ECLI:NL:RBAMS:2022:262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
13/184593-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor verkeersdelicten onder invloed van alcohol

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die op 13 februari 2020 in Amsterdam ernstige verkeersdelicten heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot 100 uur taakstraf en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een verkeersongeval waarbij de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Tijdens de zitting op 11 januari 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op een busbaan heeft gereden, door rood licht is gereden en geen voorrang heeft verleend aan een andere bestuurder, wat leidde tot een aanrijding. Na de aanrijding heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft aangegeven dat hij zich niets kan herinneren van de gebeurtenissen, maar de rechtbank concludeerde dat hij opzettelijk de verkeersregels heeft geschonden, wat levensgevaar voor anderen heeft opgeleverd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/184593-20
Datum uitspraak: 25 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 13 februari 2020 te Amsterdam:
als bestuurder van een motorrijtuig (auto) zich zodanig heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, subsidiair zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt;
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken is geweest bij een verkeersongeval op de Nieuwe Leeuwarderweg en de plaats van het ongeval heeft verlaten;
als bestuurder van een motorrijtuig dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed was van alcohol.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle (primair) ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Verdachte heeft over een busbaan gereden, is door rood licht gereden, heeft geen voorrang verleend en is toen op de kruising Nieuwe Leeuwarderweg met de toerit snelweg A10 tegen de auto van [naam 1] aangebotst. Vervolgens heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder gegevens achter te laten en is hij met een beschadigde auto de toerit naar de A10 opgereden, waar hij tegen de vangrail aan is gereden. Hij heeft vervolgens een geruime tijd op de vluchtstrook gereden en is midden op de snelweg vanuit een bepaalde snelheid ineens tot stilstand gekomen, waardoor bestuurder [naam 2] , die achter hem reed, met hoge snelheid tegen de auto van verdachte is aangebotst. Dit alles terwijl verdachte onder invloed was van alcohol. Verdachte heeft opzettelijk meerdere verkeersregels in ernstige mate geschonden, waardoor bij beide aanrijdingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en heeft zich ten aanzien van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van wat er gebeurd is. Hij weet nog dat hij die middag omstreeks 15:00 uur van zijn werk naar huis is vertrokken en het eerstvolgende wat hij zich kan herinneren, is dat hij in het ziekenhuis wakker werd. Hij heeft geprobeerd te achterhalen wat er is gebeurd in de tussentijd, maar hij is niet meer te weten gekomen dan dat hij omstreeks 20:00 uur bij de studio voor zijn radioprogramma is aangekomen, dat hij toen onder invloed van alcohol was en dat hij waarschijnlijk rondom 21:00 uur daar weer – met de auto – is vertrokken.
Ten aanzien van het ongeval op de A10 heeft de raadsman van verdachte naar voren gebracht dat op basis van de verkeersongevallenanalyse niet kan worden vastgesteld wat de snelheid van de auto van verdachte was. Niet kan worden bewezen dat verdachte onverwachts hard heeft geremd of dat de auto door hem abrupt tot stilstand is gebracht. Ook kan niet kan worden uitgesloten dat er een andere omstandigheid is geweest die buiten verdachte ligt, zoals het oververhit raken en vastlopen van de motor, die debet is geweest aan de botsing met de auto van de heer [naam 2] . Deze gedraging kan daarom niet worden bewezen.
