Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 mei 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 27 januari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 mei 2021, met de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie in incident, houdende vordering tot provisionele voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),
- de brief van mr. Smit van 16 juni 2021 naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident
3.Het geschil in de hoofdzaak
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld;
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden;
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 212.500,00 aan schadevergoeding, met rente en kosten.
4.De vordering in het incident
5.De beoordeling in de hoofdzaak
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)