In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 februari 2022, is het beroep van eiser, een exploitant van een passagiersvaartuig, ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de wijziging van zijn exploitatievergunning, die ambtshalve was omgezet van onbepaalde tijd naar een vergunning voor bepaalde tijd, met een einddatum van 1 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijziging van de vergunning niet in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht. Eiser had eerder een vergunning voor onbepaalde tijd verkregen, maar deze was ingetrokken en vervangen door een nieuwe vergunning voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder inconsistent beleid en discriminatie van éénpitters ten opzichte van reders met meerdere vaartuigen, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de overgangstermijn van 21 maanden niet onredelijk was en dat de beleidsregels van de gemeente Amsterdam niet in strijd zijn met de wetgeving. De rechtbank heeft de gezamenlijke standpunten van verschillende reders in deze zaak besproken en geoordeeld dat de omzetting van de vergunningen rechtmatig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.