ECLI:NL:RBAMS:2022:1563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1880
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van loonsanctie en re-integratie-inspanningen door werkgever G4S Secure Monitoring B.V.

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2022, in de zaak tussen G4S Secure Monitoring B.V. en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), werd het beroep van G4S ongegrond verklaard. De zaak betreft een loonsanctie die aan G4S was opgelegd vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werkneemster die zich ziek had gemeld. G4S had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om de loonsanctie niet te bekorten, maar de rechtbank oordeelde dat G4S niet voldoende informatie had verstrekt om aan te tonen dat zij aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan. De rechtbank stelde vast dat het Uwv niet in staat was om te beoordelen of G4S voldoende re-integratie-inspanningen had verricht, omdat er geen actueel oordeel van de bedrijfsarts of arbodienst was over de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster. G4S had weliswaar informatie ingediend, maar deze voldeed niet aan de eisen die in de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar zijn gesteld. De rechtbank concludeerde dat de loonsanctie terecht was gehandhaafd en dat G4S geen gelijk kreeg in haar beroep. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1880

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2022 in de zaak tussen

G4S Secure Monitoring B.V., te Amsterdam, eiseres (hierna: G4S),

(gemachtigde: mr. M. Rekelhof),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv),
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 24 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat de aan G4S opgelegde loonsanctie niet wordt bekort.
Met een besluit van 17 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van G4S ongegrond verklaard.
G4S heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 13 december 2021. G4S heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Aanleiding voor deze procedure
1. Mevrouw [werkneemster] (hierna: werkneemster) was in dienst bij G4S als centralist. Op 17 september 2018 meldde zij zich ziek. Op 23 juni 2020 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Vanwege de WIA-aanvraag heeft G4S op 23 juni 2020 het re-integratieverslag van werkneemster aan het Uwv toegestuurd.
3. Op 27 juli 2020 heeft het Uwv een administratieve loonsanctie aan G4S opgelegd, omdat het door G4S opgestelde re-integratieverslag volgens het Uwv geen actuele medische informatie van werkneemster bevatte. Het tijdvak waarin werkneemster recht heeft op ziekengeld, is daarom met 52 weken verlengd (de loonsanctie).
4. Op 6 augustus 2020 heeft G4S de volgens haar ontbrekende informatie opgestuurd naar het Uwv en het Uwv verzocht om de loonsanctie te bekorten.
5. Het Uwv heeft in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd, omdat volgens het Uwv een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst ontbrak.
Het standpunt van G4S
6. G4S stelt zich op het standpunt dat het verzoek om de loonsanctie te bekorten, onterecht is afgewezen. Het bestreden besluit vermeldt dat een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst ontbreekt, maar deze informatie is door het Uwv al ontvangen op
25 juni 2020. Daarmee voldoet G4S aan artikel 6 van de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar (hierna: de Regeling) en beschikte het Uwv ten tijde van het bestreden besluit over alle informatie om een inhoudelijk oordeel te geven over de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Verder heeft het Uwv de grondslag waarop de loonsanctie is gebaseerd, ten onrechte gewijzigd. Het primaire besluit is gebaseerd op een inhoudelijke tekortkoming, namelijk dat actuele medische informatie van werkneemster zou ontbreken, en het bestreden besluit op een administratieve tekortkoming, zijnde het ontbreken van een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst. Tot slot voert G4S aan dat er voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, het eerste spoor voldoende is onderzocht en er geen re-integratiekansen zijn gemist.
Het standpunt van het Uwv
7. Volgens het Uwv heeft G4S haar tekortkoming niet hersteld. De loonsanctie berustte op de grond dat G4S geen actuele functionele mogelijkhedenlijst (FML) en een actueel arbeidsdeskundig rapport heeft overgelegd. Het aanwezige rapport is van 31 januari 2019 en was gebaseerd op een FML van 30 oktober 2018. G4S heeft de tekortkoming niet hersteld door het toezenden van informatie op 6 augustus 2020, omdat het Uwv daar al over beschikte. Volgens de arbeidsdeskundige is het op basis van de verstrekte informatie niet mogelijk om een inhoudelijk oordeel te geven over het ingezette re-integratietraject van werkneemster. G4S heeft onder meer nog niet toegelicht waarom er sprake is van een onveranderde medische situatie van werkneemster in het tweede ziektejaar.
Het juridisch kader
8. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank stelt vast dat de opgelegde loonsanctie van 27 juli 2020 in rechte vaststaat nu G4S daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Verder stelt de rechtbank vast dat de loonsanctie is opgeheven per 23 februari 2021. De te beoordelen periode in deze zaak is daarom 27 juli 2020 tot 23 februari 2021.
10. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het Uwv terecht heeft geweigerd om de loonsanctie te bekorten, omdat het Uwv - vanwege het ontbreken van voldoende informatie - niet kon beoordelen of G4S voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
11. De wet bepaalt dat de werkgever uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd, in overleg met de werknemer een re-integratieverslag opstelt. [1] Bij ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld. [2] Dat is gebeurd in de Regeling. De eisen waaraan een re-integratieverslag moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6 van de Regeling.
12. Volgens het bestreden besluit ontbreekt een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst over de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling een actueel oordeel wordt omschreven als: “
een actueel oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst over het verloop van de ongeschiktheid tot werken, de functionele beperkingen en mogelijkheden van de werknemer tot het verrichten van arbeid”.
13. De rechtbank is van oordeel dat G4S onvoldoende informatie heeft ingebracht. G4S verwijst naar een document dat op 25 juni 2020 door het Uwv is ontvangen en stelt dat dit document het actuele oordeel is waar het Uwv om heeft verzocht. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat dit document niet voldoet aan de eisen die artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling aan een actueel oordeel stelt. Zo is onder rubriek 5 (de functionele beperkingen en arbeidsmogelijkheden) van het formulier niets ingevuld. Verder dient het actuele oordeel een oordeel te bevatten van de bedrijfsarts of de arbodienst over het verloop van de ongeschiktheid tot werken. Onder rubriek 4 (verloop van de ongeschiktheid tot werken) is informatie opgenomen, maar de rechtbank acht deze informatie niet voldoende. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de belastbaarheid van de werkneemster wordt overschreden wegens een aantal factoren, maar niet wordt vermeld om welke factoren het gaat. G4S heeft op 25 augustus 2020 een gewijzigde FML laten opstellen die op
7 september 2020 door het Uwv is ontvangen. Ook deze omstandigheid betekent niet dat G4S met het document van 25 juni 2020 heeft voldaan aan artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling. Naar het oordeel van de rechtbank was het op basis van de toen beschikbare informatie voor het Uwv niet mogelijk om te beoordelen of G4S voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Daarom heeft het Uwv de loonsanctie naar het oordeel van de rechtbank terecht niet bekort.
14. Verder overweegt de rechtbank dat in het loonsanctiesysteem van de Wet WIA slechts één loonsanctie wordt opgelegd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een administratieve en een inhoudelijke loonsanctie. Deze sanctie duurt maximaal 52 weken, maar kan eerder worden beëindigd indien de werkgever aantoont dat hij aan zijn – administratieve én inhoudelijke – verplichtingen heeft voldaan. [3] Anders dan G4S betoogt, is het Uwv bevoegd een grondslagwijziging toe te passen in die zin dat een loonsanctie op grond van een administratieve tekortkoming wordt omgezet in een loonsanctie op grond van het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen. Het onderwerp van de besluitvorming is en blijft het opleggen van een(zelfde) herstelsanctie vanwege het niet voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de re-integratie. [4] Het betoog van G4S dat het Uwv niet bevoegd was om een grondslagwijziging toe te passen, slaagt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet.

