ECLI:NL:RBAMS:2021:5191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3431
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de sluiting van een woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Amsterdam had op 28 juni 2021 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, omdat er een handelshoeveelheid drugs was aangetroffen tijdens een politie-inval. Verzoekster, de huurster van de woning, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 juli 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de burgemeester gehoord.

Verzoekster betoogde dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in haar woning en dat de sluiting onterecht was, omdat er geen verstoring van de openbare orde zou zijn. De burgemeester daarentegen stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, gezien de aangetroffen drugs en contante geldbedragen in de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting van de woning, omdat er sprake was van verzwarende omstandigheden, zoals de aanwezigheid van een grote som contant geld en de nabijheid van een basisschool. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan die van verzoekster.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning ingrijpende gevolgen heeft voor verzoekster, maar dat er geen minderjarige kinderen in de woning wonen en dat de burgemeester de belangen van verzoekster ondergeschikt mocht achten aan het algemeen belang van het herstel van de openbare orde. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de woning terecht had gesloten en dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3431
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. A.D. van Koningsveld),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de woning op het adres [de woning] te Amsterdam (de woning) voor drie maanden, ingaande op 30 juni 2021 om 9.00 uur.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Ook heeft zij (inmiddels) tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
Voor zover daarom is verzocht heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een ordemaatregel te treffen op 29 juni 2021 om ca. 15.00 uur telefonisch afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2021 door middel van een videoverbinding via Skype. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. K.J. de Vaan. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.
Onmiddellijk na de zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. Verzoekster en haar echtgenoot, de heer [naam 1] , zijn huurders van de woning. Van [medio 1] december 2020 tot en met [medio 2] maart 2021 verbleef verzoekster (bij haar man) in Suriname. Zij is wegens werk teruggekeerd. In deze periode heeft de heer [naam 2] , een vriend van de familie, op hun huis gepast. Hij had zijn intrek op zolder.
2. Op 4 mei 2021 heeft de politie in het kader van een opsporingsonderzoek – onder andere naar de zoon van verzoekster – de woning doorzocht. Uit de bestuurlijke rapportages van de politie van 12 en 28 mei 2021 blijkt dat het volgende in de woning is aangetroffen.
  • 386,3 gram heroïne; (deels in een keukenkastje)
  • 16,6 gram cocaïne;
  • een geldtelmachine;
  • € 67.855 aan contanten (verspreid over een plastic zak naast de bank, een kluisje op zolder en in de handtas van verzoekster).
Verder is er een elektronische weegschaal in een wasmand aangetroffen. Uit het politierapport van 12 mei 2021 blijkt ook dat de woning feitelijk wordt bewoond door één persoon.
3. Op grond van deze informatie heeft de burgemeester met het bestreden besluit de woning gesloten voor de duur van drie maanden. Hiermee is toepassing gegeven aan artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam. [1] De burgemeester stelt in het bestreden besluit dat niet kan worden volstaan met een bestuurlijke waarschuwing gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden door de volgende verzwarende omstandigheden.
  • Een grote som geld, waarmee er een groot risico bestaat op ripdeals. De politie vermoedt dat het om handelsgeld gaat. Ook is een geldtelmachine aangetroffen;
  • Het vermoeden van de politie dat de woning gebruikt wordt voor de opslag en verwerking en verkoop van verdovende middelen en de overdracht van grote contante geldbedragen, vermoedelijk afkomstig uit de drugshandel.
Standpunt van verzoekster
4. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij stelt dat zij niet heeft geweten van de aanwezigheid van drugs in haar woning en daarvan ook niet kon weten omdat het verstopt lag. Hierdoor is ook de openbare orde niet verstoord. Ook heeft de politie nooit aanloop van junks of verkopers waargenomen. Haar eer en goede naam wordt aangetast als de woning als drugspand wordt gesloten. Volgens het beleid van de burgemeester wordt bovendien in een dergelijk geval volstaan met een waarschuwing. Zij en haar man komen hierdoor op straat te staan. Omdat de zoon van verzoekster uitsluitend wordt verdacht van witwassen, kan dit niet de aanwezigheid van drugs in de woning verklaren en ook niet dat de burgemeester op grond van de politie-informatie uitgaat van verkoop van drugs vanuit dit pand.
Standpunt van de burgemeester
5. De burgemeester stelt hier tegenover dat het gaat om een openbare-orde-sluiting. Daarbij is niet van (doorslaggevend) belang of de bewoner een verwijt treft. Inderdaad wordt in de regel bij bewoonde woningen gelet op het huisrecht volstaan met een waarschuwing, tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden. Deze zijn in dit geval de aanwezigheid van een grote som contant geld, waarmee een risico op ripdeals bestaat. Volgens de politie gaat het om handelsgeld. Er is ook een geldtelmachine aangetroffen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester er nog op gewezen dat de politie (rapport van 28 mei 2021) het vermoeden heeft dat een bedrag van € 243.000,- op 4 mei 2021 van hand op hand is gegaan in de woning. Bij de politie bestaat daarom het vermoeden dat de woning wordt gebruikt voor de opslag en verwerking en verkoop van verdovende middelen en de overdracht van grote contante geldbedragen, die vermoedelijk afkomstig zijn uit drugshandel. Dit alles heeft een nadelig effect op de openbare orde. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs kan leiden tot onveiligheid van omwonenden. Ook is het algemeen bekend dat personen die zich bezig houden met de handel in drugs gewelddadig kunnen zijn. Daarbij komt dat vlakbij de woning een basisschool is gelegen. De burgemeester heeft met deze sluiting daarbij een krachtig signaal willen geven dat dergelijke activiteiten in woningen niet getolereerd worden en ook dat er in deze woning niets meer te halen valt. Het belang van de openbare orde weegt zwaarder dan het individuele belang van verzoekster.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De burgemeester heeft de woning gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet. Op grond van vaste rechtspraak [2] mag de burgemeester een pand sluiten als er een handelshoeveelheid drugs is gevonden. Niet in geschil is dat dat is aangetroffen. Doel van de sluiting van de woning was om de openbare orde te herstellen, het risico op herhaling te voorkomen en om aan de buitenwereld het signaal te geven dat de openbare orde is hersteld.
