ECLI:NL:RBAMS:2021:5317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
13/751513-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 19 juli 2021. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij eerder is geconcludeerd dat er een reëel gevaar bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Belgische detentie-instellingen. Echter, in dit specifieke geval heeft de Belgische autoriteit garanties gegeven dat de opgeëiste persoon in een monocel van ten minste 10 m² met eigen sanitaire voorzieningen zal worden geplaatst, wat volgens de rechtbank voldoende is om het risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uit te sluiten.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de lopende strafzaak in Nederland tegen de opgeëiste persoon geen belemmering vormt voor de overlevering, aangezien de officier van justitie kan beslissen over de tijd en plaats van de feitelijke overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751513-21
RK nummer: 21/4004
Datum uitspraak: 21 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 april 2021 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.
De rechtbank verlengt thans de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen zoals voorzien in artikel 22, derde lid, OLW, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, te weten een aanhoudingsmandaat bij verstek, afgeleverd op 6 april 2021 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Brugge, heeft bij brief van 11 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] . Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Inleiding

Bij uitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3243) heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 23 augustus 2021 heeft het
Federal Public Service Justiceonder meer het volgende geschreven:
[opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Bruges. (…) In this case, [opgeëiste persoon] will be detained alone in a cell of at least 10m². The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink).
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de door de Belgische autoriteit verstrekte garantie onvoldoende is om te waarborgen dat zich geen schending artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal voordoen. De problemen in de Belgische detentie-instellingen zijn nog niet opgelost, zoals te lezen is in een recentelijk opgemaakt CPT-rapport. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen over de verstrekte garantie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan aangezien de verstrekte garantie het in de detentie-instelling van Brugge vastgestelde algemene gevaar op schending van artikel 4 Handvest, wegneemt. De officier van justitie verzet zich tegen het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de hiervoor vermelde brief van de
Federal Public Service Justicewordt de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling Brugge in een monocel van 10 vierkante meter met eigen sanitaire voorzieningen. Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [1] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiarie inrichting in Brugge heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon.
De verdediging heeft betoogd dat, ondanks de verstrekte garantie, het onderzoek moet worden aangehouden voor het stellen van vragen omdat er – in het algemeen – nog steeds problemen met Belgische detentie-instellingen zijn.
Gelet op voorgaand oordeel van de rechtbank dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, bestaat er in deze zaak geen aanleiding om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de Belgische detentieomstandigheden. Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen.

7.Artikel 36 OLW

De raadsman heeft gewezen op het feit dat er tegen de opgeëiste persoon nog een strafzaak in Nederland loopt. De raadsman voert aan dat de zaak om die reden dient te worden aangehouden om nadere informatie aan het Openbaar Ministerie op te vragen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit verweer niet slaagt. De rechtbank kan de overlevering niet weigeren omdat in Nederland nog een strafvervolging tegen de opgeëiste persoon loopt (voor andere feiten). De openstaande Nederlandse strafzaak ziet op een belemmering voor de feitelijke overlevering waarover op grond van artikel 36 OLW de officier van justitie dient te beslissen indien de rechtbank heeft geoordeeld dat overlevering kan worden toegestaan. De officier van justitie kan in een dergelijk geval de beslissing omtrent de tijd en de plaats van de feitelijke overlevering aanhouden.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (