In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 november 2018 in een nachtclub in Amsterdam. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanraken van de billen en borsten van aangeefster [benadeelde partij 1], wat door getuigen is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen gekwalificeerd moeten worden als ontuchtige handelingen, in strijd met de sociaal-ethische norm, en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld.
Ten aanzien van de mishandeling van [benadeelde partij 2] heeft de verdachte een beroep gedaan op noodweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding door [benadeelde partij 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van [benadeelde partij 2] niet gericht waren op het uitzetten van de verdachte, maar dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achten dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling en heeft de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het tijdsverloop sinds het delict en het feit dat hij nooit eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.