ECLI:NL:RBAMS:2021:7779

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2142
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding hoteltrein in strijd met goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap RailInsight en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een hoteltrein met een extra slaaprijtuig. Eiseres, RailInsight, had op 24 juni 2019 een aanvraag ingediend voor de plaatsing van een nieuw slaaprijtuig op de locatie van het hotel in Amsterdam. De gemeente heeft deze aanvraag op 27 september 2019 afgewezen, omdat deze in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 maart 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de vergunning door verweerder, het college van burgemeester en wethouders, in redelijkheid is genomen. De rechtbank oordeelt dat de plaatsing van het extra slaaprijtuig stedenbouwkundig ongewenst is en afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder het beroep op het vertrouwensbeginsel, verworpen. Eiseres kon niet aantonen dat er concrete toezeggingen zijn gedaan door de gemeente die een vergunning voor de uitbreiding zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de weigering van de vergunning terecht is en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

de besloten vennootschap RailInsight, te Utrecht, eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.M. Schaakxs),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Bouzahra).

Procesverloop

Met een besluit van 27 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een slaaprijtuig ter uitbreiding van hotel ‘ [hotelnaam] ’ op de locatie [adres] in Amsterdam afgewezen.
Met een besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 november 2021. Eiseres is verschenen in de persoon van [naam 1] , bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was aanwezig [naam 2] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 3] .

