ECLI:NL:RBAMS:2022:3173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AMS 21/ 5567
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering en vaststelling hoogte uitkering na WIA-aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig wasser, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) uitkering. Eiser had zich op 15 augustus 2018 ziekgemeld en na een eerdere afwijzing van zijn WIA-aanvraag, heeft hij op 2 november 2020 opnieuw een aanvraag ingediend. Het UWV heeft op 21 december 2020 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, maar heeft later, na bezwaar van eiser, op 10 november 2021 het bezwaar gegrond verklaard en de IVA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 12 augustus 2020 toegekend.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat hij van mening was dat de uitkering te vroeg was toegekend en de hoogte van de uitkering niet correct was vastgesteld. Tijdens de zitting op 21 maart 2022 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV de ingangsdatum van de IVA-uitkering correct heeft vastgesteld op basis van de WIA-aanvraag van eiser en dat de hoogte van de uitkering is berekend op basis van gegevens uit de polisadministratie. De rechtbank concludeert dat het UWV de IVA-uitkering terecht per 12 augustus 2020 heeft toegekend en dat de hoogte van de uitkering correct is vastgesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: R. Hopster).

Procesverloop

Met een besluit van 21 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser laten weten zijn WIA-aanvraag [1] niet in behandeling te nemen.
Met een besluit van 10 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiser vanaf 12 augustus 2020 recht heeft op een IVA-uitkering [2] .
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2022. Eiser was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser heeft gewerkt als wasser in een wasserette voor 65 uur per week. Hij heeft zich op 15 augustus 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsproblemen. Eiser heeft in eerste instantie op 30 november 2018 een WIA-aanvraag ingediend, die door verweerder met een besluit van 7 december 2018 is afgewezen omdat eiser zich bij de werkgever niet had ziekgemeld en aan eiser dan ook geen uitkering op grond van de Ziektewet was toegekend. Het bezwaar van eiser tegen die weigering is door verweerder ongegrond verklaard. Op
2 november 2020 heeft eiser opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiser laten weten zijn WIA-aanvraag niet in behandeling te nemen. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 9 februari 2021 verzocht om alsnog een beoordeling uit te voeren, omdat is gebleken dat eiser toch een wachttijd van 104 weken heeft volgemaakt.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Aan eiser is een IVA-uitkering toegekend per 12 augustus 2020 (datum in geding). Hieraan heeft verweerder het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 november 2021 en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 november 2021 ten grondslag gelegd. Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende passende voorbeeldfuncties kunnen vinden en daarom wordt eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht.
Standpunt van eiser
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn IVA-uitkering tegen een te vroege datum is toegekend. Verder vindt eiser de hoogte van de uitkering te laag. Volgens eiser dient het maatmaninkomen minimaal het minimumloon te bedragen.
Het oordeel van de rechtbank
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de IVA-uitkering terecht per
12 augustus 2020 is toegekend en of de hoogte van de IVA-uitkering correct is vastgesteld.
IVA-uitkering per juiste datum toegekend?
5. Verweerder heeft ter zitting toegelicht hoe de ingangsdatum van de IVA-uitkering van eiser op 12 augustus 2020 is vastgesteld. Verweerder heeft hiervoor de WIA-aanvraag van eiser van 2 november 2020 gebruikt. Eiser heeft in zijn aanvraag zelf aangegeven per
15 augustus 2020 ziek te zijn. Hierna is de wachttijd doorlopen en vervolgens is aan eiser een IVA-uitkering toegekend per 12 augustus 2020. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de IVA-uitkering terecht per 12 augustus 2020 heeft toegekend.
Hoogte IVA-uitkering correct vastgesteld?
6. Zoals verweerder ter zitting nader heeft gemotiveerd zijn de gegevens uit de polis-administratie van eiser als uitgangspunt genomen bij de berekening van de hoogte van de IVA-uitkering. Verweerder heeft verder ten overvloede verklaard dat uit eigen beweging aan eiser een toeslag is toegekend, omdat de toegekende IVA-uitkering van eiser onder het sociaal minimum lag. De toegekende toeslag is niet hoog genoeg om op het sociaal minimum dat voor eiser geldt uit te komen. Verweerder wijst op de mogelijkheid voor eiser om een aanvullende bijstandsuitkering of IOWA-uitkering [3] aan te vragen bij de gemeente. Niet duidelijk is of eiser van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt of dan wel maakt. Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de hoogte van de IVA-uitkering van eiser correct heeft vastgesteld.
Conclusie
7. Verweerder heeft de IVA-uitkering terecht per 12 augustus 2020 toegekend. Ook de hoogte van de IVA-uitkering is door verweerder juist vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
2.Uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA).
3.Uitkering op grond van de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOWA). Een IOAW-uitkering is een speciale bijstandsuitkering voor 50-plussers.