ECLI:NL:RBAMS:2022:2187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
71/270063-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van het recht op een eerlijk proces en gelijkheid van wapens in een strafzaak met betrekking tot het tonen van filmbeelden

Op 14 april 2022 vond een pro forma zitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 71/270063-21. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, was niet aanwezig. De raadsleden, mrs. Y. Bouchikhi en H. Raza, voerden het woord over de afwezigheid van de verdachte en de aankondiging van het Openbaar Ministerie (OM) om filmbeelden te tonen. De rechtbank toetste de situatie aan de beginselen van een eerlijk proces en gelijkheid van wapens. De officieren van justitie stelden dat de beelden essentieel waren voor de zaak, terwijl de verdediging zich verzette tegen het tonen ervan zonder dat zij de beelden vooraf hadden kunnen inzien. De rechtbank oordeelde dat het OM niet de juiste procedure had gevolgd door de verdediging niet tijdig in te lichten over de visualisatie. De rechtbank besloot dat het bronmateriaal van de visualisatie aan de verdediging moest worden verstrekt, en dat de visualisatie zelf niet vooraf gedeeld hoefde te worden. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd verlengd tot de volgende pro forma zitting op 25 april 2022, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de ernst van de zaak tegen elkaar afwoog. De zitting werd geschorst tot de volgende datum, waarbij de rechtbank de noodzaak van een eerlijke rechtsgang benadrukte.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 71.270063.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/270063-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 14 april 2022.
Tegenwoordig zijn:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en mr. M.T.C. de Vries, rechters en
mr. K. Kanters, griffier
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door [naam officier van justitie 1] en [naam officier van jusitie 2] , officieren van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem
is niet verschenen.
Als raadslieden van verdachte zijn verschenen mrs. Y. Bouchikhi en H. Raza.
De voorzitter vraagt aan de raadslieden waarom verdachte, ondanks eerdere berichtgeving dat hij waarschijnlijk ter terechtzitting zou verschijnen, niet aanwezig is.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
Dat heeft onder meer te maken met het bericht van het Openbaar Ministerie van gisteren. Wij achten het, zonder dat hij weet wat er gaat gebeuren, niet in het belang van onze cliënt om hier te verschijnen.
De voorzitter deelt mede de correspondentie tussen de procespartijen voorafgaand aan deze pro forma zitting, inhoudende dat de officieren van justitie hebben aangekondigd dat zij in hun toelichting (film)beelden willen tonen. De rechtbank heeft de officieren van justitie gevraagd om welke (film)beelden het gaat en welk doel dit dient. De officieren van justitie hebben daarop aangegeven dat het om camera-opnames van OVC gesprekken in de P.I. tussen [medeverdachte] en verdachte gaat. Tevens gaven zij aan dat zij de (film)beelden willen tonen om de heimelijkheid van de werkwijze meer kleur te geven en dat zij vinden dat dat bij hun taak hoort. De officieren van justitie hebben zich daarbij op het standpunt gesteld dat de (film)beelden voorafgaand niet aan de verdediging of de rechtbank dienen te worden verstrekt. De verdediging had daar wel om verzocht en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de (film)beelden eerst moeten kunnen bespreken met hun cliënt. De rechtbank heeft aangekondigd deze kwestie verder op zitting te willen bespreken.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Dat onze cliënt vandaag niet aanwezig is, heeft niet alleen te maken met het blootstellen van onze cliënt aan de (film)beelden. Het heeft er ook mee te maken dat wij geen zin hebben in een showproces.
De voorzitter deelt voorts mede dat het dossier is aangevuld met nieuwe stukken die met name zien op een herordening van de nagezonden stukken ten behoeve van de eerste pro forma zitting en dat er overzichten ter structurering zijn verstrekt. De rechtbank heeft inhoudelijk geen nieuwe informatie gezien en vraagt aan de officieren van justitie of dat klopt.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Dat is juist.
De voorzitter merkt op dat er contact is geweest met de rechter-commissaris. De rechter-commissaris buigt zich over hetgeen nog kan worden toegevoegd aan het dossier in verband met het verschoningsrecht. Die beoordeling moet nog plaatsvinden ten aanzien van de gegevensdragers die buiten de aanhouding van verdachte onder hem zijn aangetroffen. De rechter-commissaris heeft medegedeeld dat dat proces in gang is gezet en dat twee geheimhoudingsofficieren van justitie een voorzet zullen geven, waarna de rechter-commissaris op uiterlijk 6 mei 2022 een beslissing zal nemen. De rechter-commissaris heeft medegedeeld dat naar verwachting niet veel informatie zal worden toegevoegd aan het dossier.
De voorzitter merkt ten aanzien van het verzoek tot het reduceren van de herkenbaarheid van de officieren van justitie het volgende op. Het Openbaar Ministerie heeft verzocht om niet herkenbaar in beeld te komen. Het College van procureurs-generaal heeft na positief advies van de Commissie Veilig Opsporen d.d. 18 januari 2022 ingestemd met het verzoek. Op de vorige pro forma zitting heeft de rechtbank eveneens ingestemd met dat verzoek. Die toestemming geldt ook voor vandaag en de volgende pro forma zittingen. De rechtbank vindt het wel van belang dat er voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling een nieuw toetsingsmoment plaatsvindt. Dan zal ook tijdig een nieuw gemotiveerd verzoek moeten worden ingediend mocht het OM niet herkenbaar in beeld willen komen.
De voorzitter vraagt aan de officieren van justitie of zij nog een voornemen hebben om [medeverdachte] in deze zaak als getuige te horen.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Hij zou afgelopen januari worden gehoord als verdachte, maar dat wilde hij niet. De politie stond daar en hij heeft aangegeven niet mee te zullen werken. Het was op dit moment nog niet opportuun.
De voorzitter vraagt of de officieren van justitie voornemens zijn hem dan als getuige te horen.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Hij is als verdachte aangemerkt in deze zaak, maar wij hebben aangegeven hem vooralsnog niet te vervolgen.
De voorzitter merkt op dat een verdachte ook als getuige gehoord kan worden en dat er vragen door de politie zouden kunnen worden gesteld, waarna [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht of verschoningsrecht zou kunnen beroepen.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Er staat op dit moment niks op de planning.
De voorzitter merkt op dat ten behoeve van de behandeling van de pro forma zitting eerst de vraag centraal staat of de (film)beelden al dan niet mogen worden getoond.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Wij hebben een visualisatie laten opmaken, zodat de heimelijkheid duidelijker wordt en de handelingen inzichtelijker worden. In de visualisatie zal ook de start en de aanloop van het onderzoek worden weergegeven. Daarin zijn ook de OVC-gesprekken opgenomen, zoals [medeverdachte] en [verdachte] die met elkaar voerden. De (film)beelden zitten al in het dossier als stills. De inhoud van de gesprekken zit ook al in het dossier. Immers is elk gesprek geverbaliseerd in een proces-verbaal. De film(beelden) bevatten daarom geen nieuwe informatie. Op de (film)beelden is heel mooi te zien wat er nou tussen [verdachte] en [medeverdachte] gebeurt. Juist in een zaak als deze, waarbij het gaat om zoiets precairs, achten wij dat essentieel om te laten zien.
De voorzitter vraagt waarom de officieren van justitie het tonen van de (film)beelden op dit tijdstip relevant acht, omdat dit een pro forma zitting betreft.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Dat is verantwoord door de manier waarop het dossier is opgebouwd. Wij vinden het van belang om de (film)beelden nu te laten zien. Het is een toelichting die wij vanuit het Openbaar Ministerie geven op de zaak. De verdediging heeft nog alle tijd om op de visualisatie te reageren. Ik zie daarom geen belemmering voor het tonen van (film)beelden.
U, voorzitter, vraagt of de visualisatie ook opnames van de gesprekken bevat. Ja, dat bevat kleine fragmenten uit de opnames. Die fragmenten zien met name op de heimelijke manier van communiceren.