Conclusie

15. Het beroep is ongegrond. G4S krijgt geen gelijk.
16. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

JURIDISCH KADER

Wet WIA

Artikel 25. Reïntegratieverplichtingen en verplichte loondoorbetaling werkgever

1. De werkgever jegens wie de verzekerde, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet houdt aantekening van het verloop van de ziekte en de reïntegratie van de verzekerde.
(…)
3 Uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd stelt de werkgever, bedoeld in het eerste lid, in overleg met de verzekerde een reïntegratieverslag op en verstrekt hiervan een afschrift aan de verzekerde.
(...)
6 De verzekerde verleent zijn medewerking bij het opstellen van het plan van aanpak en het opstellen van het reïntegratieverslag.
7 Bij ministeriële regeling kunnen regels met betrekking tot het eerste tot en met zesde lid worden gesteld.
8 Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 blijkt dat de werkgever zijn verplichting om een reïntegratieverslag op te stellen niet of niet volledig is nagekomen, stelt het UWV aan de werkgever een termijn waarbinnen het reïntegratieverslag wordt verstrekt of aangevuld.
9 Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.
(…)
12 Indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, meldt hij dit aan het UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld.
13 Het UWV geeft de beschikking waarin wordt vastgesteld of de tekortkoming, bedoeld in het negende lid, is hersteld binnen drie weken na de ontvangst van de melding, bedoeld in het twaalfde lid.
14 Het tijdvak, bedoeld in het negende lid, eindigt zes weken nadat het UWV heeft vastgesteld dat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, maar niet later dan na 52 weken. Indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid, de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een tekortkoming is hersteld of de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een tekortkoming niet is hersteld, te laat geeft, eindigt het tijdvak zoveel eerder als de beschikking later is afgegeven.
(…)

Artikel 65. Reïntegratieverslag bij aanvraag

De aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet gaat vergezeld van een reïntegratieverslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. De eerste zin is niet van toepassing voorzover artikel 26, eerste lid, toepassing vindt. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde dan wel de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden in redelijkheid hebben kunnen komen tot de reïntegratie-inspanningen, die zijn verricht.
Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar

Artikel 6. Inhoud van het reïntegratieverslag

1. Het reïntegratieverslag, bedoeld in artikel 71a, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 25, derde lid, van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen bevat in ieder geval:
(…)
j. een actueel oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst over het verloop van de ongeschiktheid tot werken, de functionele beperkingen en mogelijkheden van de werknemer
(…).

Voetnoten

1.Artikel 25, derde lid, van de Wet WIA.
2.Artikel 25, zevende lid, van de Wet WIA.
3.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2010, www.rechtspraak.nl ECLI:NL:CRVB:2010:BM4397.
4.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 oktober 2021, www.rechtspraak.nl ECLI:NL:CRVB:2021:2693.