In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een bedrijf en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het bedrijf, eiseres, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin een voorschot op de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) was toegekend. Eiseres was van mening dat de hoogte van het voorschot, vastgesteld op € 648, niet correct was, omdat een recent aangestelde kok met een fulltime dienstverband niet was meegenomen in de berekening van de loonsom. Eiseres stelde dat dit in strijd was met het doel van de NOW-regeling en dat de beslissing leidde tot onevenredige gevolgen voor haar onderneming.
De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiseres voerde aan dat de wijziging van de NOW-regeling van 26 mei 2020, die betrekking had op de vaststelling van de subsidie, ook van toepassing zou moeten zijn op de voorschotverlening. Het Uwv daarentegen stelde dat de wijziging enkel betrekking had op de definitieve vaststelling van de subsidie en niet op de voorschotverlening. De rechtbank oordeelde dat de voorschotregeling in de NOW-1 een grofmazige regeling is, bedoeld voor snelle afhandeling van aanvragen, en dat er geen ruimte is voor maatwerk of hardheidsclausules.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de loonsom in november 2019 voor de berekening van het voorschot en dat de beslissing van het Uwv in rechte standhoudt. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.