De voorzitter merkt op dat de bewegende beelden en de audiofragmenten van de OVC-gesprekken op dit moment geen onderdeel uitmaken van het procesdossier.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Nee, dat klopt. De uitwerkingen en stills daarvan zitten echter wel in het procesdossier.
De voorzitter vraagt of het Openbaar Ministerie voornemens is om deze stukken te verstrekken.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Wij zullen de (film)beelden en OVC-gesprekken verstrekken aan de procespartijen. U, voorzitter, vraagt waarom dat nog niet is gebeurd. Wij hebben deze (film)beelden en audiofragmenten nogmaals laten bekijken en laten uitluisteren. Dan zal apart worden geverbaliseerd wat de discrepanties daarin zijn ten opzichte van de eerdere processen-verbaal. Het Openbaar Ministerie zal dan een compleet pakket kunnen aanleveren aan uw rechtbank en de verdediging.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Als ik het goed begrijp, zegt de officier van justitie dat het processtukken zijn die nog niet zijn verstrekt. Ze zijn opnieuw uitgeluisterd en tegelijkertijd maakt het toch onderdeel uit van het procesdossier. Het Openbaar Ministerie had de beelden op zijn minst moeten verstrekken. Onze cliënt is slechts verdachte. Het wordt nu een proces zoals Eris. De rechtbank heeft daar niet toegestaan de verdachten herkenbaar in beeld te brengen. Het Openbaar Ministerie wil de heimelijkheid inzichtelijk maken, maar daar is het procesdossier bij uitstek de juiste plek voor en niet een openbare pro forma zitting. Voor wie willen ze het inzichtelijk maken? Voor de pers? Wij hebben zelfs via uw rechtbank moeten vernemen dat het Openbaar Ministerie (film)beelden wil tonen vandaag.
De verdediging stelt vast dat het tweede pro-forma dossier een herhaling van zetten is. Het zijn veelal dezelfde berichten die in het tweede pro forma dossier zijn toegevoegd. En dan moet de verdediging vervolgens vast stellen dat in het eerste pro forma dossier op pagina 207 tot en met 216 – het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris – door de rechter-commissaris is geverbaliseerd dat alle OVC gesprekken en tapgesprekken zijn uitgewerkt en zijn vertaald.
De raadsman houdt voor passages uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 15 november 2021, pagina 207 tot en met 216.
Kortom de gesprekken zijn aan het papier toevertrouwd, maar tot op heden zijn deze gesprekken uw rechtbank en de verdediging onthouden. Het uitgangspunt moet zijn dat alles wat aan onderzoek is gedaan naar het feitencomplex uit de stukken, te weten het procesdossier, moet blijken. Het recht op stukken is onderdeel van de rechten van de verdediging, met name het recht op een
fair trial. Dit kan niet doorbroken worden door een machtsbeslissing van de officier van justitie met betrekking tot wat zij wel of niet aan het procesdossier wil toevoegen.
Deze uitgewerkte gesprekken zijn dus niet aan de verdediging verstrekt, terwijl deze gesprekken ten grondslag liggen aan de verdenking die ten aanzien van cliënt is gerezen. Voor zover de verdediging na kan gaan, is geen sprake van een kennisgeving onthouden processtukken vanuit het Openbaar Ministerie. Daarnaast is inmiddels sprake van een inleidende dagvaarding die is uitgebracht. Het Openbaar Ministerie kan onder deze omstandigheden de kennisneming van deze stukken niet tegenhouden. Sterker nog, uw rechtbank zou op de hoogte moeten zijn van deze stukken om tot een evenwichtig oordeel te kunnen komen met betrekking tot de ernstige bezwaren en gronden.
