ECLI:NL:RBAMS:2021:5757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
13/751739-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in Oost-Vlaanderen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1988, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de vordering behandeld op openbare zittingen op 2 en 23 september 2021, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang voor de beoordeling van de overlevering, aangezien de Overleveringswet (OLW) waarborgt dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België zijn straf in Nederland kan ondergaan. De Belgische autoriteiten hebben een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België zal worden overgebracht naar Nederland.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de OLW is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van de OLW, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751739-21
RK nummer: 21/4126
Datum uitspraak: 28 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 juni 2021 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank in eerste aanleg Oost Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 2 september 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen..
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering voor bepaalde tijd geschorst, te weten tot de zitting van 23 september 2021, in afwachting van aanvullende informatie over de mogelijke overname van de Belgische strafvervolging door Nederland.
Zitting 23 september 2021
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 23 september 2021 in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing op 2 september 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek, gedateerd 29 juni 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) heeft de volgende garantie gegeven:
“In antwoord op uw brief inzak de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag] 1988), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 9 van de OLW

6.1
Inleiding
Na de schorsing van het onderzoek heeft de officier van justitie navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit over een eventuele overname van de vervolging door Nederland van in België gepleegde feiten.
Uit aanvullende informatie van 14 september 2021 is gebleken dat er overleg tussen de Nederlandse en de Belgische zaaksofficier van justitie is geweest. Uitkomst van dit overleg is dat er geen sprake zal zijn van een overname van de vervolging door de Nederlandse justitiële autoriteiten. De Belgische zaaksofficier van justitie heeft te kennen gegeven dat er
de iuregeen overlap is: de verdachten, waaronder de opgeëiste persoon, zullen in België vervolgd worden voor feiten die in België zijn gepleegd. Juridisch is er een duidelijke afbakening tussen de feiten die in Nederland zijn gepleegd en de ‘Belgische’ feiten.
6.2
Standpunten ter zitting
De raadsvrouw heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW zich niet voordoet.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw stelt de rechtbank vast dat uit de aanvullende informatie niet is gebleken dat sprake is van overlap in de feiten waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland en België wordt vervolgd, zodat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW niet van toepassing is.

7.Art. 11 OLW; Detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De
General Counsellorbij het
Directorate General Legislation, Fundamental Rights and Freedomsheeft de volgende garantie gegeven:
“As decided so by the competent judicial authority, [opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Ghent.(…)In this case, [opgeëiste persoon] will be detained in a cell of at least 9 m2. The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink). As [opgeëiste persoon] will be detained alone, the last question becomes irrelevant.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiaire inrichting in Gent heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. De detentieomstandigheden staan niet aan overlevering in de weg.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter bij de rechtbank in eerste aanleg Oost Vlaanderen, afdeling Gent (België).
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Spanjaart en M.A. Dijk, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak