Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 11 november 2021 en betreft een straf die is opgelegd door het Warsaw Regional Court in Polen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en thans gedetineerd in Nederland, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De behandeling van de vordering vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, en de officier van justitie, mr. M. Diependaal en later mr. M. Westerman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een cumulatieve vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, opgelegd voor feiten die onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW beoordeeld en geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure en dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zittingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.