Uw rechtbank heeft hier eerder nooit wat van gevonden.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het (te) lang duurt alvorens deze stukken worden verstrekt. We zijn inmiddels zes maanden verder sinds de aanhouding van cliënt. Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat de officier van justitie in gebreke blijft als het gaat om haar en/of zijn verplichting tot het verlenen van kennisneming van de processtukken. Hierdoor en hiermee worden de verdediging en uw rechtbank op achterstand gesteld en is allang geen sprake meer van
equality of arms. Maar dan komt het Openbaar Ministerie – zonder de verdediging daarin te kennen – met de mededeling om beelden en een visualisatie af te spelen tijdens deze pro forma zitting. en zo deze terechtzitting te maken tot een ware
trail by media. Wellicht met het oog om uw rechtbank en de media daarmee op een oneigenlijke wijze te beïnvloeden. Daarnaast stelt artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens buiten twijfel dat, wil er sprake zijn van een eerlijk proces, voldaan moet zijn aan de uit die bepaling voortvloeiende openbaarheidsvereisten. Dit lijkt het proces van Kafka te worden.
De verdediging verzet zich derhalve tegen het tonen van de visualisatie.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Wat eigenlijk de kern is, is dat verdachte hierbij aanwezig was. Hij weet precies wat er in die gesprekken gebeurde en hoe hij heeft gehandeld. Hij is al op de hoogte van de inhoud.
U, voorzitter, vraagt welk aandeel de (film)beelden en OVC-gesprekken hebben in de visualisatie. Het zijn drie of vier fragmenten waarin wordt uitgelegd wat [medeverdachte] en [verdachte] aan elkaar tonen en wat zij schrijven. De visualisatie bevat ook een uitleg over de start en de aanloop van het onderzoek. Bij het onderzoek zelf wordt uitgelegd welke methode is gehanteerd.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
De officier van justitie zei: “de verdachte was er zelf bij”. Als dat het criterium wordt, dan zou je nooit processtukken hoeven te verstrekken. Ik verbaas me over de inhoud van de standpunten van het Openbaar Ministerie.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Ik weet niet of de visualisatie (film)beelden bevat waarop cliënt herkenbaar in beeld is. Het Openbaar Ministerie wil zelf niet herkenbaar in beeld, maar onze cliënt wordt potentieel wel herkenbaar in beeld gebracht en zijn stem is te horen.
De voorzitter merkt op dat, mocht de visualisatie worden getoond, die niet mag worden opgenomen door de media. Dit is al kortgesloten met de cameramensen.
De voorzitter onderbreekt de zitting voor beraad.
Na beraad deelt de voorzitter de beslissing van de rechtbank mede:
De rechtbank vindt dat het Openbaar Ministerie niet de koninklijke weg heeft bewandeld door de wijze waarop zij het tonen van (film)beelden hebben aangekondigd. De verdediging was van dit voornemen, voordat de rechtbank de verdediging inlichtte, niet op de hoogte.
De rechtbank is van oordeel dat alles wat in een visualisatie mag worden getoond in principe onderdeel moet uitmaken van het procesdossier. Het bronmateriaal van de visualisatie zal dus op voorhand met de procespartijen moeten zijn gedeeld. De visualisatie zelf daarentegen hoeft niet van te voren worden gedeeld.
Indien het bronmaterieel (nog) geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier, dient vooraf te worden aangekondigd dat (film)beelden zullen worden getoond onder de mededeling dat het bronmateriaal zal worden gevoegd aan het procesdossier en wat de inhoud hiervan is.
De vraag is welke gevolgen deze gang van zaken moet hebben.
De rechtbank toetst hierbij aan twee principiële uitgangspunten, te weten het recht op een
fair trialen
equality of arms.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie in principe een grote vrijheid heeft om hun standpunt in woord en/of beeld toe te lichten. Dit geldt evenzo voor de verdediging.
