ECLI:NL:RBAMS:2022:162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/13/698578 / HA ZA 21-240
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en rechtsgeldigheid van het bestuur van een amateurvoetbalvereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 januari 2022 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van de benoeming van het bestuur van een Amsterdamse amateurvoetbalvereniging. De eisers, bestaande uit vijf leden van de vereniging, vorderden de vernietiging van het benoemingsbesluit van het nieuwe bestuur, dat op 21 december 2020 was genomen tijdens een digitale algemene ledenvergadering (ALV). De eisers stelden dat de ALV onjuist was bijeen geroepen en dat de stemming ongeldig was, omdat niet alle leden op de hoogte waren van de vergadering en niet in staat waren om digitaal te stemmen. Daarnaast voerden zij aan dat de benoemde bestuursleden geen leden van de vereniging waren, waardoor hun benoeming in strijd was met de statuten.

De rechtbank oordeelde dat de ALV rechtsgeldig was bijeen geroepen, ondanks het feit dat er op dat moment geen (interim-)bestuur meer was. De rechtbank stelde vast dat het noodzakelijk was om een nieuw bestuur te kiezen en dat de leden die de ALV hadden georganiseerd, handelden in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eisers dat de oproeping voor de ALV onjuist was, omdat de aankondiging op de website van de vereniging als voldoende werd beschouwd.

Wat betreft de benoeming van de bestuursleden, oordeelde de rechtbank dat de eisers niet konden aantonen dat de benoeming in strijd was met de statuten. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de gedaagde vereniging. Dit vonnis benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van besluitvorming binnen verenigingen en de rol van de statuten in dit proces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/698578 / HA ZA 21-240
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. C.I.M. Molenaar,
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. V.M. Besters.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 februari 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
  • de op 2 november 2021 ingekomen producties van [gedaagde] ,
  • de op 30 november 2021 ingekomen productie van [eisers] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 december 2021 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een Amsterdamse amateurvoetbalvereniging met ongeveer 1.300 leden. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn lid van [gedaagde] . [eiser 1] en [eiser 5] zijn erelid van [gedaagde] .
2.2.
De statuten van [gedaagde] bepalen, voor zover relevant, het volgende:
“Leden
Artikel 4
1.
leden zijn die natuurlijke personen, die als zodanig door het bestuur zijn toegelaten. (…)
Bestuur
Artikel 12
1.
Het bestuur bestaat uit tenminste 3 leden die meerderjarig zijn, te weten een voorzitter, een secretaris en een penningmeester, die door de algemene vergadering uit de leden in functie worden gekozen. Het aantal bestuursleden wordt vastgesteld door de algemene vergadering. (…)
Algemene vergaderingen
Artikel 16
(…)
5.
De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen door het bestuur, met inachtneming van een termijn van tenminste 14 dagen. De bijeenroeping geschiedt in het cluborgaan of door middel van een aan alle leden te zenden schriftelijke kennisgeving, zulks onder gelijktijdige vermelding van de agenda.
6.
Voorts is het bestuur op schriftelijk verzoek van tenminste een zodanig aantal leden als bevoegd is tot het uitbrengen van 1/10 gedeelte der stemmen verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan 4 weken. Indien aan het verzoek binnen 14 dagen geen gevolg is gegeven kunnen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan door oproeping overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid of door het plaatsen van een advertentie in tenminste een, ter plaatse waar de vereniging gevestigd is, veel gelezen dagblad. (…)
Artikel 18
1.
De algemene vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur of zijn plaatsvervanger. Ontbreken de voorzitter en de plaatsvervanger, dan treedt een ander door het bestuur aan te wijzen bestuurslid als voorzitter op. Wordt ook op deze wijze niet in het voorzitterschap voorzien, dan voorziet de vergadering daarin zelve.
2.
Van het verhandelde in elke jaarvergadering worden door de secretaris of een door het bestuur aangewezen persoon, notulen gemaakt. De notulen worden in het cluborgaan gepubliceerd of op een andere wijze ter kennis van de leden gebracht en dienen door de eerstvolgende algemene vergadering te worden vastgesteld.”
2.3.
In 2019 en 2020 was er binnen [gedaagde] veel onenigheid tussen de leden over de te varen koers binnen de vereniging. Op 16 januari 2020 is een interim-bestuur van [gedaagde] aangetreden, bestaande uit [eiser 1] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
2.4.
