Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Turkse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 15 maart 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. L. de Leon, was wel aanwezig. De rechtbank heeft geconstateerd dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kon verlengen en er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. De raadsman had aangevoerd dat de opgeëiste persoon zich vermoedelijk in Turkije bevond en niet meer naar Nederland zou terugkeren. De rechtbank oordeelde echter dat het openbaar ministerie ontvankelijk was, omdat de opgeëiste persoon nog steeds als ingezetene in Nederland stond ingeschreven. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), en dat de strafbaarheid van de feiten niet ter discussie staat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en gelast de teruggave van de borgsom van € 5.000,- aan de opgeëiste persoon. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.