Ten aanzien van de
equality of armsgeldt dat de verdediging niet voor verrassingen moet komen te staan. De rechtbank is echter van oordeel dat het verrassingseffect in deze zaak minimaal zal zijn. Immers zitten de stills van de (film)beelden in het dossier en zijn ook de uitwerkingen van de gesproken en geschreven teksten én de manier waarop wordt gecommuniceerd reeds opgenomen in processen-verbalen die op dit moment deel uitmaken van het procesdossier. Het verrassingseffect is daarmee minimaal. De rechtbank is daarom van oordeel dat het Openbaar Ministerie de visualisatie mag tonen, waarna de verdediging middels een pauze in de gelegenheid wordt gesteld een reactie op te stellen.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord overeenkomstig de op schrift gestelde toelichting. Deze toelichting is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Vervolgens wordt de visualisatie getoond.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
Wij kunnen niet reageren zonder een afschrift te hebben van de visualisatie en de onderliggende stukken. Wij willen in een pauze bezien hoe wij daar op willen reageren.
Uw rechtbank heeft een beslissing genomen en daar hebben wij begrip voor. Waar wij geen begrip voor hebben is dat wij op een achterstand zijn gezet. Niet alleen vanwege het feit dat (film)beelden zijn getoond, maar ook vanwege het feit dat enkel het Openbaar Ministerie over deze (film)beelden beschikt. De (film)beelden kunnen ook ontlastende informatie bevatten. Het feit dat mijn cliënt die vier namen van medewerkers van de Extra Beveiligde Inrichting niet heeft doorgegeven, zie ik niet terug in de visualisatie. Doordat het Openbaar Ministerie stukken onthoudt, kunnen wij niet adequaat reageren.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Het Openbaar Ministerie heeft een selectie gemaakt van stukken die zij relevant vinden. Uit het bezoek van 8 oktober 2021 komt bijvoorbeeld heel duidelijk naar voren dat door onze cliënt geen namen zijn doorgegeven. Om goed te kunnen reageren, is van belang dat wij over alle onderliggende stukken beschikken in plaats van enkel de stukken die het Openbaar Ministerie relevant lijkt te vinden.
De oudste rechter vraagt of de verdediging “alle onderliggende stukken” nader kan definiëren.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
In ieder geval de onderliggende (film)beelden waar nu fragmenten uit zijn getoond. De bezoeken bestaan namelijk uit een langere periode dan slechts twee minuten.
De officier van justitie [naam officier van jusitie 2] voert het woord:
Wij hebben op dit moment nog niet de definitieve uitwerking beschikbaar. De discrepanties ten opzichte van de eerdere uitwerking moet nog worden bekeken. Het is nog niet mogelijk om een goed eindproduct aan te leveren.
We kunnen de visualisatie vanzelfsprekend verstrekken aan de verdediging. Ik snap dat dat bijdraagt aan hun overleg.
Het was prettiger geweest als verdachte hier vandaag zelf aanwezig was geweest. Hij had dan zijn visie kenbaar kunnen maken.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
Nee, wij moeten over de onderliggende stukken kunnen beschikken voordat een deugdelijk verzoek kan worden gedaan.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Als de discrepanties nog moeten worden uitgewerkt, waarom wordt het dan getoond? Wij willen de discrepanties zelf nagaan en wij kunnen dingen nuanceren. Wij willen kunnen zien of er elementen zijn die ontlastend zijn. Het is heel makkelijk om de voorlopige hechtenis te verlengen op basis van de selectie van de (film)beelden die het Openbaar Ministerie heeft gemaakt.
De voorzitter vraagt of de opmerkingen van de raadslieden moeten worden beschouwd als een aanhoudingsverzoek.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Dat moeten we overleggen met elkaar en met onze cliënt.
De voorzitter onderbreekt de zitting om de raadslieden in de gelegenheid te stellen te overleggen.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
We hebben onze cliënt helaas niet kunnen bereiken. Wij hebben van het Openbaar Ministerie de visualisatie ontvangen, maar de onderliggende stukken niet. Wij willen voorkomen dat de verdediging druppelsgewijs de stukken krijgt aangeleverd. Wij verzoeken uw rechtbank daarom de zaak aan te houden, maar wij willen voorkomen dat dit lang gaat duren.