De gedragingen die wel kunnen worden bewezen, zijn tezamen en afzonderlijk onvoldoende om tot een bewezenverklaring van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) te komen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte over een busbaan heeft gereden, door rood licht is gereden en op de kruising Nieuwe Leeuwarderweg met de toerit snelweg A10 tegen de auto van [naam 1] is gebotst, maar niet kan worden aangenomen dat hierdoor daadwerkelijk sprake was van een concreet levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, ook niet als dat onder invloed van alcohol is gebeurd. Op basis van het dossier kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte met hoge snelheid heeft gereden en ook waren er geen ‘zwakkere’ verkeersdeelnemers aanwezig. Ook blijkt een dergelijk gevaar niet uit de ontstane schade. Het botsen tegen de vangrail en het rijden op de vluchtstrook – waarvan niet kan worden bewezen dat dit een ‘geruime tijd’ is geweest – kunnen op zichzelf een dergelijk gevaar ook niet in het leven roepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vindt de rechtbank bewezen dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden. Meerdere verbalisanten die hulp hebben verleend bij het ongeval op de A10 hebben een sterke alcohollucht waargenomen bij verdachte en uit het bloedonderzoek is gebleken dat het op 14 februari 2020 afgenomen bloedmonster 1,83 milligram bloed bevatte. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de door de verdediging ingebrachte stukken van het VU Medisch Centrum blijkt dat het bloed van verdachte enige uren eerder op 13 februari 2020 een alcoholgehalte van 2,61 milligram bevatte.
Ook vindt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte, nadat hij tegen de auto van [naam 1] is gebotst en redelijkerwijs moest vermoeden dat daarbij schade was ontstaan, is doorgereden zonder zijn gegevens achter te laten. [naam 1] heeft aangegeven dat door de klap de airbags aan de zijkant van de auto zijn uitgegaan en zijn auto een halve slag is gedraaid. De auto was total-loss. De klap moet, gelet op deze omstandigheden, zodanig zijn geweest dat verdachte dit gemerkt moet hebben en hierdoor redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat er schade was ontstaan.
Feit 1
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 5a WVW dient de rechtbank te beoordelen of verdachte de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of dat hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Schending verkeersregels
De rechtbank overweegt dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte op een busbaan heeft gereden, door rood licht is gereden, geen voorrang heeft verleend aan [naam 1] en toen tegen hem aan is gebotst. Vervolgens is hij met een beschadigde auto de toerit van de A10 opgereden, waar hij tegen de vangrail aan is gereden. Vervolgens heeft hij op de vluchtstrook gereden en korte tijd daarna heeft het ongeval op de A10 plaatsgevonden, waarbij verdachte van achter is aangereden door [naam 2] .
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de botsing met [naam 2] was dat verdachte onverwachts hard of abrupt heeft geremd. Dit volgt uit de verklaring van [naam 2] die zegt dat de auto voor hem (de auto van verdachte) opeens heel hard begon te remmen, uit de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat het voorste voortuig onverwacht remde en de verklaring van getuige [getuige 2] die heeft verklaard hij de auto van verdachte heeft zien remmen. Dit wordt verder ondersteund door de verkeersongevallenanalyse, waaruit volgt dat uit onderzoek is gebleken dat er sprake was van een groot snelheidsverschil tussen beide voertuigen, dat [naam 2] met zijn auto een snelheid heeft gereden die was gelegen tussen 102 en 105 kilometer per uur en dat verdachte met zijn auto een lage snelheid had gereden dan wel stil had gestaan. Daarnaast volgt dit ook uit de impact van het ongeval en het schadebeeld. Uit het forensisch voertuigonderzoek naar de auto van verdachte bleek ten slotte dat de motor van deze auto niet was vastgelopen.
In ernstige mate
De rechtbank concludeert dat verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden. Gelet op het samenstel van gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen verdachte – terwijl hij onder invloed was van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol – eerst een aanrijding heeft veroorzaakt, waarna hij is doorgereden, tegen een vangrail is aangereden en vervolgens op de snelweg een verkeersongeval heeft veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Opzet
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte zich weliswaar niets kan herinneren, maar dat vaststaat dat hij is gaan rijden onder invloed van alcohol, waardoor zijn rijvaardigheid negatief werd beïnvloed. Door in die staat te gaan rijden heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij meerdere verkeersregels in ernstige mate zou schenden.
