ECLI:NL:RBAMS:2021:660

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
13/306229-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding en dwang in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van aanranding en dwang. De tenlastelegging betrof het zoenen en betasten van de aangeefster op 30 maart 2019 in de winkel van de verdachte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 februari 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. I. Raterman, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die op dat moment in de winkel van de verdachte was, niet vrijwillig de handelingen heeft ondergaan. De verdachte heeft echter verklaard dat de handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden. De rechtbank heeft geen ondersteunend bewijs kunnen vinden voor de aangifte van de aangeefster, en er waren geen getuigen die de gebeurtenissen in de toiletruimte konden bevestigen. De camerabeelden toonden interactie tussen de verdachte en de aangeefster voordat zij naar de toiletruimte gingen, wat de verklaring van de verdachte ondersteunde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de aangeefster heeft aangerand of gedwongen om zijn handelingen te dulden. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op 19 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/306229-19 (Promis)
Datum uitspraak: 19 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Raterman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich primair heeft schuldig gemaakt aan aanranding van [persoon 1] op 30 maart 2019 in Amsterdam door haar te zoenen en te betasten. Subsidiair wordt hem verweten dat hij [persoon 1] heeft gedwongen deze handelingen te dulden.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en die als hier ingevoegd geldt.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster was op 30 maart 2019 in de Turkse winkel van verdachte genaamd [naam winkel], gevestigd aan de [vestigingsplaats]. Zij was in het gezelschap van haar begeleidster [persoon 2] van meidenwoongroep [naam woongroep] en een medebewoonster. Aangeefster is op enig moment naar de toilet gegaan. Een medewerkster in de winkel liep mee naar achteren. Verdachte is vervolgens achter hen aangelopen. Achterin de winkel bij de magazijnruimte en het toilet hebben aangeefster en verdachte elkaar ontmoet. In de toiletruimte hebben ze gezoend en heeft verdachte aangeefster aangeraakt.
Aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij het zoenen en betasten door verdachte niet vrijwillig heeft ondergaan. Omdat aangeefster moest plassen, is zij naar de toilet gegaan en niet omdat zij daar met verdachte wilde afspreken. Verdachte heeft eerder geprobeerd avances te maken, maar die hield zij af. Verdachte zei tegen aangeefster dat hij verliefd was op haar. Verdachte zoende aangeefster ook in haar nek en ging met zijn handen over haar hele lichaam. Hij is onder haar BH gegaan en heeft haar borsten betast en in haar borsten geknepen. Ook is hij met zijn hand in haar broek gegaan en heeft hij haar geprobeerd te vingeren. Aangeefster was verstijfd, durfde niets te doen en kon geen kant op. Verdachte had de toegangsdeur van het gangetje dicht gedaan. Aangeefster heeft geprobeerd om verdachte van zich weg te duwen en zei dat ze terug moest. Ze vond het vies dat verdachte dit deed.
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster dit wel vrijwillig onderging. Aangeefster kwam meerdere keren per week in zijn winkel en zij hadden al een aantal maanden contact. Verdachte vond aangeefster leuk en dacht dat zij hem ook leuk vond. Nadat aangeefster hem met haar ogen een teken gaf om af te spreken en richting de toiletruimte vertrok, is verdachte achter haar aangelopen. Ze hebben in de toiletruimte eerst met elkaar gepraat, elkaars handen vastgehouden, elkaar omhelsd en toen heeft aangeefster verdachte gezoend. Verdachte zoende haar terug waarbij ze elkaar over elkaars lichaam hebben aangeraakt op heupen, billen en borst. Verdachte heeft niet geprobeerd aangeefster te vingeren. Dit was de eerste keer dat er fysiek contact is geweest. Aangeefster heeft niet gezegd dat zij niet wilde en heeft niet geprobeerd om verdachte van zich af te duwen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Het dossier bevat onvoldoende ondersteunend bewijs voor de aangifte.
Verdachte moet worden vrijgesproken.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Er is geen bewijs dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van aanrakingen. Het seksuele contact heeft met wederzijdse instemming plaatsgevonden. Aangeefster maakte de indruk dat zij verdachte leuk vond en heeft hem niet duidelijk gemaakt dat zij niet van het fysieke contact gediend was.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vraag moeten beantwoorden of kan worden bewezen dat aangeefster de gedragingen van verdachte, zoals zij stelt, niet vrijwillig heeft ondergaan. Het dossier bevat geen verklaringen van getuigen die hebben gezien wat er in de toiletruimte tussen aangeefster en verdachte heeft afgespeeld. De camera’s in de winkel bieden geen zicht op wat zich in de toiletruimte afspeelt.
Wel is op de camerabeelden – die ook op de zitting zijn bekeken – te zien wat er is gebeurd voordat aangeefster naar de toiletruimte toe gaat. De rechtbank stelt vast dat te zien is dat er op meerdere momenten (oog)contact en interactie is tussen verdachte en aangeefster. Om 15:07:12 uur maakt verdachte oogcontact met aangeefster en maakt een gebaar met zijn handen. Hij wijst naar achteren toe en maakt een beweging waarmee hij, zo begrijpt de rechtbank, suggereert om naar achteren te gaan. Aangeefster reageert daar niet direct op, maar enkele minuten later loopt zij wel naar achteren toe, waar de toiletruimte is. Verdachte loopt direct achter haar aan en te zien is dat aangeefster en verdachte met elkaar in gesprek zijn voordat zij uit beeld verdwijnen en de toiletruimte binnen gaan.
Dat aangeefster na (oog)contact hierover met verdachte en na het zien van zijn gebaar naar achteren is gegaan, kan worden beschouwd als ondersteunend voor de verklaring van verdachte dat hij aangeefster niet vanuit het niets en niet tegen haar wil heeft aangeraakt en gezoend. Ondersteunend voor de lezing van verdachte is ook dat aangeefster wel erg lang – ruim acht minuten – met verdachte in de toiletruimte is. Aangeefster heeft verklaard dat zij niet letterlijk tegen verdachte heeft gezegd dat zij het fysieke contact niet wilde en twijfelt zelf of zij haar grenzen wel duidelijk genoeg heeft aangegeven. Dit alles impliceert niet dat het niet zo kan zijn dat verdachte in de toiletruimte een grens heeft overschreden, maar maakt wel dat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen wiens verklaring de werkelijke gebeurtenis weergeeft. Bovendien volgt uit de verklaring van aangeefster dat zij geen aangifte wilde doen, maar daartoe is gedwongen door de groepsleiding. Ook dat maakt dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat het seksuele contact tussen verdachte en aangeefster – anders dan zij stelt en zoals verdachte verklaart – wel consensueel was.
De rechtbank vindt gelet op het voorgaande niet bewezen dat verdachte aangeefster heeft aangerand of heeft gedwongen om zijn handelingen te dulden. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. S. Djebali en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2021.
[...]