In deze zaak vordert eiser, een ondernemer, de ontbinding van twee geldleningsovereenkomsten die hij heeft afgesloten met gedaagden, een vennootschap en een eenmanszaak. De geldleningsovereenkomsten zijn afgesloten op 7 januari, 1 april en 3 augustus 2020, waarbij het totale geleende bedrag is verhoogd naar € 275.000,-. Eiser stelt dat gedaagden in verzuim zijn geraakt door niet te betalen, ondanks meerdere verzoeken. Gedaagde sub 1 is niet verschenen, terwijl gedaagde sub 2 verweer voert en betwist dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de geldleningsovereenkomst dwingend bewijs oplevert van het bestaan van de lening en dat gedaagde sub 2 in verzuim is. De rechtbank ontbindt de overeenkomsten en veroordeelt gedaagden tot betaling van de geleende bedragen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden ook aan gedaagden opgelegd. De uitspraak is gedaan op 3 november 2021.