Overwegingen

1. Eiseres exploiteert een hotel op de locatie [adres] in Amsterdam. Het gaat om hotel “ [hotelnaam] ” (hierna: het hotel) waarin één bistrorijtuig en vier bestaande slaaprijtuigen zijn omgebouwd tot een hotel. Eiseres wil dit hotel uitbreiden door een nieuw slaaprijtuig te plaatsen en heeft hiervoor op 24 juni 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd.
2. De aanvraag bestaat uit twee activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wabo [1] , namelijk het bouwen van een bouwwerk [2] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan [3] . Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Sloterdijk’ (hierna: het bestemmingsplan). Op de grond waarop het hotel is gesitueerd rust de enkelbestemming ‘groen’ met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van horeca’. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. De aanvraag is volgens verweerder namelijk in strijd met het bestemminsplan als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wabo en met een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo. Reeds om die reden kan er geen vergunning worden verleend op grond van artikel 4, eerste en negende lid van bijlage II van de Bor [4] .
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 18 februari 2021 ongegrond verklaard. Volgens verweerder is het gebruik als hotel niet in strijd met het bestemmingsplan. Daarom wordt artikel
4, negende lid van bijlage II van het Bor niet langer aan het besluit ten grondslag gelegd. Volgens verweerder is het project wel in strijd is met de bouwregels uit het bestemmingsplan, zoals opgenomen in artikel 9, tweede lid. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen namelijk op grond van het bestemmingsplan worden gebouwd. Verweerder handhaaft het standpunt dat de aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo. Om deze reden wenst verweerder geen medewerking te verlenen aan verlening van de vergunning.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat betekent dat verweerder, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechter moet de beslissing van verweerder terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. [5]
5. De rechtbank stelt eerst het volgende vast. Het gaat in deze zaak om een bestaand hotel waarin vijf treinrijtuigen achter elkaar zijn geplaatst. Het nieuw te plaatsen slaaprijtuig is 26,4 meter lang en 2,81 meter breed. Het slaaprijtuig zal niet achter de bestaande vijf treinrijtuigen komen te staan, maar parallel ernaast. Het nieuw te plaatsen slaaprijtuig zal 60 tot 100 centimeter van het trottoir komen te staan.
Goede ruimtelijke ordening
6. Volgens verweerder voldoet het project niet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De plaatsing van een extra treinstel is stedenbouwkundig ongewenst. Doordat het slaaprijtuig niet is geplaatst in lijn met de bestaande trein is er geen sprake van een hoteltrein. Het treinstel wordt als los object geplaatst en vormt geen samenhang met het bestaande slaaprijtuig. Verder komt volgens verweerder de kwaliteit van de openbare ruimte in het geding, omdat het nieuw te plaatsen slaaprijtuig ervoor zal zorgen dat een langgerekte border met vaste planten die als groene bufferzone fungeert tussen de hoteltrein en het trottoir van de [straat 1] , wordt doorbroken en ter plaatse helemaal zal verdwijnen. Nu verweerder binnen Sloterdijk inzet op vergroening van de openbare ruimte en semi publieke ruimtes doet het toevoegen van een slaaprijtuig hieraan afbreuk. Bovendien staat het slaaprijtuig dicht op de openbare ruimte waardoor dit deel van de [straat 1] te stenig en massief oogt. Voorts ligt er in de groenstrook naast het voetpad een KPN-aansluiting richting het nieuwe slaaprijtuig en loopt er een boring van Verizon vanaf de [straat 1] naar de [straat 2] . Tevens loopt er een tracé van Verizon evenwijdig aan het voetpad precies onder de groenstrook waar het nieuwe treinstel op zal worden geplaatst. Door plaatsing van het slaaprijtuig is het tracé niet meer bereikbaar hetgeen ongewenst is, aldus verweerder.
7. Eiseres bestrijdt, onder verwijzing naar de bij de aanvraag behorende ruimtelijke motivering van bureau LievenseCSO van 9 juli 2018, dat het plaatsen van het nieuwe slaaprijtuig in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Volgens eiseres bestaat de groene bufferzone niet. Handhaving hiervan is ook niet als zodanig in het bestemmingsplan vastgelegd. Verder voert eiseres aan dat het slaaprijtuig niet stenig en massief oogt, nu het om een slaaprijtuig van glas en hout gaat. Ten aanzien van het tracé voert eiseres aan dat zij met toekomstige werkzaamheden het tracé toegankelijk kan maken. Bovendien is via de civielrechtelijke weg (gedoogplicht-bepalingen) zeker gesteld dat de aansluitingen, de boring en het tracé toegankelijk blijven. In noodgevallen kan het nieuwe slaaprijtuig worden opgetild met een kraan.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid de gevraagde vergunning kunnen weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vindt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het nieuwe slaaprijtuig afbreuk doet aan de stedenbouwkundige opzet. Het slaaprijtuig zal namelijk niet achter de bestaande treinrijtuigen worden geplaatst maar parallel daaraan. Er ontstaat aldus niet één stedenbouwkundig ensemble. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het plaatsen van een extra slaaprijtuig onwenselijk is omdat dit niet overeenkomt met het doel om binnen Sloterdijk in te zetten op vergroening van de openbare ruimte en semipublieke ruimtes om (verdere) verdichting van het gebied tegen te gaan. De groenstrook (de groene bufferzone) tussen de hoteltrein en het voetpad aan de [straat 1] zal worden doorbroken, ook omdat het nieuwe slaaprijtuig op een afstand van slechts 60 tot 100 centimeter van de openbare ruimte zal worden geplaatst waardoor het geheel, in ieder geval, massief oogt. Verweerder heeft voorts in dit kader ruimtelijk relevant mogen achten dat de KPN-aansluiting, de boring en het tracé, hoe dan ook, minder goed toegankelijk zijn door plaatsing van het extra slaaprijtuig. Dit wordt niet anders doordat eiseres in noodgevallen het slaaprijtuig kan laten optillen door middel van een kraan.
Vertrouwensbeginsel
9. Eiseres voert aan dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. In het verleden is namelijk al door eiseres en de gemeente gesproken over de uitbreiding van de hoteltrein met een extra rijtuig. Eiseres verwijst naar mailcorrespondentie, in het bijzonder naar de e-mails die eiseres heeft overgelegd, waaronder de mail van [naam 4] van 4 juli 2017.
10. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is volgens vaste rechtspraak ten eerste vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja hoe, het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid (in dit geval het verlenen van een omgevingsvergunning) zou uitoefenen. [6]
11. De rechtbank neemt, gezien de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting door de gemachtigde van verweerder, aan dat verweerder en eiseres vanaf 2013 een mogelijke uitbreiding van de hoteltrein voor ogen hebben gestaan. Tussen partijen is gesproken over een 'ingroeimodel' waarbij eerst vijf rijtuigen zouden worden vergund, waarna partijen verder de beoogde uitbreiding gezamenlijk zouden uitwerken. In zijn mail van 4 juli 2017 merkt de heer [naam 4] onder meer op dat hij heeft rondgevraagd en dat er volgens een paar collega's nog ruimte zou zijn voor een extra wagon binnen de contouren van het bestemmingsplankaartje waar de treinstellen staan. Voorts wordt vermeld dat als dat zo is, er binnen Amsterdam de afspraak is dat geen advies van het team overnachtingsbeleid nodig is. Naar het oordeel van de rechtbank kan hierin evenwel geen concrete en ondubbelzinnige toezegging worden gelezen dat verweerder een omgevingsvergunning zal verlenen voor een extra treinstel.
12. Wat hier verder van zij, van belang is voorts het volgende. Verweerder heeft in dit verband terecht gewezen op de brief van 19 februari 2018 aan eiseres. Daarin valt het volgende te lezen: ‘De eerder genoemde redenen, zoals geformuleerd in de brief die op 10 november 2017 aan u is verstuurd, zijn ongewijzigd en dus nog steeds van kracht. Ten eerste biedt het huidige bestemmingsplan van Sloterdijk-Centrum geen ruimte meer voor hotels. Ten tweede is er door het Team Overnachtingsbeleid van de gemeente Amsterdam ter indicatie een negatief advies gegeven voor uitbreiding van [hotelnaam] . Een derde reden om geen medewerking te verlenen is dat perceeluitbreiding van [hotelnaam] ten koste zou gaan van een waardevolle groenstrook in de openbare ruimte. Om deze redenen blijft de gemeente voornemens geen medewerking te verlenen aan uw verzoek tot hoteluitbreiding van de [hotelnaam] in Sloterdijk-Centrum. Ik wil u er echter nogmaals op wijzen dat de gemeente wel bereid is met u mee te denken over uitbreiding met functies anders dan hotel of extended stay, mits dit binnen uw huidige perceelgrenzen valt. Indien u hier interesse in heeft, kunt u contact met ons opnemen.’
13. Hieruit komt naar voren dat eiseres al eind 2017, in ieder geval 2018, er van op de hoogte was dat verweerder niet bereid was medewerking te verlenen aan een door eiseres door middel van plaatsing van een nieuw slaaprijtuig beoogde hoteluitbreiding.
Naar het oordeel van de rechtbank komt eiseres gezien het bovenstaande geen geslaagd beroep toe op het vertrouwensbeginsel.
Overnachtingsbeleid
14. Voorzover eiseres in beroep aanvoert dat de weigering van de vergunning in strijd is met het Overnachtingsbeleid laat de rechtbank dit betoog onbesproken. Zoals verweerder ter zitting nogmaals heeft benadrukt, is de toepassing van dit beleid uiteindelijk niet ten grondslag gelegd aan de weigering van de vergunning.
Conclusie
15. Gelet op het bovenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet tot de weigering van de vergunning heeft kunnen besluiten. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Zie artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo.
3.Zie artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo.
4.Besluit omgevingsrecht.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1128.