De voorzitter merkt op dat de officieren van justitie zich op het standpunt hebben gesteld dat de definitieve uitwerking van de onderliggende stukken nu nog niet beschikbaar is. De voorzitter vraagt in dat kader of de interpretatie van de onderliggende stukken ook kan plaatsvinden na het verstrekken van het onderliggende bronmateriaal aan de verdediging en de rechtbank.
De officier van justitie [naam officier van jusitie 2] voert het woord:
De interpretatie kan vanzelfsprekend daarna plaatsvinden. Het is alleen ontzettend lastig iets te horen of te lezen. Als dit met meerdere personen wordt uitgewerkt, zie of hoor je de ene keer misschien wat meer dan de andere keer. Uiteindelijk komt daar het eindproduct uit. Het moet nog een keer goed uitgewerkt worden.
De voorzitter merkt op dat dat niks af doet aan de (film)beelden en de geluidsfragmenten zelf.
De officier van justitie [naam officier van jusitie 2] voert het woord:
Zeker niet, dat blijft hetzelfde. Hoe vaker je luistert, hoe beter het kan worden begrepen. We gaan er daarom nog een keer overheen. Dat is wat we aangaven. Er komt daarom een nieuw proces-verbaal en een eindconclusie.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
De onderliggende stukken zijn sneller te begrijpen met een proces-verbaal ernaast. Dat is erg arbeidsintensief. Het duurt dagen voordat je door het ruwe materiaal bent geakkerd.
De raadsman mr. Bouchikhi voert het woord:
Gelukkig zijn we zes maanden verder en heeft het Openbaar Ministerie genoeg tijd gehad. Ik waardeer het dat de officier van justitie voor ons wil denken, maar wij willen juist het ruwe materiaal. Ik hoor de officieren van justitie niet zeggen waarom de ruwe (film)beelden niet verstrekt kunnen worden. Waar wachten we nog op?
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:;
Ik heb niet gezegd dat we de onderliggende stukken niet willen verstrekken. Ik heb uitgelegd waarom wij op deze manier hebben gewerkt. Ik weet niet hoe snel de onderliggende stukken kunnen worden aangeleverd. Ik zal daar zo over bellen met de politie.
De voorzitter onderbreekt de zitting voor beraad.
Na beraad deelt de voorzitter de beslissing van de rechtbank mede:
Het aanhoudingsverzoek wordt toegewezen. De rechtbank vindt, zoals reeds bij de eerste beslissing is gemotiveerd, dat er twee principiële kwesties aan de orde zijn, te weten het recht op een
fair trialen
equality of arms.
De rechtbank heeft toegestaan dat het Openbaar Ministerie de visualisatie, met daarin (film)beelden, mocht tonen, omdat het verrassingseffect daarvan minimaal zou zijn. De verdediging heeft naar aanleiding daarvan expliciet verzocht om verstrekking van het bronmateriaal.
De rechtbank is, gelet op artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van oordeel dat het bronmateriaal aan de verdediging dient te worden verstrekt. Immers is niet gebleken dat de officieren van justitie belangen noodzakelijk achten waardoor het bronmateriaal (nog) niet kan worden gevoegd ex artikel 149b Sv. Het feit dat het openbaar ministerie een eigen interpretatie van de beelden wil geven is daartoe onvoldoende. De voorzitter geeft de officieren van justitie opdracht het bronmateriaal aan het dossier te voegen en vraagt hoeveel tijd zij hiervoor nodig hebben.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
Ik heb nog geen antwoord van de politie.
De voorzitter merkt op dat ook nog een beslissing moet worden genomen over de voorlopige hechtenis van verdachte voor de periode van ongeveer een week tot aan de volgende pro forma. De voorzitter merkt op dat de raadslieden zich op het standpunt hebben gesteld dat zij zonder de onderliggende stukken geen deugdelijk verweer kunnen voeren en vraagt of de raadslieden toch verzoeken willen doen in het kader van de voorlopige hechtenis.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
Dat is een moeilijke afweging. Aan de ene kant is het niet mogelijk, maar aan de andere kant ook weer wel. Ik verzoek uw rechtbank onze cliënt te schorsen tot en met de volgende pro forma zitting. Dan kan de voorlopige hechtenis vanaf dat moment eventueel weer herleven. Pas op de volgende pro forma zitting kan een stevig en gedegen standpunt worden ingenomen.