In de periode van 1 juli 2020 tot en met 1 oktober 2020 zijn [naam 1] , [naam 4] , [naam 2] en [naam 3] teruggetreden als interim-bestuursleden van [gedaagde] .
2.5.
In een Whatsapp-bericht van 11 oktober 2020 heeft [eiser 1] aan [naam 2] laten weten dat ook hij per direct stopte als interim-bestuurslid van [gedaagde] . Daarnaast heeft hij [naam 2] verzocht om hem als interim-bestuurslid uit te schrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. [naam 2] heeft [eiser 1] daarna per Whatsapp-bericht gevraagd of hij diens vertrek als interim-bestuurslid ook op de website van [gedaagde] zou zetten. [eiser 1] heeft daarmee ingestemd.
2.6.
In een bericht van 13 oktober 2020 hebben [naam 2] en [naam 3] op de website van [gedaagde] geschreven dat met het vertrek van [eiser 1] er geen interim-bestuur meer was en dat zij de benodigde taken zouden uitvoeren om de vereniging draaiende te houden.
2.7.
[naam 2] heeft per Whatsapp-bericht van 16 oktober 2020 aan [eiser 1] laten weten hem te hebben uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel als interim-bestuurslid van [gedaagde] .
2.8.
Met een e-mail van 6 december 2020 hebben [naam 2] en [naam 3] de leden van [gedaagde] bijeengeroepen voor een digitale algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) op 21 december 2020, onder meer ter verkiezing van een nieuw bestuur. Daarnaast is de ALV op de website van [gedaagde] aangekondigd.
2.9.
[naam 2] en [naam 3] hebben – vooruitlopend op de ALV – op 20 december 2020 een fysieke stemmogelijkheid georganiseerd, waarbij leden van [gedaagde] konden stemmen in een tent op het terrein van [gedaagde] . Deze fysieke stemming is door de politie afgebroken.
2.10.
Op 21 december 2020 heeft de digitale ALV plaatsgevonden. Na een stemming heeft de ALV bij besluit een nieuw bestuur van [gedaagde] benoemd (hierna: het benoemingsbesluit), bestaande uit onder meer [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .
2.11.
In brieven van 11 januari 2021 heeft het bestuur van [gedaagde] [eiser 1] en [eiser 2] – voor een termijn van zes maanden – de toegang tot het terrein van [gedaagde] ontzegd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • primair: vernietiging van het benoemingsbesluit, althans gedeeltelijke vernietiging daarvan, voor zover het de benoeming van [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] tot bestuursleden van [gedaagde] betreft,
  • subsidiair: vernietiging van de besluiten van [gedaagde] van 11 januari 2021 waarbij [eiser 1] en [eiser 2] de toegang tot het terrein van [gedaagde] is ontzegd,
  • veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eisers] legt – kort gezegd – aan zijn primaire vordering ten grondslag dat de ALV onjuist is bijeen- en opgeroepen, dat de stemming ongeldig is, er geen noodzaak bestond voor het organiseren van een digitale ALV en er verschillende gebreken aan de besluitvorming kleven. Daarnaast zijn [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] geen lid van [gedaagde] , zodat zij ook niet kunnen plaatsnemen in het bestuur van de vereniging. Dit alles leidt ertoe dat het benoemingsbesluit op basis van artikel 2:15 Burgerlijk Wetboek (BW) geheel – althans gedeeltelijk – vernietigbaar is. [eisers] legt aan zijn subsidiaire vordering ten grondslag dat de besluiten waarbij [eiser 1] en [eiser 2] de toegang tot het SDZterrein is ontzegd, in strijd zijn met de statuten en het huishoudelijk reglement, zodat ook die besluiten vernietigbaar zijn. Aldus steeds [eisers]
3.3.
[gedaagde] betwist dat er gebreken kleven aan het benoemingsbesluit en aan de besluiten om [eiser 1] en [eiser 2] de toegang tot het [gedaagde] -terrein te ontzeggen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon (in dit geval de ALV van [gedaagde] ), op grond van artikel 2:15 lid 1 BW slechts vernietigbaar is in een paar met name genoemde gevallen, namelijk strijd met de wettelijke en statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen of strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
Bijeenroeping ALV onjuist?
4.2.
