ECLI:NL:RBAMS:2021:5991

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AMS 20/2971
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en wijziging van urenbeperking in WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Koolhoven, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder die haar arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres per 7 oktober 2019 voor 62,36% arbeidsongeschikt werd geacht, en per 15 mei 2020 voor 62,71%. Eiseres was eerder werkzaam als junior expert en cataloger, maar heeft zich ziekgemeld vanwege psychiatrische klachten. De rechtbank benoemde een onafhankelijke deskundige om de belastbaarheid van eiseres te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiseres op basis van haar aandoeningen beperkt was in haar mogelijkheden om te werken. De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/2971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Koolhoven),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [Gem. verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres per
7 oktober 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Bij besluit van 25 oktober 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder besloten dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres eindigt op 30 december 2019 en dat zij vanaf die datum in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
Bij besluit van 15 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de primaire besluiten herroepen en beslist dat eiseres per 7 oktober 2019 voor 62,36% arbeidsongeschikt wordt geacht en per 15 mei 2020 voor 62,71%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek op
9 december 2020 heropend en een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige (hierna: de deskundige) benoemd.
De deskundige heeft op 21 mei 2021 een rapport uitgebracht. Eiseres heeft bij brief van
16 juni 2021 gereageerd. Verweerder heeft bij schrijven van 24 augustus 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 2 september 2021 gevraagd of zij nog een keer op zitting gehoord willen worden. Geen van de partijen heeft aangegeven dit te willen. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure bij de rechtbank
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als junior expert en cataloger bij [werkgever] voor 32 uur per week. Vanwege faillissement van deze werkgever heeft eiseres per 18 augustus 2017 een WW-uitkering [2] ontvangen. Op 9 oktober 2017 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld vanwege psychiatrische klachten waarmee zij al langere tijd bekend is. Verweerder heeft haar vervolgens ziekengeld [3] toegekend. Naast deze uitkering heeft eiseres een beperkt aantal uur per week als gids gewerkt, waarbij zij toeristen rondleidde door musea.
2.1.
Eiseres heeft op 20 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Zij is op 4 september 2019 gezien op het spreekuur van een verzekeringsarts. In het rapport van
9 september 2019 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat sprake is van verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte. De verzekeringsarts heeft daarom beperkingen aangenomen in een de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waaronder een urenbeperking van maximaal 2 uur per dag en 10 uur per week. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens in het rapport van 25 september 2019 het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres berekend op 100%.
2.2.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder eiseres per 7 oktober 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Bij het primaire besluit II heeft verweerder beslist dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres op 30 december 2019 eindigt en dat zij vanaf die datum in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen zowel het primaire besluit I als het primaire besluit II. In het rapportage van 13 mei 2020 komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot een andere belastbaarheid van eiseres dan de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML opgesteld, waarin een urenbeperking is opgenomen van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van deze nieuwe FML in het rapport van 15 mei 2020 het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 7 oktober 2019 vastgesteld op 62,36%, per 30 december 2019 op 61,21% en per 14 mei 2020 op 62,71%. Bij het bestreden besluit heeft verweerder beide bezwaren gegrond verklaard. Eiseres heeft op grond van het bestreden besluit vanaf 7 oktober 2019 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 62,36%. Per 30 december 2019 wordt deze loongerelateerde WGA-uitkering omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Per 15 mei 2020 wordt eiseres voor 62,71% arbeidsongeschikt geacht.
Standpunten van partijen
3. Eiseres kan zich niet vinden in de aanpassing van de urenbeperking in bezwaar van 2 uur per dag/10 uur per week naar 4 uur per dag/20 uur per week. Zij heeft een psychiatrische expertise door [psychiater] van 18 september 2020 overgelegd en verwijst naar diens conclusies. [psychiater] vindt het moeilijk voorstelbaar dat eiseres in staat is om 4 uur per dag/20 uur per week te werken, omdat zij grote moeite heeft haar leven gaande te houden, structuur en zin te geven en in vrij geïsoleerde toestand leeft. [psychiater] meent ook dat onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiseres bij de inschatting van de urenbeperking. Tevens vindt [psychiater] dat eiseres meer beperkt moet worden geacht op de items in de FML die zien op haar persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres vindt met name dat zij verder moet worden beperkt op het item 2.9 samenwerken.
4. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 20 november 2020 aanvullend gerapporteerd. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende beperkingen aangenomen en een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 25 november 2020 geconcludeerd dat het beroepschrift de arbeidskundige beoordeling niet beïnvloedt. Verweerder handhaaft daarom het bestreden besluit.
Benoeming deskundige en reactie van partijen op het deskundigenrapport
5. De rechtbank heeft na de behandeling ter zitting aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige, de verzekeringsarts [deskundige] , te benoemen. De rechtbank heeft de deskundige opdracht gegeven gemotiveerd antwoord te geven op (onder andere) de vraag of hij kan instemmen met de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres op 7 oktober 2019, zoals opgenomen in de FML van 13 mei 2020. Ook heeft de rechtbank de deskundige gevraagd of hij kan instemmen met het standpunt van verweerder dat eiseres op 7 oktober 2019 in staat was om 20 uur per week te werken en indien hij van mening is dat een andere urenbeperking moet worden aangenomen, dit gemotiveerd aan te geven.
6. De deskundige heeft een rapport uitgebracht, gedateerd 21 mei 2021. Uit dit rapport blijkt dat de deskundige eiseres op 18 maart 2021 middels een videoverbinding heeft gesproken. Ook heeft de deskundige de dossiergegevens en de relevante medische informatie bestudeerd.
7. De deskundige heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat bij eiseres op data in geding sprake was van een bipolaire stoornis II, een persoonlijkheidsstoornis NAO en een gegeneraliseerde angststoornis. Er is volgens de deskundige geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De deskundige vindt dat eiseres op een extra aantal items beperkt moet worden geacht met betrekking tot haar persoonlijk en sociaal functioneren en dynamische handelingen. Hij komt tot een urenbeperking van maximaal 2 uur per dag en maximaal 4 uur per week gelet op de combinatie van aandoeningen waarbij de energetische belastbaarheid is verminderd. Ook is er volgens de deskundige sprake van een aandoening waarbij de kans groot is dat bij overschrijding van een bepaalde arbeidsduur een verergering van de aandoening optreedt. Hij vindt de claim van eiseres dat zij slechts een paar uur per week kan werken aannemelijk, gelet op de combinatie van klachten en de vele behandelingen die niet tot een wezenlijke verbetering hebben geleid.
8. In haar reactie van 16 juni 2021 heeft eiseres te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het oordeel van de deskundige.
9.1. In de reactie van 24 augustus 2021 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld in het deskundigenrapport geen aanleiding te zien om de functionele beperkingen van eiseres verder bij te stellen. Verweerder vindt daarbij dat de informatie van de behandelend [psychiater] zwaarder weegt dan die van de niet praktiserend psychiater [psychiater] , die niet als zodanig staat ingeschreven in het BIG-register. Verweerder stelt dat daarmee vraagtekens kunnen worden gezet bij de borging en kwaliteit van het onderzoek.
