In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de hoogte van zijn AOW-pensioen. De Svb had een korting van 48% toegepast op de AOW-uitkering van de eiser, omdat hij gedurende een periode van 24 jaar niet verzekerd was voor de AOW. De eiser had in 2019 een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen, maar de Svb concludeerde dat hij niet verzekerd was voor de AOW in de perioden dat hij in Spanje woonde. De eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij jarenlang belasting had betaald in Nederland, wat volgens hem niet in de berekening was meegenomen.
Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de eiser lag. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat de eiser niet verzekerd was voor de AOW in de relevante perioden. De rechtbank benadrukte dat iemand verzekerd is voor de AOW als hij in Nederland woont of werkt. Aangezien de eiser sinds 1992 in Spanje woont, was de korting van 48% op zijn AOW-pensioen terecht toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een herziening van de AOW-berekening.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.