Partijen twisten onder meer over de vraag of de ALV rechtsgeldig bijeen is geroepen. Volgens [eisers] is dit niet het geval, omdat [eiser 1] op het moment dat [naam 2] en [naam 3] de ALV bijeenriepen, als enige bestuurslid van [gedaagde] was aangebleven, zodat alleen hij bevoegd was de ALV bijeen te roepen. Ook is volgens [eisers] geen sprake van een bijeenroeping op grond van artikel 16 lid 6 van de statuten. [eisers] betwist dat 10% van de leden om een ALV heeft verzocht. Als de rechtbank zou oordelen dat [eiser 1] op dat moment geen bestuurslid meer was en [gedaagde] dus zonder bestuur zat, kan er bovendien ook geen sprake zijn van de situatie dat het bestuur geen gevolg heeft gegeven aan een verzoek van de leden om een ALV te houden. [eisers] betoogt daarom dat de ALV in strijd met de statuten bijeen is geroepen. Daarin wordt [eisers] niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend.
4.3.
Uit de feiten volgt dat er op 6 december 2020, toen [naam 2] en [naam 3] de ALV bijeenriepen, geen (interim-)bestuur meer was. Alle bestuursleden waren op dat moment namelijk teruggetreden, ook [eiser 1] . Hij heeft immers op 11 oktober 2020 zelf aan [naam 2] laten weten dat hij per direct stopte als bestuurslid van [gedaagde] . Ook heeft [naam 2] het vertrek van [eiser 1] – met zijn goedkeuring – op de website van [gedaagde] aangekondigd en [eiser 1] daarna op 16 oktober 2020 laten weten dat hij was uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel als bestuurslid. Dit alles wijst erop dat [eiser 1] op 6 december – toen de ALV bijeen werd geroepen – geen bestuurslid van [gedaagde] meer was. Daartegenover legt het door [eisers] overgelegde uittreksel van het handelsregister waaruit volgens hem volgt dat hij op 30 november 2020 nog zou zijn ingeschreven als bestuurslid, onvoldoende gewicht in de schaal. Alleen op basis daarvan kan niet gezegd worden dat [eiser 1] toch als bestuurslid van [gedaagde] was aangebleven. Het standpunt van [eisers] dat alleen hij bevoegd was de ALV bijeen te roepen, wordt dan ook verworpen.
4.4.
Ondanks dat er dus geen bestuur meer was om een ALV te organiseren, is de rechtbank toch van oordeel dat de ALV rechtsgeldig bijeen is geroepen. Op grond van artikel 2:8 lid 1 BW moeten de vereniging en haar leden zich immers zodanig jegens elkaar gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Aangezien het noodzakelijk was dat een nieuw bestuur werd verkozen, en een dergelijke verkiezing slechts op een ALV kon plaatsvinden, hebben [naam 2] en [naam 3] met inachtneming van die redelijkheid en billijkheid het initiatief kunnen nemen om een ALV bijeen te roepen. Of zij dat al dan niet op verzoek van 10% van de leden hebben gedaan, is in dat verband niet van belang. De conclusie is dat niet is gebleken dat de ALV bijeen is geroepen in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen of met de redelijkheid en billijkheid.
Oproeping voor de ALV onjuist?
4.5.
Het betoog van [eisers] dat de oproeping onjuist is geschied, omdat niet alle leden de e-mail met de uitnodiging hebben ontvangen en er geen advertentie met een aankondiging van de ALV in een veel gelezen dagblad was geplaatst, wordt niet gevolgd. Naar analogie van artikel 16 lid 5 van de statuten kan de op de website van [gedaagde] geplaatste aankondiging van de ALV worden beschouwd als een oproeping die binnen het cluborgaan is geschied, zodat de leden op de juiste wijze zijn opgeroepen voor de ALV. De conclusie is dat niet is gebleken dat de oproeping voor de ALV is gebeurd in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen of met de redelijkheid en billijkheid.
Stemming ongeldig?
4.6.
[eisers] verwijt [gedaagde] ook dat het organiseren van een digitale ALV ervoor heeft gezorgd dat veel leden niet op de hoogte waren van de ALV. Daarnaast voert [eisers] aan dat veel leden ook niet in staat waren hun stem digitaal uit te brengen of andere leden daarvoor te machtigen. De fysieke stemming van 20 december 2020 is door de politie afgebroken, zodat de leden die op dat moment nog aan de poort van het [gedaagde] -terrein stonden te wachten, niet konden stemmen. Desondanks heeft [gedaagde] de digitale ALV door laten gaan. En dat terwijl er volgens [eisers] geen noodzaak was om op zo’n korte termijn een ALV te organiseren. [eisers] verbindt aan dit alles de conclusie dat de stemming ongeldig is. Dit betoog wordt niet gevolgd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.7.
