ECLI:NL:RBAMS:2021:954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3318
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na psychiatrisch onderzoek naar alcohol- en drugsmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres uit Amstelveen en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiseres had haar rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van een psychiatrisch onderzoek dat concludeerde dat zij leed aan alcohol- en drugsmisbruik. De rechtbank oordeelde dat het CBR zich terecht had gebaseerd op het rapport van de psychiater, waarin werd vastgesteld dat de eiseres niet voldeed aan de eisen voor het besturen van een voertuig. De rechtbank benadrukte dat de eiseres geen contra-expertise had overgelegd en dat haar twijfels over de conclusies van de psychiater niet voldoende waren om aan de zorgvuldigheid van het onderzoek te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de ongeldigverklaring van het rijbewijs. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te Amstelveen, eiseres,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard vanaf 14 mei 2020. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van
5 juni 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Op 20 november 2019 is eiseres aangehouden naar aanleiding van een verkeersongeval in Amsterdam waarbij zij als bestuurster betrokken was. De politie constateerde bij eiseres een aantal uiterlijke kenmerken van alcoholgebruik, waarna ter plekke een blaastest is afgenomen. De uitkomst van deze eerste test gaf aanleiding eiseres op het politiebureau aan een tweede blaastest te onderwerpen. Hieruit bleek dat sprake was van een alcoholgehalte van 790 ug/l. Omdat dit alcoholgehalte hoger is dan 350 ug/l, heeft de politie Amsterdam op 23 december 2019 een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) aan verweerder gestuurd. Hierin staat dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Bij besluit van 10 januari 2020 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat onderzoek moet worden verricht naar haar alcoholgebruik en dat de geldigheid van haar rijbewijs tot de uitslag van het onderzoek is geschorst. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt door eiseres.
2.1
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 29 februari 2020 en is verricht door psychiater [naam 2] . In haar rapport van 2 april 2020 concludeert de psychiater op grond van lichamelijk onderzoek, psychiatrisch onderzoek en een bloedonderzoek dat bij eiseres sprake is van de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat – in tegenstelling tot wat eiseres aangeeft – dit misbruik niet is gestopt. Hoewel de psychiater concludeert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat ten tijde van de aanhouding sprake was van de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik, kan dit volgens haar wel geconstateerd worden op basis van alle relevante gegevens. Hierbij betrekt de psychiater dat het door eiseres opgegeven alcoholgebruik voorafgaand aan het ongeval niet in overeenstemming is met de blaastestresultaten, zodat sprake is van onderrapportage. Gelet op de testuitslag en het anamnestische gegeven dat zij zich goed voelde om te rijden, is daarnaast sprake van tolerantie. Deze tolerantie is een aanwijzing voor een voorafgaande periode van overmatig alcohol gebruik en daarmee voor alcoholmisbruik. Dit blijkt ook uit de verklaring van eiseres dat zij in het jaar voorafgaand aan het ongeval pas na meer dan drie alcoholische eenheden effect merkte. Er is sprake van familiair alcoholmisbruik en eiseres bevestigt in het verleden een alcoholprobleem te hebben gehad. Beide impliceren volgens de psychiater een verhoogd risico op (hernieuwd) alcoholmisbruik. Ook het feit dat eiseres heeft aangegeven haar rijbewijs nodig te hebben voor haar werk en de omstandigheid dat zij in 2012 al een EMA-cursus heeft gevolgd, maar desondanks toch heeft besloten te rijden onder invloed, zijn aanwijzingen voor alcoholmisbruik. De waarden uit het bloedonderzoek (CDT-waarde van 2.3% IFCC en Gamma GT van 386 U/L) impliceren verder een hoge mate van waarschijnlijkheid dat bij eiseres sprake is van recent en overmatig alcoholgebruik. Uit de verklaring van eiseres dat zij haar alcoholgebruik in de jaar voorafgaand aan het ongeval niet heeft veranderd, kan worden afgeleid dat deze waarden eveneens indicatief kunnen zijn voor die periode. Ook dit levert een aanwijzing op voor alcoholmisbruik.
