Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 19 juli 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach in Duitsland op 16 juni 2021. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Algerije in 1999, die op dat moment gedetineerd was in Nederland.
De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 7 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, en een tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft. In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel en een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, conform de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.