ECLI:NL:RBAMS:2022:2274

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
13/751057-22, RK 22/232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Bydgoszcz, Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie op 14 januari 2022, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon die in Polen is veroordeeld tot vrijheidsstraffen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 9 maart 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, en een tolk.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de aanvullende informatie beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor diefstal met geweld, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en eenvoudige belediging van een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure en dat hij een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toe te staan, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751057-22
RK nummer: 22/232
Datum uitspraak: 23 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 september 2021 door de
Regional Court in Bydgoszcz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB en de aanvullende informatie van 8 februari 2022 wordt melding gemaakt van:
- een
judgment of the Local Court in Bydgoszczvan 25 juli 2018 (referentie IV K 817/17), bevestigd in hoger beroep op 17 januari 2019 door de
Regional Court in Bydgoszcz; en
- een
judgment of the Local Court in Bydgoszczvan 12 maart 2019 (XI K 379/18), bevestigd in hoger beroep op 12 september 2019 door de
Regional Court IV Penal Appeal Division.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen, van respectievelijk 3 jaren (IV K 817/17), waarvan nog 2 jaren, 4 maanden en 27 dagen resteren, en 6 maanden (XI K 379/18), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis van de
Local Court in Bydgoszcz(IV K 817/17) heeft geleid, maar daarin staat niets vermeld over zijn aanwezigheid bij het proces in hoger beroep dat tot het arrest van de
Regional Court in Bydgoszczheeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 8 februari 2022 blijkt echter dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor de terechtzitting in hoger beroep en dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren tijdens dit proces en dat die advocaat ook zijn verdediging heeft gevoerd. Dat betekent dat – ongeacht of de opgeëiste persoon aanwezig was op de terechtzitting in hoger beroep – de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, nu sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW.
Ten aanzien van het vonnis van de
Local Court in Bydgoszcz(XI K 379/18) en het daaropvolgende arrest van de
Regional Court IV Penal Appeal Divisionstelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedures die tot deze beslissingen hebben geleid. In het EAB onder d) staat echter vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure, dat hij een advocaat heeft gemachtigd en dat deze advocaat zijn verdediging heeft gevoerd, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 267, 285 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Bydgoszcz(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.