Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser tegen een opgelegde OV-boete. Eiser, die een studentenreisproduct ontving, kreeg op 10 december 2019 een boete van € 675,- opgelegd omdat hij in de periode van september tot en met november 2019 met zijn OV-kaart had gereisd zonder recht op het product. Eiser maakte op 5 februari 2020 bezwaar tegen deze boete, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiser stelde dat hij niet op zijn Duo-account had gekeken na het stopzetten van zijn studie en dat hij geen melding had ontvangen over de boete.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser gaf aan dat hij jong was en nog moest leren omgaan met zijn financiële zaken. De rechtbank oordeelde echter dat eiser verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn administratie, ook al had hij zijn studie stopgezet. De rechtbank concludeerde dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De rechtbank kon daardoor niet ingaan op de inhoud van de zaak, waaronder de hoogte van de boete.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en er geen reden was voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.F. Ferdinandusse, in aanwezigheid van gerechtsjurist E.H. Kalse-Spoon.