ECLI:NL:RBAMS:2022:1079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AMS 20/ 5430
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op AOW-uitkering van een in Spanje woonachtige eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de hoogte van zijn AOW-pensioen. De Svb had een korting van 48% toegepast op de AOW-uitkering van de eiser, omdat hij gedurende een periode van 24 jaar niet verzekerd was voor de AOW. De eiser had in 2019 een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen, maar de Svb concludeerde dat hij niet verzekerd was voor de AOW in de perioden dat hij in Spanje woonde. De eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij jarenlang belasting had betaald in Nederland, wat volgens hem niet in de berekening was meegenomen.

Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de eiser lag. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat de eiser niet verzekerd was voor de AOW in de relevante perioden. De rechtbank benadrukte dat iemand verzekerd is voor de AOW als hij in Nederland woont of werkt. Aangezien de eiser sinds 1992 in Spanje woont, was de korting van 48% op zijn AOW-pensioen terecht toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een herziening van de AOW-berekening.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5430

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Valencia (Spanje), eiser (hierna: [eiser] )

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder (hierna: Svb)

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

Procesverloop

Met een besluit van 6 januari 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb [eiser] een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ter hoogte van 52% toegekend.
Met een besluit van 10 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [eiser] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022. [eiser] was hierbij aanwezig. Verweerder heeft zich via een onlineverbinding laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] is geboren op [geboortedatum] 1953 in Spanje. Vanaf 1 februari 1974 werkte hij in loondienst in Nederland. Vanaf 1 augustus 1985 had [eiser] recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO [1] . Op 24 december 1991 is [eiser] weer naar Spanje verhuisd, met behoud van zijn WAO-uitkering. Op 27 februari 2020 heeft [eiser] de pensioengerechtigde leeftijd voor de AOW bereikt en sindsdien ontvangt hij geen WAO-uitkering meer, maar een AOW-pensioen.
2. [eiser] heeft op 12 december 2019 een aanvraag bij de Svb ingediend voor een AOW-pensioen. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij vanaf 27 februari 1970 tot en met 31 januari 1974 en van 12 juli 1986 tot en met 6 februari 1988 in Spanje heeft gewoond. Sinds 24 december 1991 woont hij weer permanent in Spanje. De Svb heeft [eiser] vanaf 27 februari 2020 een AOW-pensioen toegekend. Volgens de Svb was [eiser] niet verzekerd voor de AOW van 27 februari 1970 tot en met 31 januari 1974 en van 1 januari 2000 tot en met 26 februari 2020. Hierdoor is hij afgerond 24 jaar niet verzekerd voor de AOW en daarom heeft de Svb een korting van 48% op zijn AOW-pensioen toegepast (2% per niet verzekerd jaar). Daarmee komt het AOW-pensioen van [eiser] op 52% van het volledige AOW-bedrag.
Standpunt van [eiser]
3. [eiser] is het niet eens met het vastgestelde bedrag van zijn AOW-pensioen. Hij voert – samengevat – aan dat hij tot 2018 46 jaar lang belasting heeft betaald in Nederland en dat de Svb daar geen rekening mee heeft gehouden in de berekening van zijn AOW-pensioen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [eiser] een jaaropgaaf 2013, een voorlopige jaarafrekening 2017 en een brief over zijn WAO gedateerd 14 april 2017 meegestuurd.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank moet beoordelen of de Svb het AOW-pensioen van [eiser] terecht heeft vastgesteld op 52%.
5. De rechtbank stelt voorop dat bij besluiten op aanvraag, zoals in deze zaak, de bewijslast bij de aanvrager ligt. [2] Het is dus aan [eiser] om (met stukken) aannemelijk te maken dat hij verzekerd was voor de AOW over de tijdvakken waarover de Svb hem niet als verzekerd heeft aangemerkt. Kort gezegd is iemand verzekerd voor de AOW als hij in Nederland woont of werkt. [3]
6. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat zijn huidig AOW-pensioen te weinig is om van te leven en dat hij een herkeuring wenst, omdat hij alleen maar zieker is geworden en daarom niet kan werken. De rechtbank begrijpt hieruit dat het [eiser] niet geheel duidelijk is dat de 52% die door de Svb wordt genoemd, niet ziet op de arbeidsongeschiktheid van [eiser] , maar op de hoogte van het AOW-pensioen. Omdat [eiser] nu de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt komt hij echter niet meer in aanmerking voor een WAO-uitkering en is er dus ook geen sprake meer van een percentage van arbeidsongeschiktheid of de mogelijkheid van een herkeuring. Wel moet goed bekeken worden of de verzekerde jaren voor de AOW-uitkering van [eiser] juist vastgesteld zijn. Dat zal de rechtbank hieronder doen.
7. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat [eiser] sinds 1992 is terugverhuisd naar Spanje en sindsdien niet meer in Nederland woont. De rechtbank vindt ook dat de Svb er terecht van is uitgegaan dat [eiser] ook in de perioden 27 februari 1970 tot en met 31 januari 1974 en van 12 juli 1986 tot en met 6 februari 1988 niet is verzekerd voor de AOW. [eiser] heeft immers zelf aangegeven dat hij toen in Spanje woonde. Verder blijkt niet uit de stukken die [eiser] heeft meegestuurd dat hij voor bovenstaande perioden verzekerd is geweest voor de AOW.
8. De Svb heeft verder ter zitting uitgelegd dat iemand met een uitkering zoals de WAO-uitkering die [eiser] had, sinds 2000 niet meer automatisch verzekerd is voor de AOW als deze persoon met behoud van uitkering naar het buitenland verhuisd, zoals [eiser] heeft gedaan. Hiervan is [eiser] in die tijd op de hoogte gebracht door het UWV. Daarbij is hem uitgelegd dat er een mogelijkheid bestond tot vrijwillige verzekering voor de AOW. Uit het dossier van [eiser] blijkt niet dat hij hierop heeft gereageerd. De Svb heeft daarom vastgesteld dat [eiser] vanaf 2000 ook niet vrijwillig verzekerd is geweest voor de AOW en de jaren tussen 2000 en 2020 dus niet zijn aan te merken als verzekerde jaren.
9. Per kalenderjaar dat [eiser] niet verzekerd is, wordt ingevolge artikel 12 van de AOW een korting van 2% toegepast. In dit geval gaat het in totaal om een periode van 24 jaar dat [eiser] niet in Nederland heeft gewoond. Daarom heeft de Svb een korting van 48% (24 x 2%) toegepast en is het AOW-pensioen terecht vastgesteld op 52% (100% - 48% = 52%).

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2857.
3.Dit staat in artikel 6, eerste lid, in samenhang met artikel 2 van de AOW.