ECLI:NL:RBAMS:2021:7976

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
C/13/688375 / HA ZA 20-838
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid KPMG voor onrechtmatige daad en zorgvuldigheidsnormen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2021 een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, bestaande uit een natuurlijke persoon en de naamloze vennootschap KPMG N.V., en gedaagden, de coöperatie KPMG U.A. De eisers hebben KPMG aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad, met vier specifieke verwijten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contractuele relatie bestaat tussen eisers en KPMG, waardoor zorgvuldigheidsnormen en toezichtsverplichtingen niet uit een contract kunnen worden afgeleid. Eisers hebben geprobeerd te onderbouwen dat de toezichtsverplichtingen voortvloeien uit een sublicentieovereenkomst, maar deze overeenkomst was niet gesloten met KPMG, maar met een andere entiteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers onvoldoende concrete feiten hebben gepresenteerd om hun vordering te onderbouwen. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 11.843,-. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke contractuele relatie en de noodzaak voor eisers om hun claims met concrete feiten te onderbouwen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/688375 / HA ZA 20-838
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak, gedaan op 1 juli 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Curaçao,
2. de naamloze vennootschap
[eiser 2] N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eisers,
advocaat mr. M. van Eersel te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KPMG N.V.,
2. de coöperatie
COÖPERATIE KPMG U.A.,
beide gevestigd te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam.
Eisers worden hierna gezamenlijk [eisers] c.s. (in enkelvoud) genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk KPMG c.s. genoemd en afzonderlijk KPMG en Coöperatie KPMG.
Tegenwoordig zijn mr. H.J. Schaberg, rechter, en C.C. Buyne, griffier.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank meteen mondeling uitspraak gedaan.

