Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van Ornix c.s. van 12 mei 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord van ING van 1 juli 2020 met producties;
- het tussenvonnis van 20 januari 2021; en
- de mondelinge behandeling van 30 juni 2021.
2.Beslissing omtrent wijziging eis en aanvullende producties
3.De feiten
Wij mogen steeds alle vorderingen die wij op u hebben verrekenen met alle vorderingen die u op ons heeft. Als wij verrekenen betekent dit dat wij onze vordering op u ‘wegstrepen’ tegen een gelijk bedrag van uw vordering op ons. Wij mogen ook verrekenen als:
Onze vordering niet opeisbaar is;
Uw vordering niet opeisbaar is;
De vorderingen niet in dezelfde muntsoort luiden;
Onze vordering voorwaardelijk is.”
€ 178.015 overgemaakt naar de bankrekening van GOH, GOH heeft op haar beurt op dezelfde datum € 100.000 overgemaakt naar de bankrekening van Firmeza en Firmeza eveneens op dezelfde datum € 44.000 naar de bankrekening van Ornix.
€ 70.264,47 bij GOH, € 100.000 bij Firmeza en € 7.750,53 bij Ornix.
4.Het geschil
de rechtbank leest: nog meer subsidiair]ING te veroordelen in de (na)kosten vermeerderd met wettelijke rente.
5.De beoordeling
inleiding
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)