Gevaar
Gelet op de duur, de plaats, de aard en het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij hij onder invloed van alcohol twee verkeersongevallen heeft veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich daarmee zodanig heeft gedragen dat hiervan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere te duchten was. Naar algemene ervaringsregels kan het door rood licht rijden en tegen een tegenligger aan botsen dergelijk gevaar in het leven roepen. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat er slechts gemotoriseerd verkeer op de kruising aanwezig was, doet naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze af aan het gevaarzettende rijgedrag van verdachte. Het was immers niet zo dat er in het geheel geen verkeer was. Door onverwachts hard te remmen midden op de snelweg wordt eveneens dit gevaar in het leven geroepen. Dit blijkt temeer nu de aanrijding ook daadwerkelijk ernstig letsel heeft veroorzaakt bij verdachte zelf. Dat een ander geen ernstig letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid die op geen enkele wijze te danken is aan verdachte.
Nu aan alle delictsbestanddelen van artikel 5a WVW is voldaan, zal het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 13 februari 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Nieuwe Leeuwarderweg en de A10 Noord, opzettelijk zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden,
- door op een busbaan te rijden en door rood licht te rijden en
- door geen voorrang te verlenen aan een afslaande tegenligger ( [naam 1] ) en tegen die [naam 1] aan te botsen en
- door met een beschadigde auto zijn, verdachtes weg te vervolgen en op de toerit naar de snelweg (A10) tegen de vangrail te rijden en
- door vervolgens op de vluchtstrook te rijden waar dit niet is toegestaan en
- door midden op de snelweg (A10) onverwachts hard en/of abrupt te remmen waardoor verdachte zelf is aangereden en zich achter hem, verdachte, bevindende bestuurders hard moesten remmen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de Nieuwe Leeuwarderweg, op 13 februari 2020 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [naam 1] , schade was toegebracht;
3.
op 13 februari 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (auto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,83 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.
9.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte door toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Verdachte heeft grote gevolgen ondervonden van de door hem begane feiten. Allereerst heeft het ongeval grote fysieke en mentale gevolgen gehad voor verdachte. Als gevolg van het opgelopen letsel heeft hij veel therapieën en behandelingen moeten ondergaan. Daarnaast heeft verdachte al enkele maanden geen beschikking gehad over zijn rijbewijs, doordat hij eerst zijn rijvaardigheid moest aantonen en een verplichte cursus moest volgen, waar hoge kosten mee gepaard gingen. Ook zal de verzekeringsmaatschappij een aanzienlijk bedrag verhalen bij verdachte, waarvoor hij ook hard zal moeten werken en sparen. Ook is verzocht rekening te houden met de aard en het karakter van verdachte; hij is een open boek geweest. Daarbij dateren de feiten van alweer bijna twee jaar geleden en verdachte heeft veel stress ervaren van de wetenschap dat er nog een rechtszaak zou volgen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft twee verkeersongevallen veroorzaakt terwijl hij reed onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Verdachte is eerst over een busbaan gereden, door rood licht gereden en is op de kruising tegen de auto van [naam 1] gebotst, waardoor schade is ontstaan. Vervolgens heeft verdachte, zonder zijn gegevens achter te laten en zich om het slachtoffer te bekommeren, de plaats van het ongeval verlaten. Hij is de toerit van de A10 opgereden en is daar tegen de vangrail aangereden. Desalniettemin heeft verdachte zijn weg vervolgd, heeft hij over de vluchtstrook gereden en heeft even later midden op de snelweg onverwachts hard geremd, waardoor de zich achter hem bevindende bestuurder [naam 2] met zijn auto tegen die van verdachte is gebotst. Door zijn rijgedrag heeft verdachte onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Dat slechts verdachte zelf en geen anderen ernstig letsel hebben opgelopen, of dat het ongeval geen fatale gevolgen heeft gehad, is een gelukkige omstandigheid die niet te danken is aan het gedrag van verdachte.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen door rechtbanken en gerechtshoven worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens verkeersdelicten, dat hij zelf de nodige fysieke en mentale gevolgen heeft ondervonden en het gegeven dat de feiten dateren van bijna twee jaar geleden.
Alles overwegende vindt de rechtbank de vordering van de officier van justitie passend en geboden en zal aldus beslissen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair en feit 3: eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
en
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maandenvan deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2022.