Ten eerste is van belang dat de mogelijkheden voor [gedaagde] tot het organiseren van een (fysieke) ALV in december 2020 beperkt waren, vanwege de toen landelijk geldende coronamaatregelen. Daarbij geldt wel dat het organiseren van een digitale ALV niet in strijd is met de wet. Artikel 6 van de Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid biedt verenigingen immers de mogelijkheid om een digitale ALV te houden. Bovendien bestond er wel degelijk noodzaak om een digitale ALV te organiseren, omdat [gedaagde] zonder bestuur zat. Er moest dus een ALV worden gehouden ter verkiezing van een nieuw bestuur. Dat er in die periode vanwege eerdergenoemde coronamaatregelen geen activiteiten op en rond [gedaagde] waren, maakt dat niet anders. Ook in die situatie was er immers een bestuur nodig, bijvoorbeeld om een einde te maken aan de bestaande onrust binnen de vereniging, of als aanspreekpunt voor de leden, de KNVB en de overheid met betrekking tot de coronamaatregelen, of om toe te zien op de naleving daarvan.
4.8.
Daarnaast is van belang dat [gedaagde] op 20 december 2020 – één dag voor de digitale ALV – haar leden toch een mogelijkheid heeft geboden om hun stem fysiek uit te kunnen brengen. Partijen verschillen van mening over de vraag of de politie deze stemming heeft afgebroken vanwege het te grote aantal aanwezigen of vanwege ongeregeldheden uit ontevredenheid over de gang van zaken binnen [gedaagde] . Wat daar ook van zij, het is een feit dat daardoor niet alle leden van [gedaagde] die dat wilden hun stem fysiek konden uitbrengen. Tegen de hiervoor al geschetste achtergrond van het feit dat er nou eenmaal een nieuw bestuur moest worden gekozen, is de rechtbank echter van oordeel dat het niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat de digitale ALV de volgende dag toch is doorgegaan. Deze fysieke stemming was immers niet de enige mogelijkheid voor de digitaal minder vaardige leden om hun stem te laten gelden. Zij konden ook een ander lid machtigen om tijdens de digitale ALV namens hen te stemmen. Zonder verdere toelichting van [eisers] valt niet in te zien waarom dit geen volwaardig alternatief zou zijn. Al met al kan daarom niet gezegd worden dat de stemming op de ALV in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen of met de redelijkheid en billijkheid.
Andere gebreken?
4.9.
Daarnaast stelt [eisers] dat sprake is van nog een aantal gebreken die volgens hem tot vernietiging van het benoemingsbesluit moeten leiden. De rechtbank beoordeelt die gestelde gebreken als volgt.
4.10.
Het enkele feit dat de ALV werd voorgezeten door een afgevaardigde van de gemeente Amsterdam kan niet tot vernietiging van het benoemingsbesluit leiden. Uit artikel 18 lid 1 van de statuten volgt dat de ALV geleid wordt door de voorzitter van het bestuur of zijn plaatsvervanger en dat wanneer zij ontbreken, een ander door het bestuur aan te wijzen bestuurslid als voorzitter van de ALV optreedt. Nu hiervoor is gebleken dat [gedaagde] ten tijde van de ALV zonder bestuur zat, kon niet op deze manieren in een voorzitter worden voorzien. Op basis van de laatste volzin van artikel 18 lid 1 van de statuten kan de vergadering in dat geval zelf in een voorzitter voorzien. Door een afgevaardigde van de gemeente aan te wijzen als voorzitter van de ALV, hebben de leden die de ALV hebben georganiseerd, gevolg gegeven aan die bepaling. Dat hij geen lid van [gedaagde] was, maakt niet uit, omdat artikel 18 lid 1 van de statuten die eis niet stelt, ook niet impliciet. Gelet op de bestaande onenigheid binnen [gedaagde] is het aanwijzen van een neutrale voorzitter van buiten de vereniging ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.11.
De stelling van [eisers] dat [gedaagde] niet duidelijk heeft gemaakt waarom en op wiens verzoek de ALV werd gehouden, leidt ook niet tot vernietiging. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat het noodzakelijk was om een ALV te houden en een nieuw bestuur te kiezen. Daarom kan in het midden blijven of de ALV al dan niet is gehouden op verzoek van 10% van de leden. Bovendien heeft [eisers] niet gesteld met welke wettelijke of statutaire bepaling het niet vermelden van de aanleiding voor de ALV in strijd zou zijn.
