Overwegingen
Aanleiding voor deze procedure
1. Mevrouw [werkneemster] (hierna: werkneemster) was in dienst bij G4S als centralist. Op 17 september 2018 meldde zij zich ziek. Op 23 juni 2020 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Vanwege de WIA-aanvraag heeft G4S op 23 juni 2020 het re-integratieverslag van werkneemster aan het Uwv toegestuurd.
3. Op 27 juli 2020 heeft het Uwv een administratieve loonsanctie aan G4S opgelegd, omdat het door G4S opgestelde re-integratieverslag volgens het Uwv geen actuele medische informatie van werkneemster bevatte. Het tijdvak waarin werkneemster recht heeft op ziekengeld, is daarom met 52 weken verlengd (de loonsanctie).
4. Op 6 augustus 2020 heeft G4S de volgens haar ontbrekende informatie opgestuurd naar het Uwv en het Uwv verzocht om de loonsanctie te bekorten.
5. Het Uwv heeft in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd, omdat volgens het Uwv een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst ontbrak.
6. G4S stelt zich op het standpunt dat het verzoek om de loonsanctie te bekorten, onterecht is afgewezen. Het bestreden besluit vermeldt dat een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst ontbreekt, maar deze informatie is door het Uwv al ontvangen op
25 juni 2020. Daarmee voldoet G4S aan artikel 6 van de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar (hierna: de Regeling) en beschikte het Uwv ten tijde van het bestreden besluit over alle informatie om een inhoudelijk oordeel te geven over de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Verder heeft het Uwv de grondslag waarop de loonsanctie is gebaseerd, ten onrechte gewijzigd. Het primaire besluit is gebaseerd op een inhoudelijke tekortkoming, namelijk dat actuele medische informatie van werkneemster zou ontbreken, en het bestreden besluit op een administratieve tekortkoming, zijnde het ontbreken van een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst. Tot slot voert G4S aan dat er voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, het eerste spoor voldoende is onderzocht en er geen re-integratiekansen zijn gemist.
Het standpunt van het Uwv
7. Volgens het Uwv heeft G4S haar tekortkoming niet hersteld. De loonsanctie berustte op de grond dat G4S geen actuele functionele mogelijkhedenlijst (FML) en een actueel arbeidsdeskundig rapport heeft overgelegd. Het aanwezige rapport is van 31 januari 2019 en was gebaseerd op een FML van 30 oktober 2018. G4S heeft de tekortkoming niet hersteld door het toezenden van informatie op 6 augustus 2020, omdat het Uwv daar al over beschikte. Volgens de arbeidsdeskundige is het op basis van de verstrekte informatie niet mogelijk om een inhoudelijk oordeel te geven over het ingezette re-integratietraject van werkneemster. G4S heeft onder meer nog niet toegelicht waarom er sprake is van een onveranderde medische situatie van werkneemster in het tweede ziektejaar.
8. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank stelt vast dat de opgelegde loonsanctie van 27 juli 2020 in rechte vaststaat nu G4S daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Verder stelt de rechtbank vast dat de loonsanctie is opgeheven per 23 februari 2021. De te beoordelen periode in deze zaak is daarom 27 juli 2020 tot 23 februari 2021.
10. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het Uwv terecht heeft geweigerd om de loonsanctie te bekorten, omdat het Uwv - vanwege het ontbreken van voldoende informatie - niet kon beoordelen of G4S voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
11. De wet bepaalt dat de werkgever uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd, in overleg met de werknemer een re-integratieverslag opstelt.Bij ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld.Dat is gebeurd in de Regeling. De eisen waaraan een re-integratieverslag moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6 van de Regeling.
12. Volgens het bestreden besluit ontbreekt een actueel oordeel van de bedrijfsarts/arbodienst over de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling een actueel oordeel wordt omschreven als: “
een actueel oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst over het verloop van de ongeschiktheid tot werken, de functionele beperkingen en mogelijkheden van de werknemer tot het verrichten van arbeid”.
13. De rechtbank is van oordeel dat G4S onvoldoende informatie heeft ingebracht. G4S verwijst naar een document dat op 25 juni 2020 door het Uwv is ontvangen en stelt dat dit document het actuele oordeel is waar het Uwv om heeft verzocht. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat dit document niet voldoet aan de eisen die artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling aan een actueel oordeel stelt. Zo is onder rubriek 5 (de functionele beperkingen en arbeidsmogelijkheden) van het formulier niets ingevuld. Verder dient het actuele oordeel een oordeel te bevatten van de bedrijfsarts of de arbodienst over het verloop van de ongeschiktheid tot werken. Onder rubriek 4 (verloop van de ongeschiktheid tot werken) is informatie opgenomen, maar de rechtbank acht deze informatie niet voldoende. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de belastbaarheid van de werkneemster wordt overschreden wegens een aantal factoren, maar niet wordt vermeld om welke factoren het gaat. G4S heeft op 25 augustus 2020 een gewijzigde FML laten opstellen die op
7 september 2020 door het Uwv is ontvangen. Ook deze omstandigheid betekent niet dat G4S met het document van 25 juni 2020 heeft voldaan aan artikel 6, eerste lid, onder j, van de Regeling. Naar het oordeel van de rechtbank was het op basis van de toen beschikbare informatie voor het Uwv niet mogelijk om te beoordelen of G4S voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Daarom heeft het Uwv de loonsanctie naar het oordeel van de rechtbank terecht niet bekort.
14. Verder overweegt de rechtbank dat in het loonsanctiesysteem van de Wet WIA slechts één loonsanctie wordt opgelegd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een administratieve en een inhoudelijke loonsanctie. Deze sanctie duurt maximaal 52 weken, maar kan eerder worden beëindigd indien de werkgever aantoont dat hij aan zijn – administratieve én inhoudelijke – verplichtingen heeft voldaan.Anders dan G4S betoogt, is het Uwv bevoegd een grondslagwijziging toe te passen in die zin dat een loonsanctie op grond van een administratieve tekortkoming wordt omgezet in een loonsanctie op grond van het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen. Het onderwerp van de besluitvorming is en blijft het opleggen van een(zelfde) herstelsanctie vanwege het niet voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de re-integratie.Het betoog van G4S dat het Uwv niet bevoegd was om een grondslagwijziging toe te passen, slaagt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. G4S krijgt geen gelijk.
16. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.