapportage
45. Eiseres stelt dat het plan een activiteit bevat die genoemd is in onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.). Ten onrechte heeft verweerder volgens eiseres geen m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen.
45. Verweerder stelt dat naar aanleiding van de aanmeldnotitie [7] is besloten dat geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig is. Verweerder verwijst naar paragraaf 5.10 van de ruimtelijke onderbouwing: het programma bedraagt minder dan de drempelwaarde als bedoeld in bijlage D. De logiesvoorziening is passend op een bedrijventerrein, belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden niet verwacht.
57. De rechtbank stelt vast dat uit de aanmeldnotitie volgt dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht. In de aanmeldnotitie is uiteengezet dat de activiteiten die het bestreden besluit mogelijk maken, onder de ondergrens voor de
m.e.r.-beoordelingsplicht blijven. Eiseres licht niet toe waarom in dit geval wel een
m.e.r.-beoordelingsbesluit had moeten worden genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
57. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder het bestreden besluit in
redelijkheid heeft kunnen nemen. De omgevingsvergunning is niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening verleend.
59. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een
proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. S.D. Arnold, leden, in aanwezigheid van mr. C. Pasteuning, griffier.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2206).
2.Zie paragraaf 8.1 van de structuurvisie.
3.Pagina 18 van de structuurvisie.
4.Zie figuur 8.2.6 van de structuurvisie.
5.Bijlage 34 bij het bestreden besluit.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503.
7.MER aanmeldnotitie van 5 november 2018, bijlage 25 bij het bestreden besluit.