8. De voorzieningenrechter vindt met de burgemeester dit doel in dit geval noodzakelijk en evenredig en overweegt daartoe als volgt.
Noodzakelijkheid
9. De burgemeester hanteert het uitgangspunt dat bij een ernstig gevaar voor de openbare orde in beginsel niet tot sluiting van een woning wordt overgegaan als de woning bewoond wordt maar dat wordt volstaan met een waarschuwing. In ernstige gevallen mag hiervan echter worden afgeweken. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit hier aan de orde is. De verzwarende omstandigheden liggen erin dat er een grote som geld in de woning aanwezig was na de inval van de politie, maar ook dat de politie het vermoeden heeft dat er een grote som geld door verzoeksters zoon aan een andere verdachte is overhandigd die ochtend, waardoor bij de politie het vermoeden bestaat dat de woning wordt gebruikt als opslag, verwerking en verkoop van drugs en overdracht van grote sommen geld.
9.1.
Daar komt als verzwarende omstandigheid bij dat de woning vlak naast een basisschool staat. De burgemeester heeft hierbij een andere inschatting kunnen maken dan de politie als mogelijke maatregel heeft opgeworpen in het rapport van 28 mei 2021. Daarin stond dat de burgemeester allicht zou kunnen volstaan met een voorwaardelijke sluiting of een waarschuwing. De burgemeester is niet verplicht dit te volgen en heeft er niet onterecht voor gekozen om de nabijgelegen basisschool als verzwarende omstandigheid te betrekken.
9.2.
De voorzieningenrechter volgt verder niet het betoog van verzoekster dat de openbare orde niet meer verstoord is doordat haar zoon en [naam 2] niet meer in de woning komen en haar zaak is geseponeerd, en overigens ook niet is vastgesteld dat er aanloop is naar de woning. Gelet op de verzwarende omstandigheden doet dit niet af aan de noodzaak tot sluiting.
9.3.
Verzoeksters betoog dat er een te groot tijdsverloop is sinds de inval in de woning en het opleggen van het bevel tot sluiting, slaagt evenmin. Op 12 mei en 28 mei 2021 zijn er rapporten door de politie opgesteld. Voordat deze rapportages de burgemeester bereiken en zij op basis daarvan een beslissing kan nemen, kan enige tijd duren. Op basis van vaste rechtspraak [3] is een bepaalde tijdsverloop in dergelijke gevallen niet onoverkomelijk. De burgemeester moet een besluit zorgvuldig voorbereiden. In dit geval is er gelet op de omstandigheden (grote sommen geld, basisschool, grote hoeveelheden drugs) reden om alsnog actie te ondernemen om de openbare orde te herstellen. Daarbij speelt mee dat er ook een signaalfunctie voor de buurt uitgaat van de sluiting.
9.4.
Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze omstandigheden (de vrees voor) een ernstig gevaar voor de openbare orde oplevert, die een sluiting van de woning rechtvaardigen.
Evenredigheid
10. De voorzieningenrechter erkent dat het toepassen van de sluitingsbevoegdheid door de burgemeester zeer ingrijpende gevolgen heeft voor verzoekster als gebruiker van de woning. Echter, er wonen geen minderjarige kinderen in de woning. Dat de kleinkinderen van verzoekster elk weekend in de woning verblijven is geen omstandigheid die daarin meegewogen hoeft te worden. De opvang van die kinderen kan anders georganiseerd worden, zij worden daardoor niet dakloos.
10.1.
De voorzieningenrechter volgt de burgemeester voorts in hetgeen ter zitting nog is aangevoerd over het ontbreken van verwijtbaarheid bij verzoekster. Dat verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt omdat zij slechts slachtoffer is van de criminele activiteiten van haar zoon, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Zij heeft zelf verklaard vaker pakketjes voor haar zoon aan te nemen (zonder te weten wat hier inzit en dat voortaan niet meer te zullen doen). De naast de bank aangetroffen tas met geld had zij aangenomen. Ook lag er drugs in het keukenkastje.
10.2.
Dat de sluiting ook gevolgen zou kunnen hebben voor het ontbinden van de huurovereenkomst van verzoekster leidt er mede gelet op hetgeen is overwogen bij de noodzaak van de sluiting, niet toe dat verzoeksters belangen in dit geval zwaarder wegen. De burgemeester heeft de belangen van verzoekster ondergeschikt mogen vinden aan die van het algemeen belang van het herstel van de openbare orde.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de woning van verzoekster terecht gesloten vanwege (de vrees voor) gevaar voor de openbare orde. Naar alle waarschijnlijkheid zal het bestreden besluit in bezwaar standhouden. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gepubliceerd in Gemeenteblad Nr. 115757, op 7 mei 2020.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:668.