ECLI:NL:RBAMS:2021:936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
697387 / FA RK 21/944
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1949. De aanvraag voor deze machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een periode van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek een uitgebreide neurocognitieve stoornis door alcohol, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. Dit ernstig nadeel omvat onder andere lichamelijk letsel, psychische schade, verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van personen en goederen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2021 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de dochter van de betrokkene en haar advocaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstige nadeel te voorkomen. Ondanks dat de betrokkene zich in het verleden heeft verzet tegen behandeling en zorg, is er op dat moment geen duidelijk verzet tegen opname. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanvraag voor de machtiging te laat is ingediend, maar heeft besloten het verzoek toch te beschouwen als een eerste verzoek om een rechterlijke machtiging voor maximaal zes maanden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de machtiging verleend voor de duur van één jaar, in plaats van de gevraagde twee jaar, om de situatie van de betrokkene nauwlettend te volgen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.M. Beunk en is op 4 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/697387 / FA RK 21/944
kenmerk: WZDB10/315030380100
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 16 februari 2021naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van 2 jaar als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1949,
wonende en verblijvende te [verblijfplaats] , [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L.W. Plantenga te Utrecht.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 januari 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 februari 2021, in het gebouw van [locatie] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- dochter betrokkene, [naam 1] (telefonisch gehoord);
- advocaat betrokkene, mr. L.W. Plantenga (telefonisch gehoord);
- specialist ouderengeneeskunde, R. Verfaille;
- arts i.o., M. Holtmaat;
- psycholoog, R. Biemond;
- persoonlijk begeleider, [naam 2] .

2.2. Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis door alcohol, meest passend bij Korsakov
.
2.2.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade voor betrokkene of voor een ander, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.3.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. In het verleden is gebleken dat betrokkene zich veelvuldig onttrok aan behandeling en zorg en dat zij bovendien heeft getracht meerdere keren weg te lopen uit de accommodatie. Hoewel er op dit moment geen duidelijk verzet is tegen opname en verblijf in de accommodatie, acht de specialist ouderengeneeskunde een rechterlijke machtiging toch van belang aangezien er toch nog steeds sprake is van verzet. Betrokkene geeft nog regelmatig aan dat zij het liefst thuis wil zijn bij haar man en haar hond. Het verzet is in de loop van de tijd wel minder geworden, maar volgens de specialist ouderengeneeskunde breekt voor betrokkene een kwetsbare periode aan. Betrokkene staat op de wachtlijst voor een instelling in Amersfoort zodat zij dichterbij haar familie kan gaan wonen. Dat zal een open afdeling worden waar zij meer vrijheden zal krijgen. Voordat zij daar naartoe kan moet er eerst geoefend worden en gekeken moet worden welke zelfstandigheid zij aankan. Ten slotte heeft de specialist ouderengeneeskunde medegedeeld achter een verkorting van de termijn te staan, te weten 1 jaar in plaats van 2 jaar, om zo de vinger aan de pols te houden met betrekking tot een overplaatsing naar een instelling waar betrokkene goed op haar plaats zal zijn.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een machtiging.
2.7.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat het verzoek te laat, namelijk later dan voorgeschreven in artikel 25, derde lid, van de Wzd, is ingediend. De rechtbank beslist thans ook later dan de voorgeschreven beslistermijn van drie weken, zodat er geen nawerking meer is. Het verzoek moet daarom worden beschouwd als een eerste verzoek om een rechterlijke machtiging en kan voor maximaal 6 maanden worden verleend. Deze termijn sluit ook meer aan bij de wens van betrokkene om de machtiging niet langer te verlenen dan 1 jaar.
2.8.
Op grond van artikel 25 lid 3 Wzd dient de aanvraag voor een opvolgende machtiging uiterlijk in de achtste of negende week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging te worden ingediend. In dit geval liep de vorige machtiging af na 4 februari 2021. Het verzoek van het CIZ is op 21 januari 2021 bij de rechtbank ingediend, terwijl het verzoek uiterlijk tussen 10 en 21 december 2020 had moeten worden ingediend. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om het verzoek aan te merken als een verzoek om een eerste rechterlijke machtiging van maximaal zes maanden. De wet heeft aan het niet tijdig indienen van de aanvraag, conform artikel 25 lid 3 Wzd, niet een dergelijk consequentie verbonden. De omstandigheid dat de rechtbank de beslistermijn met vijf dagen heeft overschreden en daardoor de nawerking van de vorige machtiging heeft opgehouden te bestaan, staat evenmin in de weg aan het verlenen van een opvolgende machtiging, nu betrokkene ten tijde van de beslissing nog in de accommodatie verblijft. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:227.
2.9.
Ten aanzien van de verzochte termijn van twee jaar oordeelt de rechtbank als volgt. Het gaat goed met betrokkene en de komende tijd zal worden bekeken hoeveel zelfstandigheid zij aankan. Mocht blijken dat betrokkene meer autonomie aankan, dan zal zij worden overgeplaatst naar een (open) instelling in Amersfoort. Dat is ook de wens vanuit de familie. De rechtbank zal gelet hierop de rechterlijke machtiging niet verlenen voor de duur van 2 jaar maar voor de duur van 1 jaar.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1949;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 16 februari 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 16 februari 2021 mondeling gegeven door mr. G.M. Beunk, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J. Koomen als griffier, en op 4 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.