9.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 24 augustus 2021 in reactie op het deskundigenrapport opgenomen dat zijn bevindingen bij het psychisch onderzoek op 20 januari 2020 afwijken van die van de deskundige en dat hij de diagnose heeft overgenomen van de behandelend [psychiater] zoals vermeld in diens brief van 17 april 2020. Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt gesteld dat hij het er mee eens is dat fulltime werken niet verstandig was en dat er reden is voor een urenbeperking, maar vindt dat er geen reden is om dit in passend werk groter te maken dan 4 uur per dag, 5 dagen per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dit zelfs gewenst uit het oogpunt van psychisch welbevinden nu werken daginvulling en structuur brengt en isolement tegengaat. Hij acht de door de deskundige opgenomen urenbeperking van 2 uur per dag gedurende 2 dagen per week klachtencontigent en in strijd met de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. Met het energieverbruik door angstklachten is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening gehouden in de door hem vastgestelde urenbeperking in de FML. Voorts vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat enige activering dan wel stimulering is aangewezen, nu de klachten volgens [psychiater] al jaren hetzelfde zijn en eiseres dus met de klachten in 2016-2017 hele dagen heeft kunnen werken en volgens [psychiater] sprake is van vermijdende persoonlijkheidstrekken en een neiging tot opgeven als dysadaptief patroon.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de cognitieve beperkingen opgemerkt dat hij eiseres op het item 1.9.10 wel beperkt heeft geacht en dat deze beperking bijdraagt aan voorkoming van overvraging op cognitief gebied. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de deskundige geen medische onderbouwing gegeven voor de aanscherping van de beperkingen en zijn meerdere toevoegingen aangaande focussen, prikkels, structuur, verantwoordelijkheid en hectiek reeds afgedekt door de beperkingen in de FML.
Het oordeel van de rechtbank
10.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en die van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige niet (geheel) met elkaar overeenkomen. Dit is voornamelijk gelegen in de vastgestelde urenbeperking en de beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren van eiseres en dynamische handelingen.
11. Volgens vaste rechtspraak [4] van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt de
bestuursrechter in beginsel het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige, als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Het is immers bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
12. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om het oordeel van de deskundige niet te volgen wat betreft de vastgestelde urenbeperking. De rechtbank volgt daarbij niet het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de urenbeperking zoals vastgesteld door de deskundige klachtencontigent is of in strijd met de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid (de Standaard). In de Standaard is op pagina 12 benoemd dat de beoordeling zich richt op het aantal uren per dag waarop iemand belastbaar is en dat dit betekent dat iemand die één dag in de week een bepaald aantal uren kan werken, dat in principe ook op andere werkdagen moet kunnen doen. De rechtbank meent dat de deskundige in dit geval onder verwijzing naar de behandelaar en de literatuur voldoende heeft onderbouwd waarom de duurbelastbaarheid van eiseres hiervan afwijkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend betwist.
13. Ten aanzien van de aanscherping van de beperkingen die de deskundige noodzakelijk acht, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zoverre dat de beperkingen die de deskundige onder item 1.8 van de FML heeft aangenomen, al in voldoende mate door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn betrokken in de specifieke voorwaarden ten aanzien van persoonlijk functioneren die hij onder item 1.9 heeft aangenomen. De rechtbank vindt ook dat de beperkingen die de deskundige onder het kopje dynamische handelingen heeft aangenomen niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank kan wel de conclusie van de deskundige volgen ten aanzien van de extra beperkingen in het sociaal functioneren van eiseres gelet op de bij haar vastgestelde angststoornis.
14. Voor zover verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat aan de informatie van psychiater [psychiater] geen of minder waarde moet worden gehecht omdat [psychiater] niet-praktiserend is en niet in het BIG-register zou zijn opgenomen, volgt de rechtbank verweerder daarin niet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij haar oordeel in deze zaak baseert op het rapport van de onafhankelijk deskundig verzekeringsarts, [deskundige] , en dus niet op het rapport van [psychiater] . Dat de deskundige in het rapport de bevindingen van [psychiater] verkiest boven die van behandeld [psychiater] , maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het gehele deskundigenrapport overtuigingskracht mist. Tevens verwijst de rechtbank verweerder naar het BIG-register [5] waarin de heer [psychiater] wel degelijk is opgenomen.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het medische deel van het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit kan om die reden niet in stand blijven. Het beroep van eiseres is gegrond. De rechtbank ziet hier geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat verweerder opnieuw een beoordeling van de geschiktheid van eiseres zal moeten maken met inachtneming van wat de deskundige in zijn rapport heeft opgemerkt over haar beperkingen en wat in deze uitspraak is besproken. Verweerder moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een deskundigen onderzoek met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 6 weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Melehi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
3.Een uitkering op grond van de Ziektewet.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.
5.www.bigregister.nl