De officier van justitie[naam officier van jusitie 2] voert het woord:
Er kan geen sprake zijn van een schorsing van een week. Ik heb geen persoonlijke omstandigheden van verdachte gehoord. Op de eerste pro forma zitting is helder aangegeven wat de ernstige bezwaren zijn en welke gronden aan de orde zijn. Verdachte kan worden beïnvloed door anderen en de ernst van de zaak maken dat een schorsing niet aan de orde is.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
De huidige situatie is niet gecreëerd door de verdediging. Het is gecreëerd door het feit dat het Openbaar Ministerie in strijd met artikel 33 Sv de onderliggende stukken niet heeft verstrekt. Onze cliënt moet in het kader van de
equality of armsde gelegenheid krijgen zich te kunnen verweren. Het lijkt maar een week te zijn, maar ook die week is van belang.
Ik hoorde de officier van justitie zeggen dat onze cliënt zou kunnen worden beïnvloed bij een schorsing. Op welke wijze dan? Hij is geen advocaat meer. Hij kan geen gebruik meer maken van de privileges die voor hem golden. Er zijn modaliteiten mogelijk om de risico’s in te perken. Onze cliënt heeft deze week voor het eerst zijn kind, die na zijn aanhouding is geboren, mogen aanraken. Er is geen enkele reden, gelet op de onschuldpresumptie, om onze cliënt niet te schorsen.
De officier van justitie [naam officier van jusitie 2] voert het woord:
Ik wil u er nog op wijzen dat verdachte tot op heden geen enkele verklaring heeft afgelegd. De ernstige bezwaren zijn aanwezig en de feiten zijn zeer ernstig. Hij kan niet worden geschorst. Er is geen enkel zicht op de situatie die zich dan zou kunnen voordoen. [medeverdachte] zal wat lastiger in staat zijn om verdachte te beïnvloeden, maar andere personen kunnen dat ook doen. Het is vanzelfsprekend bijzonder vervelend dat je je kind zes maanden lang niet kan aanraken, maar daar tegenover staat de ernst van deze zaak.
De raadslieden worden in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren namens hun cliënt.
De raadsman mr. Raza voert het woord:
U kunt een contactverbod opleggen met alle andere personen uit het dossier.
De voorzitter onderbreekt de zitting voor beraad.
De officier van justitie [naam officier van justitie 1] voert het woord:
De onderliggende stukken zijn morgenmiddag beschikbaar.
Na beraad deelt de voorzitter de beslissing van de rechtbank mede:
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, nu ook nog bestaan. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij boodschappen heeft doorgegeven en dat hij dit niet uit vrije wil heeft gedaan. Een meer inhoudelijke beoordeling zal op korte termijn plaatsvinden. De voorlopige hechtenis zal daarom voortduren tot aan de volgende pro forma zitting.
De rechtbank wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Een schorsing verhoudt zich slecht tot een geschokte rechtsorde. De rechtbank ziet wel de persoonlijke belangen van verdachte, maar die zijn niet zo zwaarwegend dat de voorlopige hechtenis ondanks de geschokte rechtsorde zou moeten worden geschorst.
Het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van
25 april 2022 om 09:00 uur. [1]
De voorzitter zegt de raadslieden aan tegen voornoemd tijdstip wederom ter terechtzitting te verschijnen.
De voorzitter bepaalt dat voor de behandeling van de zaak op de volgende terechtzitting ten minste
een dagdeeldient te worden gereserveerd.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Ter terechtzitting werd bepaald dat het onderzoek zou worden geschorst tot de terechtzitting van 22 april 2022 om 13:30 uur. Dit bleek echter niet mogelijk te zijn, waardoor later met de officieren van justitie en de raadslieden de pro forma zitting op 25 april 2022 om 09:00 uur is vastgesteld.