2.2
Naast alcoholmisbruik constateert de psychiater dat bij eiseres tevens sprake is van de psychiatrisch diagnose drugsmisbruik en dat dit misbruik evenmin is gestopt. Eiseres heeft bij het onderzoek aangegeven dagelijks cannabis te gebruiken, terwijl de grens voor de diagnose misbruik ligt bij het roken van drie of vier joints per week. De door GGZinGeest gestelde diagnoses posttraumatische stressstoornis (ptss) en een borderline persoonlijkheidsstoornis hebben volgens de psychiater ten slotte geen negatieve invloed op de rijgeschiktheid van eiseres.
3. Onder verwijzing naar het rapport van de psychiater heeft verweerder het rijbewijs van eiseres in het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, ongeldig verklaard.
4. Eiseres voert kort gezegd aan dat verweerder haar rijbewijs ten onrechte ongeldig heeft verklaard omdat hij zich niet heeft mogen baseren op het rapport van de psychiater. De redenen die eiseres hiervoor geeft, zullen bij de hierna volgende beoordeling van de rechtbank worden besproken.
Juridisch kader
5. Voor de toepasselijke regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het rijbewijs van eiseres terecht ongeldig heeft verklaard. Verweerder heeft zich voor dit besluit mogen baseren op de hiervoor onder 2.1 en 2.2 beschreven conclusies van de psychiater zoals weergegeven in het onderzoeksrapport. De rechtbank zal dat hieronder uitleggen.
7.1
Uit de wet volgt dat verweerder een rijbewijs ongeldig verklaart als uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de betrokkene niet voldoet aan de eisen voor het besturen van een voertuig. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan de bestuursrechter zich niet inhoudelijk over de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin kan uitlaten. Het is niet aan de bestuursrechter, maar ook niet aan het CBR om voor het psychiatrisch oordeel een eigen oordeel in de plaats te stellen. [1] Ook eiseres is geen deskundige, zodat haar twijfels en op- en aanmerkingen bij het verrichte onderzoek in beginsel onvoldoende zijn om te kunnen concluderen dat de psychiater onjuiste conclusies heeft getrokken. Eiseres heeft geen andere onafhankelijke psychiater ingeschakeld om een tegenonderzoek te laten verrichten en dus geen zogenoemde contra-expertise overgelegd. In dat geval moet de rechtbank nog wel beoordelen of het onderzoek van de psychiater dat er ligt, zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk niet tegenstrijdig of op een andere manier niet of niet voldoende te volgen is. Met andere woorden: de rechtbank moet beoordelen of de inhoud of wijze van totstandkoming van het rapport zodanige gebreken vertoont, dat het CBR zich daarop bij zijn besluitvorming over de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet heeft mogen baseren.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksrapport van de psychiater zorgvuldig tot stand is gekomen, niet tegenstrijdig is en goed is te volgen (concludent). De redenen die eiseres heeft aangevoerd waarom het rapport niet aan de ongeldigverklaring van haar rijbewijs ten grondslag had mogen worden gelegd, volgt de rechtbank niet. Hierna zal worden uitgelegd waarom eiseres hierin niet wordt gevolgd.