1.De overwegingen

1.1.
[eisers] c.s. heeft op de zitting verzocht om de vordering op Coöperatie KPMG af te wijzen omdat de verkeerde partij is gedagvaard. Coöperatie KPMG heeft zich daar niet tegen verzet. De vordering op Coöperatie KPMG wordt dus afgewezen.
1.2.
[eisers] c.s. houdt KPMG aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. Hij maakt KPMG vier verwijten: 1) dat ze voorafgaand aan het sluiten van de sublicentieovereenkomst met KPMG Holding C.V. op Curaçao (KPMG Dutch Caribbean of KPMG DC) en voorafgaand aan de toetreding van [eisers] c.s. tot KPMG DC onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de financiële situatie van KPMG DC en [eisers] c.s. onvoldoende heeft geïnformeerd over die financiële situatie; 2) dat ze gedurende de looptijd van de sublicentieovereenkomst onvoldoende toezicht heeft gehouden op KPMG DC; 3) dat ze KPMG DC heeft verboden de frauderende ex-partners van KPMG DC in rechte te betrekken; en 4) dat ze bij de liquidatie en vereffening van KPMG DC heeft bewerkstelligd dat er selectieve betalingen zijn gedaan aan alle betrokkenen, behalve [eisers] c.s. Volgens [eisers] c.s. is dit in strijd met zorgvuldigheidsnormen en toezichtsverplichtingen die op KPMG rusten. [eisers] c.s. vordert (samen) ruim een miljoen euro aan schadevergoeding.
1.3.
Vast staat dat er geen contractuele relatie bestaat tussen [eisers] c.s. en KPMG. Die zorgvuldigheidsnormen en toezichtsverplichtingen kunnen dus niet uit een contractuele relatie worden afgeleid.
1.4.
Volgens [eisers] c.s. volgen de toezichtsverplichtingen en zorgvuldigheidsnormen uit de sublicentieovereenkomst. Deze overeenkomst is echter niet gesloten met KPMG, maar met Coöperatie KPMG Netherlands U.A. (CKN, niet dezelfde partij als de gedaagde partij Coöperatie KPMG). Ook daaruit kunnen dus niet rechtstreeks normen worden afgeleid die van toepassing zijn op KPMG.
1.5.
Op de zitting heeft [eisers] c.s. een beroep gedaan op misbruik van identiteitsverschil, dan wel vereenzelviging. Dat vormt een uitzondering op de regel dat de verschillende (rechts)personen zelfstandige entiteiten met eigen bevoegdheden en verplichtingen zijn. Die uitzondering moet dus worden gesteld en onderbouwd door degene die er een beroep op doet. Dat heeft [eisers] c.s. onvoldoende gedaan. Hij heeft verwezen naar diverse correspondentie, waarin wordt gesproken over ‘KPMG NL’, maar dat zou zowel kunnen wijzen op KPMG als CKN. Hij heeft onvoldoende concrete feiten gesteld waaruit kan worden geconcludeerd dat KPMG bewust misbruik heeft gemaakt van dit identiteitsverschil. Eventuele onduidelijkheid is bovendien nog onvoldoende om vereenzelviging aan te nemen. Er is dus niet gebleken dat [eisers] c.s. ervan mocht uitgaan dat KPMG de sublicentieovereenkomst had gesloten.
1.6.
Het voorgaande betekent al dat onvoldoende is gebleken dat uit de sublicentieovereenkomst een specifieke zorgvuldigheidsnorm of toezichtverplichting voor KPMG voortvloeit.
1.7.
Over de mogelijke onduidelijkheid merkt de rechtbank nog op dat [eisers] c.s. zich daar ter onderbouwing van zijn vordering niet op kan beroepen. Hij is immers degene die een vordering op grond van onrechtmatige daad heeft ingesteld. Dan moet hij ook stellen dat voor de door hem aangesproken partij een norm gold, die vervolgens is geschonden.
1.8.
Voor zover uit de sublicentieovereenkomst toch een specifieke norm voor KPMG kan worden afgeleid, geldt bovendien dat [eisers] c.s. onvoldoende heeft gesteld wat die norm inhield. Hij heeft in dit verband verwezen naar een overweging in de aanhef van de sublicentieovereenkomst en een passage in een brief voorafgaand aan het sluiten van de sublicentieovereenkomst. Die passages zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om, los van de verdere inhoud van de sublicentieovereenkomst, een concrete toezichtsverplichting of zorgvuldigheidsnorm van KPMG uit af te leiden.
1.9.
Verder overweegt de rechtbank nog, dat áls uit de sublicentieovereenkomst al een specifieke norm voor de sublicentiegever kan worden afgeleid, niet is gebleken dat deze ook geldt jegens anderen dan bij de licentieovereenkomst betrokken partijen (de licentiegever, de licentiehouder/sublicentiegever en de sublicentiehouder). Er is dus niet gebleken dat ook [eisers] c.s. een beroep kan doen op die eventuele norm.
1.10.
De tussenconclusie is dat niet is gebleken dat een specifieke norm geldt, dat die norm geldt voor KPMG en dat die norm geldt jegens [eisers] c.s.
1.11.
Dat neemt niet weg dat uit het dossier wel blijkt dat verschillende bij KPMG betrokken personen betrokken zijn geweest bij KPMG DC. Ook zij waren gehouden zich te gedragen zoals volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Kort gezegd: niet liegen en bedriegen. Ook in dat verband is echter niet gebleken van onrechtmatig handelen van KPMG.
1.12.
Het komt er namelijk uiteindelijk op neer dat [eisers] c.s. onvoldoende concreet heeft gesteld
wie wat wanneerheeft gedaan. Hij heeft in het algemeen beschreven wat er volgens hem is gebeurd, maar niet welk concrete
handelenvan KPMG (of een aan haar verbonden persoon) in dat verband onrechtmatig is. Wat was de financiële situatie van KPMG DC dan precies voorafgaand aan het sluiten van de sublicentieovereenkomst? Welke fouten stonden er in de financiële informatie? Hoe kon KPMG, een entiteit die juridisch los stond van KPMG DC, verhinderen dat KPMG DC de frauderende ex-partners van die vennootschap aansprak tot terugbetaling? Dat geldt voor alle vier de verwijten die hij KPMG maakt. En omdat de feiten dus onvoldoende concreet zijn gesteld, komt de rechtbank ook niet toe aan het uitgebreide bewijsaanbod van KPMG.
1.13.
De conclusie is dus dat zowel de gestelde norm, als het gestelde onrechtmatig handelen, onvoldoende uit de verf zijn gekomen om de vordering te kunnen toewijzen.
1.14.
[eisers] c.s. is in het ongelijk gesteld en wordt in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van KPMG c.s. worden begroot op
- griffierecht € 4.131,-
- salaris advocaat €
7.712,-(2 punten × tarief € 3.856,-)
Totaal € 11.843,-
1.15.
Ook de nakosten en de gevorderde rente over de kosten worden toegewezen.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van KPMG c.s. tot op heden begroot op € 11.843,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.3.
veroordeelt [eisers] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
2.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal
*** verklaart: ***
Voorgelezen, volhard en getekend
………………………………… (<<
*** verklaart: ***
Voorgelezen, volhard en getekend
………………………………… (<<
Waarvan proces-verbaal,