Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en die als hier ingevoegd geldt.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van aanranding en dwang. De tenlastelegging betrof het zoenen en betasten van de aangeefster op 30 maart 2019 in de winkel van de verdachte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 februari 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. I. Raterman, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die op dat moment in de winkel van de verdachte was, niet vrijwillig de handelingen heeft ondergaan. De verdachte heeft echter verklaard dat de handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden. De rechtbank heeft geen ondersteunend bewijs kunnen vinden voor de aangifte van de aangeefster, en er waren geen getuigen die de gebeurtenissen in de toiletruimte konden bevestigen. De camerabeelden toonden interactie tussen de verdachte en de aangeefster voordat zij naar de toiletruimte gingen, wat de verklaring van de verdachte ondersteunde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de aangeefster heeft aangerand of gedwongen om zijn handelingen te dulden. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op 19 februari 2021.