8.1
Eiseres is van mening dat de psychiater ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de door haar verstrekte informatie over haar cannabisgebruik. In het oorspronkelijke dossier wat de psychiater ten behoeve van het onderzoek heeft ontvangen, stond hierover niets vermeld, dus dit had niet in het rapport mogen worden opgenomen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet, omdat eiseres bij de psychiater zelf heeft gesproken over haar cannabisgebruik. De psychiater mag alle bevindingen, zowel uit het onderliggende dossier, maar ook die tijdens het onderzoek zijn gebleken, meenemen in haar rapport. Dit blijkt ook uit vaste rechtspraak van de Afdeling: de omstandigheid dat de aanleiding voor het onderzoek naar de geschiktheid is gelegen in een ander aspect, in dit geval alcoholmisbruik, heeft niet tot gevolg dat geen rekening mag worden gehouden met andere relevante omstandigheden. [2]
8.2
Eiseres betoogt verder dat haar antwoorden waaruit de psychiater conclusies heeft getrokken, beïnvloedt zijn door haar ptss en borderline stoornis en dat de psychiater hiermee geen rekening heeft gehouden. Haar herinneringen zijn niet altijd juist en zij heeft de neiging te overdrijven, waarvan volgens eisers ook sprake was tijdens het onderzoek. Zo heeft zij onder invloed van haar stoornissen ten onrechte verklaard dat zij goed in staat was om te rijden, pas iets te merken na drie eenheden alcohol en geen hele joint per dag te roken, maar alleen een trekje te nemen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in dit betoog. In het rapport is onder hoofdstuk zes opgenomen hoe de psychiater eiseres ten tijde van het onderzoek heeft ervaren. Er lijkt geen sprake van een op dat moment aanwezige stoornis die de antwoorden van eiseres zouden hebben beïnvloedt, terwijl de psychiater ook in zijn rapport aangeeft wel op de hoogte te zijn van de ptss en borderline stoornis. Dat eiseres in een later stadium terugkomt op de door haar bij de psychiater gegeven antwoorden, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om te concluderen dat het rapport van de psychiater niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat wat eiseres stelt onder invloed van haar stoornissen te hebben verklaard, is niet per se van doorslaggevende aard geweest voor de eindconclusie van de psychiater. De overige aanwijzingen voor alcoholmisbruik blijven immers overeind, waaronder die met betrekking tot de aanwezige tolerantie en het bloedonderzoek.
8.3
Ook het betoog van eiseres dat de door de psychiater geconstateerde verhoogde Gamma GT-waarde niet per se duidt op alcoholmisbruik, maar dat dit kan volgens haar ook door roken kan komen en haar leverwaarden zijn altijd al afwijkend geweest, slaagt niet. Voor zover het al mogelijk zou zijn dat deze waarde verhoogd is door een andere oorzaak, heeft eiseres niet aan de hand van deskundig bewijs aangetoond dat dit in haar geval ook het geval is. De stelling van eiseres dat deze onderzoeksmethode ontoereikend is, is evenmin onderbouwd. Dat zij hiervoor aanwijzingen op internet heeft gevonden, is niet voldoende.
8.4
Ten slotte voert eiseres aan dat er sprake is van tegenstrijdigheden in het onderzoek. Het rijmt volgens eiseres niet met elkaar dat de psychiater op pagina 9 van het rapport constateert dat er psychiatrisch gezien geen sprake is van afwijkende bevindingen, terwijl zij op pagina 10 in de beschouwing aangeeft dat er wel sprake is van psychiatrisch alcoholmisbruik in ruime zin. Ook hierin volgt de rechtbank eiseres niet. Zoals verweerder ook heeft opgemerkt in het verweerschrift en ter zitting nog nader heeft toegelicht, kunnen deze conclusies naast elkaar bestaan. De eerste conclusie betreft immers een antwoord op een deel van het onderzoek, namelijk de vraag of er voldoende aanwijzingen zijn op grond waarvan kan worden vastgesteld dat ten tijde van het ongeval sprake was van de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik. Deze hoeft echter niet gelijk te zijn aan de laatstgenoemde conclusie op pagina 10 van het rapport. In deze conclusie geeft de psychiater namelijk aan dat op grond van de resultaten van al het door haar onderzochte, wel tot de conclusie kan worden gekomen dat er sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Knikkink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage juridisch kader
1. Artikel 134, tweede lid van de Wvw bepaalt dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. In het derde lid is bepaald dat het CBR het voornemen om het rijbewijs ongeldig te verklaren mededeelt aan de houder (…).
2. In artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (Regeling) is bepaald dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
3. De bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000, onder “8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)” vermeldt het volgende:

Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.

Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
4. Onder “8.8.1. Regelmatig gebruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)” staat daarnaast nog het volgende.

Het regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in dusdanige hoeveelheden dat het rijgedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed, valt mede onder het begrip misbruik van psychoactieve middelen, als bedoeld in paragraaf 8.8. Paragraaf 8.8 is daarmee ook van toepassing op personen die regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in zodanige hoeveelheden dat daardoor de rijvaardigheid ongunstig wordt beïnvloed. Uit paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid volgt verder dat van de keurend arts een strenge opstelling wordt verwacht.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:213.
2.Zie de uitspraak van 2 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:245.