4.12.
Ook de stelling dat in strijd met artikel 18 lid 2 van de statuten geen notulen van de ALV zijn opgemaakt leidt niet tot vernietiging, omdat [gedaagde] deze notulen heeft overgelegd en [eisers] daar niets tegen heeft ingebracht.
4.13.
Daarnaast betoogt [eisers] dat tijdens de ALV niet alle vooraf aangekondigde agendapunten aan bod zijn gekomen, maar dat vooral agendapunten 6 en 7 (presentatie kandidaten nieuw bestuur en verkiezing nieuw bestuur) zijn behandeld. Dit is geen reden om het benoemingsbesluit te vernietigen. De agenda dient ertoe de leden te laten weten welke onderwerpen tijdens de vergadering zullen worden besproken. Zij kunnen de inhoud van de agenda vervolgens meewegen bij hun beslissing om al dan niet bij de vergadering aanwezig te zijn. Daarnaast biedt de agenda de leden de mogelijkheid de vergadering voor te bereiden of nadere informatie in te winnen, zodat zij tijdens de vergadering beslagen ten ijs kunnen komen. Het niet behandelen van alle vooraf aangekondigde agendapunten is dan ook geen gebrek dat tot vernietiging van het benoemingsbesluit kan leiden.
4.14.
Hetzelfde geldt voor het standpunt van [eisers] dat bij de ALV geen notaris of jurist aanwezig was, terwijl [naam 2] en [naam 3] dat wel hadden aangekondigd. [eisers] heeft niet gesteld met welke wettelijke of statutaire bepaling dit in strijd is. Hij heeft ook onvoldoende toegelicht waarom deze gang van zaken in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.
4.15.
Alle door [eisers] gestelde gebreken kunnen dus niet tot vernietiging van het benoemingsbesluit leiden.
Benoemingsbesluit gedeeltelijk vernietigbaar?
4.16.
[eisers] bepleit nog dat het benoemingsbesluit gedeeltelijk moet worden vernietigd, namelijk voor zover het de benoeming van [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] tot bestuursleden van [gedaagde] betreft. [eisers] voert daartoe aan dat zij geen lid zijn van [gedaagde] in de zin van artikel 4 van de statuten en dat het in strijd is met artikel 12 lid 1 van de statuten dat zij plaatsnemen in het bestuur. Wat daar ook van zij, deze bepalingen zien niet op de totstandkoming van besluiten in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub a BW. Gelet hierop is de vordering van [eisers] tot gedeeltelijke vernietiging van het besluit tot benoeming van [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] als bestuursleden, niet toewijsbaar.
Tussenconclusie
4.17.
Al het voorgaande betekent dat de primaire vordering van [eisers] tot gehele – althans gedeeltelijke – vernietiging van het benoemingsbesluit, wordt afgewezen.
Besluiten van 11 januari 2021 vernietigbaar?
4.18.
[eisers] vordert subsidiair vernietiging van de op 11 januari 2021 door het bestuur van [gedaagde] genomen besluiten waarbij [eiser 1] en [eiser 2] – voor een termijn van zes maanden – de toegang tot het terrein van [gedaagde] is ontzegd. Volgens [eisers] zijn deze besluiten in strijd met artikel 6 van de statuten en artikel 7 van het huishoudelijk reglement van [gedaagde] . In die artikelen is bepaald welke straffen kunnen worden opgelegd. Ontzegging van de toegang tot het terrein valt daar niet onder. Wat daar ook van zij, ook hier geldt dat deze bepalingen niet zien op de totstandkoming van besluiten. Zonder een duidelijke toelichting van [eisers] valt ook niet in te zien dat deze besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. In het licht daarvan wordt ook deze vordering van [eisers] afgewezen.
Slotsom en kosten
4.19.
Dit alles betekent dat de vorderingen van [eisers] worden afgewezen. Bij deze uitkomst van de procedure behoeven de overige verweren van [gedaagde] geen bespreking.
4.20.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] , tot op heden begroot op:
  • griffierecht: € 667,00
  • salaris advocaat:
  • totaal: € 1.793,00
4.21.
De nakosten worden begroot en toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van [gedaagde] , tot op heden begroot op € 1.793,00, met de wettelijke rente daarover vanaf vijftien dagen na dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na dit vonnis tot de dag van algehele betaling, en, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betekening tot aan de dag van algehele betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.